Conjunctuur
paragraaf 1:
Om de beweging van de economie inzichtelijk te maken, bekijken we de reële economische
groei: de procentuele verandering van jaar tot jaar van het reële bruto binnenlands product.
De lijn die op en neer gaat heet de conjunctuur, als die boven de x-as ligt groeit de
economie. De slingerbeweging heet de conjunctuurbeweging.
Je hebt ook een wat minder slingerende lijn: de trendmatige groei: de gemiddelde groei over
de afgelopen tien jaar < langetermijngroei pad van de economie
Hoogconjunctuur is wanneer de economie sterker groeit dan de atremdatige groei <
consumenten geven gemakkelijk geld uit, weinig werkloosheid en de aandelenkoersen
bereiken recordhoogtes.
Minder sterk dan de trendmatige groei is een laagconjunctuur < consumenten hand op de
knip waardoor bedrijven producten moeilijker gaan verkopen, gevolg van lage bestedingen is
dat de belastinginkomsten dalen, financieringstekort loopt op en het aantal werklozen stijgt.
Als de economie twee kwartalen achter elkaar krimpt is er een economische recessie, en
drie kwartalen of meer is een economische depressie. CBS
Conjunctuurbeweging heeft drie kenmerken:
- onregelmatig en niet te voorspellen
- meeste macro-economische variabelen vertonen dezelfde conjunctuurbeweging
- beweging loopt tegengesteld aan het aantal werklozen
De tak van de economische wetenschap die zich met de voorstellen bezighoudt is de
econometrie. < die meten de economie
CPD. Om binnen korte termijn te voorspellen wordt er gebruikgemaakt van
conjunctuurindicatoren: zijn macro economische variabelen waarvan de waarde eerder
bekend is dan die van het bbp.
Conjunctuur is gebaseerd op het bbp. Deze macro-economische waarde omvat de gehele
economie, maar de conjunctuurbeweging is ook zichtbaar in andere macro-economische
variabelen > inkomen van consumenten, bedrijfswinsten, industriële productie en het aantal
huizend at wordt verkocht. Omdat de conjunctuurbeweging de gehele economie omvat,
worden alle macro-economische variabelen beïnvloedt. Het gevolg is dat de meeste
afzonderlijke macro economische variabelen meebewegen met de conjunctuur
Macro economische variabelen die hetzelfde patroon vertonen als de conjunctuur zijn
proculcys: hun verandering door de tijd volgt de conjunctuurbeweging.
Als het bbp groeit, daalt het aantal werklozen. In een tijd van een hoogconjunctuur kunnen
bedrijven de vraag naar hun producten nauwelijks aan en ze produceren zoveel ze kunnen <
arbeid is nodig. Als de conjunctuur laag is, produceren bedrijven minder, minder vraag naar
producten. Een deel van de arbeiders wordt ontslagen en de werkloosheid loopt op
Macro-economische variabelen die een tegengesteld patroon vertonen met de conjunctuur
zijn anticyclisch: verandering door de tijd is tegengesteld aan de conjunctuurbeweging.
1
, Paragraaf 2
In slechte tijd worden relatief weinig goederen en diensten afgenomen waardoor bedrijven
minder gaan produceren < minder arbeid en dus baan verliezen. Dat is niet hun keuze en
worden daarom onvrijwillig werkloos. Als mensen zelf ontslag nemen zijn ze vrijwillig
werkloos.
Een stijgende werkloosheid heeft twee gevolgen voor de begroting van de overheid: de
overheid moet meer uitkeringen verstrekken, daardoor stijgen de overheidsuitgaven.
Tweede gevolg voor de begroting van de overheid is dat er bij stijgende werkloosheid minder
loonbelasting binnenkomt. Hierdoor dalen de overheidsinkomsten, door beide effecten
verslechteren de overheidsfinanciën en de kans op een financieringstekort neemt toe.
Financieringstekort beperkt de mogelijkheden van de overheid, er is minder geld
voorhanden om economisch beleid van te betalen. IEder jaar moet de overheid een
belangrijke keuze maken, stijgen de sociale uitkering of niet> de hoogte van deze
inkomensoverdrachten is gebaseerd op algemeen aanvaard sociaal minimum: het minimale
inkomen dat nodig is om rond te komen. Vanwege inflatie stijgt de nominale waarde van dit
sociale minimum. een uitkering is waardevast als deze meestijgt met de inflatie. De
koopkracht van de uitkering blijft dan gelijk < in laagconjunctuur kan de overheid geen
waardevaste uitkeringen garanderen.
Voor zover er werkloosheid is, betreft het vooral op vrijwillige werklozen als er goede tijden
zijn. Door de krapte op de arbeidsmarkt zullen de lonen stijgen. In De regel overtreft deze
loonstijging het inflatiepercentage: het reële loon neemt toe zodat de koopkracht stijgt.
Een dalende werkloosheid is goed nieuws voor het huishoudboekje van de overheid < er
worden minder uitkeringen uitbetaald en er komt meer loonbelasting. De overheid kan de
uitkeringen verhogen met het inflatiepercentage > kan zelfs de sociale uitkeringen laten
stijgen met hetzelfde percentage als waarmee de lonen gemiddeld gestegen zijn.
