Hoofdstuk 11.3, Zwangerschap
Hoe veranderen moeder en kind?
Na de innesteling ontstaan in de eerste twaalf weken alle organen. Dit is de embryonale fase.
Hierna hoeft het kindje alleen nog maar te groeien. Vanaf nu noem je het een foetus.
Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
Het kindje zit veilig in een “zak”. De zak bestaat uit vruchtvliezen waarin
vruchtwater zit. Op de plaats waar de bevruchte eicel is ingenesteld groeit
de placenta.
De foetus is via de navelstreng met de placenta verbonden. Door de
placenta kunnen sto en worden uitgewisseld met de moeder en het kindje.
Door de navelstreng loopt de navelstrengader die zuurstof en
voedingsto en van de moeder naar het embryo brengt. En er lopen twee
navelstrengslagaders die afvalsto en van het kindje naar de moeder
brengen.
Als het embryo tijdens de zwangerschap sterft, heeft de vrouw een
miskraam.
Hoe stroomt het bloed in het kindje?
Het bloed komt vanaf de placenta en gaat via de navelstrengader richting de lever. Via de
ductus venosus komt het in de onderste holle ader en stroomt het door de rechterboezem het
hart binnen. Een deel van het bloed gaat door het ovale venster naar de linkerboezem. Vanaf hier
stroomt het de aorta en de longslagaders in. Hiertussen zit een verbinding: de ductus Botalli. Zo
gaat een beetje bloed naar de longen maar het grootste deel naar de aorta. Vanaf de aorta
stroomt het via de navelstrengslagaders terug naar de placenta.
Als het kindje geboren wordt veranderen er een paar dingen in de bloedsomloop:
1. De ductus venosus sluit en verschrompelt.
2. Het ovale venster sluit.
3. De ductus Botalli sluit en verschrompelt.
4. De navelstrengader en de navelstrengslagaders verschrompelen.
ff ff ff
Hoe veranderen moeder en kind?
Na de innesteling ontstaan in de eerste twaalf weken alle organen. Dit is de embryonale fase.
Hierna hoeft het kindje alleen nog maar te groeien. Vanaf nu noem je het een foetus.
Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
Het kindje zit veilig in een “zak”. De zak bestaat uit vruchtvliezen waarin
vruchtwater zit. Op de plaats waar de bevruchte eicel is ingenesteld groeit
de placenta.
De foetus is via de navelstreng met de placenta verbonden. Door de
placenta kunnen sto en worden uitgewisseld met de moeder en het kindje.
Door de navelstreng loopt de navelstrengader die zuurstof en
voedingsto en van de moeder naar het embryo brengt. En er lopen twee
navelstrengslagaders die afvalsto en van het kindje naar de moeder
brengen.
Als het embryo tijdens de zwangerschap sterft, heeft de vrouw een
miskraam.
Hoe stroomt het bloed in het kindje?
Het bloed komt vanaf de placenta en gaat via de navelstrengader richting de lever. Via de
ductus venosus komt het in de onderste holle ader en stroomt het door de rechterboezem het
hart binnen. Een deel van het bloed gaat door het ovale venster naar de linkerboezem. Vanaf hier
stroomt het de aorta en de longslagaders in. Hiertussen zit een verbinding: de ductus Botalli. Zo
gaat een beetje bloed naar de longen maar het grootste deel naar de aorta. Vanaf de aorta
stroomt het via de navelstrengslagaders terug naar de placenta.
Als het kindje geboren wordt veranderen er een paar dingen in de bloedsomloop:
1. De ductus venosus sluit en verschrompelt.
2. Het ovale venster sluit.
3. De ductus Botalli sluit en verschrompelt.
4. De navelstrengader en de navelstrengslagaders verschrompelen.
ff ff ff