Samenvatting Arbeidsprocesrecht
Prof. mr. G.C. Boot – Arbeidsprocesrecht (Deventer: Wolters Kluwer 2019)
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Toegang tot het recht
1.1 Recht op eerlijke procedure
1.2 Belemmeringen?
1.3 Vormen van rechtshulp
1.4 Kosten juridische procedures
1.5 Arbitrage en de toegang tot het recht
1.6 Geschillenregeling bij cao
Hoofdstuk 2: Procederen in arbeidsrecht – algemeen
2.1 Welke procedures en bij wie?
2.2 Procedures bij de kantonrechter: verzoek, dagvaarding en spoed
2.3 In plaats van een gerechtelijke procedure
Hoofdstuk 3: De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
3.0.24 Inleiding
3.1 De wederpartij?
3.2 Welke rechter?
3.3 De dagvaarding
3.4 Verloop dagvaardingsprocedure
3.5 Vordering en vonnis
3.6 In plaats van procederen tegen de werkgever: beroep op het UWV
3.7 Uitgangspunten van de procedure
3.8 Bijzonderheden binnen de dagvaardingsprocedure
3.9 Voorlopige voorzieningen en kort geding
Hoofdstuk 4: Verzoekschriftprocedure in eerste aanleg
4.1 Algemeen
4.2 Procesreglementen
Hoofdstuk 5: Internationale kwesties
5.1 Algemeen
5.2 Bevoegde rechter
5.3 Toepasselijk recht
5.4 Zekerheidsstelling
5.5 Erkenning van uitspraken
Hoofdstuk 6: Specifiek arbeidsprocesrecht
6.1 Algemeen
6.2 Deskundigenbericht
6.3 Ontslagrecht – algemeen
6.4 Artikel 7:686a BW
1
,Hoofdstuk 7: Ontslagprocedures bij UWV
7.1 Algemeen
7.2 Procedure bij UWV
7.3 Ontslagcriteria
7.4 Ziekte en UWV
7.5 Fouten van het UWV
Hoofdstuk 8: Bijzondere procedures
8.1 Art. 96 Rv – de vrijwillige verschijning voor de kantonrechter
8.2 Collectieve actie
Hoofdstuk 9: Hoger beroep
9.1 Hoger beroep – algemeen
9.2 Art. 7:683 BW: materiële bepalingen
9.3 Hoger beroep in rekestzaken – wettelijk kader
9.4 Hogerberoepstermijnen
9.5 Schorsende werking
9.6 De hogerberoepprocedure
9.7 Grievenstelsel in hoger beroep
Hoofdstuk 10: Arbeidsrecht en bewijsrecht
10.1 Inleiding
10.2 Stelplicht en bewijslast
10.3 Informatieplicht
10.4 Onrechtmatig verkregen bewijs
10.5 Wwz en de toepasselijkheid van het bewijsrecht in verzoekschriftprocedures
10.6 Art. 7:610, 610a en 610b BW
10.7 Loon: art. 7:616-7:633 BW
10.8 Bewijsrecht en ziekte
10.9 Bewijsrecht en vakantie
10.10 Bewijsrecht en gelijke behandeling
10.11 Bewijsrecht en proeftijd
10.12 Bewijsrecht en concurrentiebeding
10.13 Bewijsrecht en informatieplicht werkgever
10.14 Bewijsrecht en arbeidsongevallen
10.15 Bewijsrecht en aansprakelijkheid werknemer ex art. 7:661 BW
10.16 Bewijsrecht en overgang onderneming
10.17 Het (nieuwe) ontslagrecht en het bewijsrecht
Hoofdstuk 11: Wet op de ondernemingsraden (WOR)
11.1 WOR – inleiding
11.2 Artikel 26 WOR: beroepsrecht OR
11.3 Voorzieningen
11.4 Bijzondere processuele leerstukken
11.5 Art. 36 WOR: de algemene geschillenregeling op grond van de WOR
Hoofdstuk 12: Digitalisering en procesvernieuwing
12.1 Digitalisering van de rechtspraak
12.2 Procesvernieuwing
2
,Hoofdstuk 1: Toegang tot het recht
1.1 Recht op eerlijke procedure
Uitgangspunt in het Arbeidsprocesrecht is de toegang tot de overheidsrechter. Art. 17 Grondwet
bepaalt: “Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem
toekent.” ‘Niet tegen je wil’: je kunt vrijwillig overeenkomen om in plaats van naar de rechter,
naar een arbiter te gaan. Dat is geldig, ook in het arbeidsrecht.
