Kenmerkende eigenschappen van drama:
1. Dramatische verbeelding: verbeelding ten dienste van een dramatisch
product.
2. Dramatische vormgeving: de wijze waarop het spel wordt gepresenteerd.
3. Dramatisch inzicht: kind krijgt meer aanknopingspunten om zijn eigen
functioneren binnen de dramales in te schatten, zijn kijk op de
werkelijkheid te vernieuwen en zich daardoor verder te ontwikkelen.
4. Discussie oproepen: meningsvorming om tot nieuwe inzichten te komen.
Driedeling drama in basisonderwijs:
1. Drama als cultuurgoed: ontwikkelen eigen smaak en randvoorwaarden
2. Drama als didactisch hulpmiddel voor leerinhouden van andere vakken
3. Drama als pedagogisch middel: aanleren van breed scala aan
vaardigheden waaronder de sociaal-emotionele ontwikkeling.
PD-model (procesgerichte didactiek model)
Van binnen naar buiten.
In het midden staan 3 productcomponenten:
- Materie – speler zelf (lichaam met al zijn uitdrukkingsmogelijkheden:
mimiek, gebaar, houding, stem)
- Vorm – basisbegrippen die van belang zijn voor de vorm waarmee de
betekenis van het spel wordt overgebracht (speelstijlen en speltechnieken)
- Betekenis – persoonlijke verbinding die de speler met zijn spelinhoud
heeft.
Deze 3 ondersteunen en versterken elkaar.
In de ring daaromheen staan procesgerichte componenten:
- Werkwijze – spelvormen en specifieke aandachtspunten voor leerling
- Beschouwing – breder dan reflecteren, naar andermans of eigen werk
kijken
- Onderzoek – onderzoeken spelvorm, betekenis daarvan en welke materie
daarbij past etc.
Daarom heen komt een cirkel met reflectie. Tijdens het beschouwen, tijdens het
onderzoek en over de werkwijze.
MVB-model:
Creativiteit in het midden.
Daaromheen materie vorm en betekenis.
De 3e cirkel:
, - Presenteren
- Spelen
- Beschouwen
- Ontwerpen en vormgeven
- Regisseren
Buitenste ring:
- Productie: opbrengst, werk dat gepresenteerd kan worden.
- Reflectie
- Receptie: open staan, ontvankelijk zijn voor speluitingen.
Het karakter van het vak drama is procesgericht. Iedereen ontwikkelt in eigen
tempo en vanaf eigen startpunt.
3 fases:
1. Aftastfase: wennen aan vak
2. Kennismaken met spelcriteria
3. Inzetten op perfect spel: kinderen hebben sturende factor omdat ze het
zich eigen hebben gemaakt.
Vygotsky
Sociaal constructivistische leerstijl: iedere speltechniek heeft een aantal
aandachtspunten c.q. criteria waaraan het moet voldoen.
1. Praktisch: begrip van werkvorm en eigen positie ten opzicht daarvan op
ervaringsniveau door te oefenen
2. Cognitief: inzicht in het belang van kennis en vaardigheidsobjecten door
beschouwen.
Waarom drama?
Persoonlijkheid van de leerkracht: informatieoverdracht, persoonlijke
professionaliteit, masker afzetten.
Non-verbaliteit stimuleren: evenwichtig communiceren
Kernwoorden:
- Fantasie – verbeeldingskracht: vereist vrijheid van denken, een denken dat
los staat van de kaders en invloeden die gelden in de wereld van de
volwassenen. Dit maakt het kind krachtiger, emotioneel weerbaarder.
- Creativiteit – is het scheppend vermogen om nieuwe en / of
ongebruikelijke toepasbare oplossingen voor bestaande problemen te
vinden. Dat creatieve vermogen wordt het sterkst ontwikkeld in een rijke
leeromgeving waarin kinderen gestimuleerd worden om zelf oplossingen te
bedenken.
Stimuleert het vermogen divergent te denken, verschillende oplossingen
te bedenken voor een probleem.
, - Zelfvertrouwen – creatiever, positieve bevestiging
Geschiedenis: Drama stamt uit Griekse oudheid en betekent van origine:
handeling, verrichting, bewuste daad.
14e eeuw: op Latijnse scholen werden voorstellingen gehouden.
16e eeuw: drama in de orde van de Jezuïeten.
17e en 18e eeuw: schooltoneel treedt naar buiten en krijgt steeds belangrijker rol
in de maatschappij.
Tijdens barok (18e eeuw) werd van alles toegevoegd zoals decor, kostuum, dans.
19e en 20e eeuw: schooltoneel verdwijnt grotendeels.
Laatste decennium: stijgende lijn, schooltoneel en project Cultuur & School.