Les 1 – Opbouw zenuwstelsel ............................................................................................................. 2
Les 2 – Het actiepotentiaal ................................................................................................................. 6
Les 3 – Hersengebieden ...................................................................................................................... 8
Les 4 – Bewustzijn en limbisch systeem ........................................................................................... 14
Les 5 – Motoriek, sensoriek en autonoom zenuwstelsel .................................................................. 18
Les 6 – Bloedvoorziening, hersenvliezen en liquorcirculatie ............................................................ 23
Les 7 – CVA en epilepsie ................................................................................................................... 30
Les 8 – Traumatisch hoofd-/hersenletsel en dwarslaesie ................................................................ 40
Les 9 – Ziekte van Parkinson ............................................................................................................. 49
Les 10 – Formatieve opdracht - Critically Appraised Topic (CAT) (niks) ........................................... 52
Les 11 – Geriatrie en delier ............................................................................................................... 52
Les 12 – Dementieel syndroom ........................................................................................................ 62
Les 13 – Geriatrische uitdagingen ..................................................................................................... 67
Les 15 – Farmacologie en polyfarmacie ............................................................................................ 69
Bronvermelding ................................................................................................................................ 76
, Les 1 – Opbouw zenuwstelsel
Leerdoelen
De student:
1. vat de basale opbouw van het zenuwstelsel samen;
2. legt uit wat een neuron is en deelt deze in naar functie;
3. legt uit wat het verschil is tussen grijze stof en witte stof;
4. benoemt de verschillende gliacellen en hun functies.
vat de basale opbouw van het zenuwstelsel samen;
Het zenuwstelsel wordt onderverdeeld in een centraal zenuwstelsel (CZS) dat opgesloten ligt binnen
de holte van de schedel en in de wervelkolom, en een perifeer zenuwstelsel (PZS) dat via
zenuwcellen het CZS verbindt met alle regionen van het lichaam. De cellichamen van deze
zenuwcellen liggen binnen het CZS in het ruggenmerg en in de hersenstam, of buiten het CZS in
verspreid liggende ganglia (zenuwknopen) (gezondheidsuniversiteit, z.d.).
Centraal zenuwstelsel
- bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg
- integreert en coördineert de verwerking van sensorische informatie en het doorgeven van
impulsen naar de spieren
- in het CZS zetelen ook de hogere functies; bijv. intelligentie, het geheugen en emoties.
Perifere zenuwstelsel
- al het zenuwweefsel buiten het CZS
- hier vindt alle communicatie tussen het CZS en de rest van het lichaam
plaats
- bevat al het zenuwweefsel buiten het CZS
Afferente gedeelte (sensorisch)
- (ad-, naar + ferre, dragen)
- dit gedeelte geeft sensorische informatie die buiten het zenuwstelsel
wordt geregistreerd door van het PZS naar plaatsen in het CZS waar de
informatie wordt verwerkt. Dit gebeurt door zintuigen/ receptoren.
Efferente gedeelte (motorisch) Figuur 1 (Indeling zenuwstelsel, z.d.)
- (ex, vanuit)
- Het CZS zendt impulsen door middel van het efferente gedeelte van het PZS naar spieren en
klieren, die effectoren worden genoemd.
- Wordt onderverdeeld in
o het somatische zenuwstelsel (SZS); willekeurig, stuurt de skeletspieren aan
o het autonome zenuwstelsel (AZS)/ viscomotorische systeem; onwillekeurig, zorgt
voor automatische, onwillekeurige regulering van glad spierweefsel,
hartspierweefsel, klierverwerking en vetweefsel.
➔ Bestaat uit een sympathisch gedeelte en een parasympatisch gedeelte, die
overwegend tegenstellend werken;
Sympathisch gedeelte; versnelt hartslag, parasympatisch gedeelte; vertraagt
hartslag.
(Martini & Bartholomew, 2017, pp. 292-293)