Art. 6 EVRM formuleert het recht op een eerlijke procedure veel ruimer. Onze Grondwet heeft
niet een met art. 6 EVRM vergelijkbare bepaling. Wel kent het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering bepalingen over de openbare zitting (art. 27 Rv) en de openbare uitspraak (art.
28 Rv). In de jurisprudentie over art. 6 EVRM komt ook aan de orde dat de toegang tot de
rechter ‘effectief’ moet zijn. Er mogen geen zodanige belemmeringen bestaan dat de effectieve
toegang tot de rechter ontbreekt. Dergelijke belemmeringen zouden kunnen bestaan uit (hoge)
griffierechten of de (grote fysieke) afstand tot de rechter (en de plaats waar de zitting wordt
gehouden). Er is een grondwetwijziging in de maak om een grondwettelijk recht op een eerlijke
procedure vast te leggen.
Het oplossen van geschillen buiten de overheidsrechter om wordt ook op een andere manier
bevorderd. De Gedragsregels advocatuur 2018 schrijven voor (regel 5): “De advocaat dient
voor ogen te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een
proces.” Hoewel een advocaat daar waar mogelijk en in het belang van zijn cliënt om een
geschil door middel van een schikking op te lossen in het oog moet houden, behelst regel 5
geen absolute verplichting daartoe; het gaat erom dat een advocaat zich voldoende inzet om
tussen partijen tot een oplossing te komen.
1.2 Belemmeringen?
Het recht op een eerlijke procedure betekent niet dat er geen enkele belemmering mag worden
opgeworpen om te gaan procederen. Het heffen van griffierechten is toegestaan, tenzij de
hoogte daarvan zodanig is dat dat een ‘wezenlijke belemmering’ vormt van de toegang tot de
rechter.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft ook beslist dat de toegang
gefaciliteerd dient te worden door middel van een systeem van gefinancierde rechtsbijstand, zij
het dat dit systeem niet onbeperkt hoeft te zijn (Airey).
1.3 Vormen van rechtshulp
1.3.4 Gefinancierde rechtshulp
Nederland kent een systeem van gefinancierde rechtshulp. Indien men een inkomen heeft onder
bepaalde grenzen en een vermogen onder bepaalde grenzen, bestaat recht op gefinancierde
rechtshulp, wat betekent dat door de rechtszoekende een eigen bijdrage aan de
advocaat/rechtshulpverlener moet worden betaald, maar de verdere kosten van die
advocaat/rechtshulpverlener door de overheid worden voldaan. Indien aan die inkomens- en
vermogensgrenzen wordt voldaan, gelden ook lagere griffierechten.
Wanneer betrokkene de procedure verliest wordt geen rekening gehouden met zijn inkomens-
en vermogenspositie en wordt hij op de gebruikelijke wijze in de proceskosten van de
wederpartij veroordeeld. Dat kan dus een groot risico vormen. Om voor gefinancierde
rechtshulp in aanmerking te komen gelden inkomens- en vermogensgrenzen.
3
, 1.3.5 Rechtsbijstand via de vakbond
Lidmaatschap van een vakbond zoals de FNV geeft recht op rechtshulp op bepaalde gebieden
(arbeidsrecht, socialezekerheidsrecht en andere conflicten verband houdend met arbeid, allen
als werknemer). Men behoeft nog geen lid te zijn om hiervoor in aanmerking te komen, maar
moet, indien men nog geen lid was, wel twee jaar lid blijven (en het lidmaatschapsgeld daarvoor
vooruitbetalen). Als de zaak in behandeling wordt genomen betaalt FNV griffierechten en
kosten van deskundigen, en ook een eventuele proceskostenveroordeling indien de procedure
wordt verloren.
1.3.6 Rechtsbijstandsverzekeringen
Een rechtsbijstandsverzekering met dekking voor arbeidsgeschillen bij een van de grote
rechtsbijstandsverzekeraars kost € 20 per maand. De verzekering dekt bijkomende kosten, zoals
deurwaarderskosten, griffierecht en proceskosten (waartoe ook een proceskostenveroordeling).
Als een geschil onder de dekking van de verzekering valt, bepalen de verzekerde en
rechtsbijstandsverzekeraar of er geprocedeerd gaat worden. Als de verzekeraar van mening is
dat een procedure niet zinvol is, terwijl de verzekerde wél een procedure wil, dan kan de
verzekerde de (wettelijk voorgeschreven) geschillenregeling inroepen. Daarbij geeft een
advocaat die door de verzekerde gekozen wordt een voor de verzekeraar bindend advies over
de vraag of procederen zinvol is.
