Hoofdstuk 2 (vervoer)
Met voorbeelden uit het taxibedrijf en de fietswinkel worden in dit hoofdstuk verschillende
economische begrippen behandeld waar een bedrijf mee te maken krijgt.
Het marktaandeel is het procentuele aandeel van de afzet of omzet van een bedrijf in de totale markt
voor een bepaald product. In formule:
afzet bedrijf
marktaandeel afzet = ———————————————————– × 100%
totale afzet op de markt (alle bedrijven)
omzet bedrijf
marktaandeel omzet = ————————————————————- × 100%
totale omzet op de markt (alle bedrijven)
Bedrijven streven naar zo veel mogelijk winst. De totale winst (TW) is het verschil tussen de totale
opbrengst (TO) en de totale kosten (TK). In symbolen: TW = TO – TK.
De totale opbrengst is hetzelfde als de omzet en is prijs × afzet. Dus TO = P × q.
De totale kosten bestaan uit twee onderdelen: constante kosten en variabele kosten.
De totale variabele kosten (TVK) zijn kosten die toenemen als er meer wordt geproduceerd. Ze zijn
afhankelijk van de productieomvang. Voorbeelden zijn grondstoffen, energie en loonkosten van
productiemedewerkers.
De totale constante kosten (TCK) zijn kosten die onafhankelijk zijn van de productieomvang.
De totale kosten kunnen worden berekend door de variabele en de constante kosten bij elkaar op te
tellen: TK = TVK + TCK.
Als bedrijven te weinig produceren worden de constante kosten niet geheel terugverdiend. Pas vanaf
een bepaalde productieomvang wordt er winst gemaakt. In het omslagpunt is de winst precies nul.
Het snijpunt van de TO-lijn en de TK-lijn is het break-evenpunt (BEP). De bijbehorende afzet is de
break-evenafzet (BEA) en de bijbehorende omzet is de break-evenomzet (BEO).
De marginale opbrengst (MO) is de extra opbrengst van een extra geproduceerd product. De
marginale kosten (MK) zijn de extra kosten van een extra geproduceerd product.
Met voorbeelden uit het taxibedrijf en de fietswinkel worden in dit hoofdstuk verschillende
economische begrippen behandeld waar een bedrijf mee te maken krijgt.
Het marktaandeel is het procentuele aandeel van de afzet of omzet van een bedrijf in de totale markt
voor een bepaald product. In formule:
afzet bedrijf
marktaandeel afzet = ———————————————————– × 100%
totale afzet op de markt (alle bedrijven)
omzet bedrijf
marktaandeel omzet = ————————————————————- × 100%
totale omzet op de markt (alle bedrijven)
Bedrijven streven naar zo veel mogelijk winst. De totale winst (TW) is het verschil tussen de totale
opbrengst (TO) en de totale kosten (TK). In symbolen: TW = TO – TK.
De totale opbrengst is hetzelfde als de omzet en is prijs × afzet. Dus TO = P × q.
De totale kosten bestaan uit twee onderdelen: constante kosten en variabele kosten.
De totale variabele kosten (TVK) zijn kosten die toenemen als er meer wordt geproduceerd. Ze zijn
afhankelijk van de productieomvang. Voorbeelden zijn grondstoffen, energie en loonkosten van
productiemedewerkers.
De totale constante kosten (TCK) zijn kosten die onafhankelijk zijn van de productieomvang.
De totale kosten kunnen worden berekend door de variabele en de constante kosten bij elkaar op te
tellen: TK = TVK + TCK.
Als bedrijven te weinig produceren worden de constante kosten niet geheel terugverdiend. Pas vanaf
een bepaalde productieomvang wordt er winst gemaakt. In het omslagpunt is de winst precies nul.
Het snijpunt van de TO-lijn en de TK-lijn is het break-evenpunt (BEP). De bijbehorende afzet is de
break-evenafzet (BEA) en de bijbehorende omzet is de break-evenomzet (BEO).
De marginale opbrengst (MO) is de extra opbrengst van een extra geproduceerd product. De
marginale kosten (MK) zijn de extra kosten van een extra geproduceerd product.