Alle rechtsbijstandsverzekeringen in Nederland gaan uit van het principe van natura
verzekering. Dat betekent dat uitgangspunt is dat geschillen die onder de dekking van de
verzekering vallen, behandeld worden door juristen in dienst van de verzekeraar. Zodra er
sprake is van een civiele of administratieve procedure, heeft een verzekerde echter het recht om
een andere rechtshulpverlener te kiezen, waarvan de redelijke en noodzakelijk kosten dan
gedragen worden door de rechtsbijstandsverzekeraar.
1.4 Kosten juridische procedures
Indien men niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking komt, en er geen verzekering
bestaat (of wellicht zelfs mogelijk is) zoals via een vakbond of een verzekeraar, dan kan een
juridische procedure heel kostbaar zijn. Er werken advocaten op basis van een uurtarief van
€100 tot €150, maar de meeste advocaten zijn duurder.
Verder moet er aan de griffie van het gerecht waar de procedure speelt griffierecht worden
betaald. Als de vordering € 1.000 bedraagt, is bij de kantonrechter het griffierecht € 231, voor
onvermogenden € 81. Als de zaak niet bij kanton speelt maar bij de afdeling (overig) civiel (en
het dus in de regel gaat om vorderingen met een waarde hoger dan € 25.000), zijn die bedragen
€ 914 respectievelijk € 81. De gedaagde hoeft bij kanton geen griffierecht te betalen, bij civiel
wel.
Als je de procedure verliest en je in de proceskosten wordt veroordeeld, moet je zowel het door
de andere partij betaalde griffierecht aan die partij vergoeden (naast het griffierecht dat je al
zelf hebt betaald, die kosten blijven voor jouw rekening) als ook de kosten voor de gemachtigde
(advocaat of jurist) die de andere partij heeft moeten maken, het zogenaamde ‘salaris
gemachtigde’. Die kosten voor de gemachtigde betreffen een forfaitair bedrag (dat wil zeggen:
een op basis van punten te berekenen bedrag, bijna altijd lager dan de werkelijke kosten) en
hangen af van de hoogte van de vordering, en van het aantal proceshandelingen.
Dat de verliezende partij niet de volledige kosten van de winnende partij behoeft te betalen
werd in de parlementaire geschiedenis aldus geformuleerd: “Dat de verliezende partij in de
4
Prof. mr. G.C. Boot – Arbeidsprocesrecht (Deventer: Wolters Kluwer 2019)
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Toegang tot het recht
1.1 Recht op eerlijke procedure
1.2 Belemmeringen?
1.3 Vormen van rechtshulp
1.4 Kosten juridische procedures
1.5 Arbitrage en de toegang tot het recht
1.6 Geschillenregeling bij cao
Hoofdstuk 2: Procederen in arbeidsrecht – algemeen
2.1 Welke procedures en bij wie?
2.2 Procedures bij de kantonrechter: verzoek, dagvaarding en spoed
2.3 In plaats van een gerechtelijke procedure
Hoofdstuk 3: De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
3.0.24 Inleiding
3.1 De wederpartij?
3.2 Welke rechter?
3.3 De dagvaarding
3.4 Verloop dagvaardingsprocedure
3.5 Vordering en vonnis
3.6 In plaats van procederen tegen de werkgever: beroep op het UWV
3.7 Uitgangspunten van de procedure
3.8 Bijzonderheden binnen de dagvaardingsprocedure
3.9 Voorlopige voorzieningen en kort geding
Hoofdstuk 4: Verzoekschriftprocedure in eerste aanleg
4.1 Algemeen
4.2 Procesreglementen
Hoofdstuk 5: Internationale kwesties
5.1 Algemeen
5.2 Bevoegde rechter
5.3 Toepasselijk recht
5.4 Zekerheidsstelling
5.5 Erkenning van uitspraken
Hoofdstuk 6: Specifiek arbeidsprocesrecht
6.1 Algemeen
6.2 Deskundigenbericht
6.3 Ontslagrecht – algemeen
6.4 Artikel 7:686a BW
1
,Hoofdstuk 7: Ontslagprocedures bij UWV
7.1 Algemeen
7.2 Procedure bij UWV
7.3 Ontslagcriteria
7.4 Ziekte en UWV
7.5 Fouten van het UWV
Hoofdstuk 8: Bijzondere procedures
8.1 Art. 96 Rv – de vrijwillige verschijning voor de kantonrechter
8.2 Collectieve actie
Hoofdstuk 9: Hoger beroep
9.1 Hoger beroep – algemeen
9.2 Art. 7:683 BW: materiële bepalingen
9.3 Hoger beroep in rekestzaken – wettelijk kader
9.4 Hogerberoepstermijnen
9.5 Schorsende werking
9.6 De hogerberoepprocedure
9.7 Grievenstelsel in hoger beroep
Hoofdstuk 10: Arbeidsrecht en bewijsrecht
10.1 Inleiding
10.2 Stelplicht en bewijslast
10.3 Informatieplicht
10.4 Onrechtmatig verkregen bewijs
10.5 Wwz en de toepasselijkheid van het bewijsrecht in verzoekschriftprocedures
10.6 Art. 7:610, 610a en 610b BW
10.7 Loon: art. 7:616-7:633 BW
10.8 Bewijsrecht en ziekte
10.9 Bewijsrecht en vakantie
10.10 Bewijsrecht en gelijke behandeling
10.11 Bewijsrecht en proeftijd
10.12 Bewijsrecht en concurrentiebeding
10.13 Bewijsrecht en informatieplicht werkgever
10.14 Bewijsrecht en arbeidsongevallen
10.15 Bewijsrecht en aansprakelijkheid werknemer ex art. 7:661 BW
10.16 Bewijsrecht en overgang onderneming
10.17 Het (nieuwe) ontslagrecht en het bewijsrecht
Hoofdstuk 11: Wet op de ondernemingsraden (WOR)
11.1 WOR – inleiding
11.2 Artikel 26 WOR: beroepsrecht OR
11.3 Voorzieningen
11.4 Bijzondere processuele leerstukken
11.5 Art. 36 WOR: de algemene geschillenregeling op grond van de WOR
Hoofdstuk 12: Digitalisering en procesvernieuwing
12.1 Digitalisering van de rechtspraak
12.2 Procesvernieuwing
2
,Hoofdstuk 1: Toegang tot het recht
1.1 Recht op eerlijke procedure
Uitgangspunt in het Arbeidsprocesrecht is de toegang tot de overheidsrechter. Art. 17 Grondwet
bepaalt: “Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem
toekent.” ‘Niet tegen je wil’: je kunt vrijwillig overeenkomen om in plaats van naar de rechter,
naar een arbiter te gaan. Dat is geldig, ook in het arbeidsrecht.
Art. 6 EVRM formuleert het recht op een eerlijke procedure veel ruimer. Onze Grondwet heeft
niet een met art. 6 EVRM vergelijkbare bepaling. Wel kent het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering bepalingen over de openbare zitting (art. 27 Rv) en de openbare uitspraak (art.
28 Rv). In de jurisprudentie over art. 6 EVRM komt ook aan de orde dat de toegang tot de
rechter ‘effectief’ moet zijn. Er mogen geen zodanige belemmeringen bestaan dat de effectieve
toegang tot de rechter ontbreekt. Dergelijke belemmeringen zouden kunnen bestaan uit (hoge)
griffierechten of de (grote fysieke) afstand tot de rechter (en de plaats waar de zitting wordt
gehouden). Er is een grondwetwijziging in de maak om een grondwettelijk recht op een eerlijke
procedure vast te leggen.
Het oplossen van geschillen buiten de overheidsrechter om wordt ook op een andere manier
bevorderd. De Gedragsregels advocatuur 2018 schrijven voor (regel 5): “De advocaat dient
voor ogen te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een
proces.” Hoewel een advocaat daar waar mogelijk en in het belang van zijn cliënt om een
geschil door middel van een schikking op te lossen in het oog moet houden, behelst regel 5
geen absolute verplichting daartoe; het gaat erom dat een advocaat zich voldoende inzet om
tussen partijen tot een oplossing te komen.
1.2 Belemmeringen?
Het recht op een eerlijke procedure betekent niet dat er geen enkele belemmering mag worden
opgeworpen om te gaan procederen. Het heffen van griffierechten is toegestaan, tenzij de
hoogte daarvan zodanig is dat dat een ‘wezenlijke belemmering’ vormt van de toegang tot de
rechter.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft ook beslist dat de toegang
gefaciliteerd dient te worden door middel van een systeem van gefinancierde rechtsbijstand, zij
het dat dit systeem niet onbeperkt hoeft te zijn (Airey).
1.3 Vormen van rechtshulp
1.3.4 Gefinancierde rechtshulp
Nederland kent een systeem van gefinancierde rechtshulp. Indien men een inkomen heeft onder
bepaalde grenzen en een vermogen onder bepaalde grenzen, bestaat recht op gefinancierde
rechtshulp, wat betekent dat door de rechtszoekende een eigen bijdrage aan de
advocaat/rechtshulpverlener moet worden betaald, maar de verdere kosten van die
advocaat/rechtshulpverlener door de overheid worden voldaan. Indien aan die inkomens- en
vermogensgrenzen wordt voldaan, gelden ook lagere griffierechten.
Wanneer betrokkene de procedure verliest wordt geen rekening gehouden met zijn inkomens-
en vermogenspositie en wordt hij op de gebruikelijke wijze in de proceskosten van de
wederpartij veroordeeld. Dat kan dus een groot risico vormen. Om voor gefinancierde
rechtshulp in aanmerking te komen gelden inkomens- en vermogensgrenzen.
3
, 1.3.5 Rechtsbijstand via de vakbond
Lidmaatschap van een vakbond zoals de FNV geeft recht op rechtshulp op bepaalde gebieden
(arbeidsrecht, socialezekerheidsrecht en andere conflicten verband houdend met arbeid, allen
als werknemer). Men behoeft nog geen lid te zijn om hiervoor in aanmerking te komen, maar
moet, indien men nog geen lid was, wel twee jaar lid blijven (en het lidmaatschapsgeld daarvoor
vooruitbetalen). Als de zaak in behandeling wordt genomen betaalt FNV griffierechten en
kosten van deskundigen, en ook een eventuele proceskostenveroordeling indien de procedure
wordt verloren.
1.3.6 Rechtsbijstandsverzekeringen
Een rechtsbijstandsverzekering met dekking voor arbeidsgeschillen bij een van de grote
rechtsbijstandsverzekeraars kost € 20 per maand. De verzekering dekt bijkomende kosten, zoals
deurwaarderskosten, griffierecht en proceskosten (waartoe ook een proceskostenveroordeling).
Als een geschil onder de dekking van de verzekering valt, bepalen de verzekerde en
rechtsbijstandsverzekeraar of er geprocedeerd gaat worden. Als de verzekeraar van mening is
dat een procedure niet zinvol is, terwijl de verzekerde wél een procedure wil, dan kan de
verzekerde de (wettelijk voorgeschreven) geschillenregeling inroepen. Daarbij geeft een
advocaat die door de verzekerde gekozen wordt een voor de verzekeraar bindend advies over
de vraag of procederen zinvol is.
Alle rechtsbijstandsverzekeringen in Nederland gaan uit van het principe van natura
verzekering. Dat betekent dat uitgangspunt is dat geschillen die onder de dekking van de
verzekering vallen, behandeld worden door juristen in dienst van de verzekeraar. Zodra er
sprake is van een civiele of administratieve procedure, heeft een verzekerde echter het recht om
een andere rechtshulpverlener te kiezen, waarvan de redelijke en noodzakelijk kosten dan
gedragen worden door de rechtsbijstandsverzekeraar.
1.4 Kosten juridische procedures
Indien men niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking komt, en er geen verzekering
bestaat (of wellicht zelfs mogelijk is) zoals via een vakbond of een verzekeraar, dan kan een
juridische procedure heel kostbaar zijn. Er werken advocaten op basis van een uurtarief van
€100 tot €150, maar de meeste advocaten zijn duurder.
Verder moet er aan de griffie van het gerecht waar de procedure speelt griffierecht worden
betaald. Als de vordering € 1.000 bedraagt, is bij de kantonrechter het griffierecht € 231, voor
onvermogenden € 81. Als de zaak niet bij kanton speelt maar bij de afdeling (overig) civiel (en
het dus in de regel gaat om vorderingen met een waarde hoger dan € 25.000), zijn die bedragen
€ 914 respectievelijk € 81. De gedaagde hoeft bij kanton geen griffierecht te betalen, bij civiel
wel.
Als je de procedure verliest en je in de proceskosten wordt veroordeeld, moet je zowel het door
de andere partij betaalde griffierecht aan die partij vergoeden (naast het griffierecht dat je al
zelf hebt betaald, die kosten blijven voor jouw rekening) als ook de kosten voor de gemachtigde
(advocaat of jurist) die de andere partij heeft moeten maken, het zogenaamde ‘salaris
gemachtigde’. Die kosten voor de gemachtigde betreffen een forfaitair bedrag (dat wil zeggen:
een op basis van punten te berekenen bedrag, bijna altijd lager dan de werkelijke kosten) en
hangen af van de hoogte van de vordering, en van het aantal proceshandelingen.
Dat de verliezende partij niet de volledige kosten van de winnende partij behoeft te betalen
werd in de parlementaire geschiedenis aldus geformuleerd: “Dat de verliezende partij in de
4