De conjunctuurbeweging heeft ook invloed op de internationale handel. Als de binnenlandse
vraag daalt is er ook minder vraag naar buitenlandse producten < de import van nederland
daalt: het buitenland verkoop tminder prodcuten aan ons. < werkt ook andersom en daarom
heeft de conjunctuur in het ene land invloed op de andere
2
paragraaf 1:
Om de beweging van de economie inzichtelijk te maken, bekijken we de reële economische
groei: de procentuele verandering van jaar tot jaar van het reële bruto binnenlands product.
De lijn die op en neer gaat heet de conjunctuur, als die boven de x-as ligt groeit de
economie. De slingerbeweging heet de conjunctuurbeweging.
Je hebt ook een wat minder slingerende lijn: de trendmatige groei: de gemiddelde groei over
de afgelopen tien jaar < langetermijngroei pad van de economie
Hoogconjunctuur is wanneer de economie sterker groeit dan de atremdatige groei <
consumenten geven gemakkelijk geld uit, weinig werkloosheid en de aandelenkoersen
bereiken recordhoogtes.
Minder sterk dan de trendmatige groei is een laagconjunctuur < consumenten hand op de
knip waardoor bedrijven producten moeilijker gaan verkopen, gevolg van lage bestedingen is
dat de belastinginkomsten dalen, financieringstekort loopt op en het aantal werklozen stijgt.
Als de economie twee kwartalen achter elkaar krimpt is er een economische recessie, en
drie kwartalen of meer is een economische depressie. CBS
Conjunctuurbeweging heeft drie kenmerken:
- onregelmatig en niet te voorspellen
- meeste macro-economische variabelen vertonen dezelfde conjunctuurbeweging
- beweging loopt tegengesteld aan het aantal werklozen
De tak van de economische wetenschap die zich met de voorstellen bezighoudt is de
econometrie. < die meten de economie
CPD. Om binnen korte termijn te voorspellen wordt er gebruikgemaakt van
conjunctuurindicatoren: zijn macro economische variabelen waarvan de waarde eerder
bekend is dan die van het bbp.
Conjunctuur is gebaseerd op het bbp. Deze macro-economische waarde omvat de gehele
economie, maar de conjunctuurbeweging is ook zichtbaar in andere macro-economische
variabelen > inkomen van consumenten, bedrijfswinsten, industriële productie en het aantal
huizend at wordt verkocht. Omdat de conjunctuurbeweging de gehele economie omvat,
worden alle macro-economische variabelen beïnvloedt. Het gevolg is dat de meeste
afzonderlijke macro economische variabelen meebewegen met de conjunctuur
Macro economische variabelen die hetzelfde patroon vertonen als de conjunctuur zijn
proculcys: hun verandering door de tijd volgt de conjunctuurbeweging.
Als het bbp groeit, daalt het aantal werklozen. In een tijd van een hoogconjunctuur kunnen
bedrijven de vraag naar hun producten nauwelijks aan en ze produceren zoveel ze kunnen <
arbeid is nodig. Als de conjunctuur laag is, produceren bedrijven minder, minder vraag naar
producten. Een deel van de arbeiders wordt ontslagen en de werkloosheid loopt op
Macro-economische variabelen die een tegengesteld patroon vertonen met de conjunctuur
zijn anticyclisch: verandering door de tijd is tegengesteld aan de conjunctuurbeweging.
1
, Paragraaf 2
In slechte tijd worden relatief weinig goederen en diensten afgenomen waardoor bedrijven
minder gaan produceren < minder arbeid en dus baan verliezen. Dat is niet hun keuze en
worden daarom onvrijwillig werkloos. Als mensen zelf ontslag nemen zijn ze vrijwillig
werkloos.
Een stijgende werkloosheid heeft twee gevolgen voor de begroting van de overheid: de
overheid moet meer uitkeringen verstrekken, daardoor stijgen de overheidsuitgaven.
Tweede gevolg voor de begroting van de overheid is dat er bij stijgende werkloosheid minder
loonbelasting binnenkomt. Hierdoor dalen de overheidsinkomsten, door beide effecten
verslechteren de overheidsfinanciën en de kans op een financieringstekort neemt toe.
Financieringstekort beperkt de mogelijkheden van de overheid, er is minder geld
voorhanden om economisch beleid van te betalen. IEder jaar moet de overheid een
belangrijke keuze maken, stijgen de sociale uitkering of niet> de hoogte van deze
inkomensoverdrachten is gebaseerd op algemeen aanvaard sociaal minimum: het minimale
inkomen dat nodig is om rond te komen. Vanwege inflatie stijgt de nominale waarde van dit
sociale minimum. een uitkering is waardevast als deze meestijgt met de inflatie. De
koopkracht van de uitkering blijft dan gelijk < in laagconjunctuur kan de overheid geen
waardevaste uitkeringen garanderen.
Voor zover er werkloosheid is, betreft het vooral op vrijwillige werklozen als er goede tijden
zijn. Door de krapte op de arbeidsmarkt zullen de lonen stijgen. In De regel overtreft deze
loonstijging het inflatiepercentage: het reële loon neemt toe zodat de koopkracht stijgt.
Een dalende werkloosheid is goed nieuws voor het huishoudboekje van de overheid < er
worden minder uitkeringen uitbetaald en er komt meer loonbelasting. De overheid kan de
uitkeringen verhogen met het inflatiepercentage > kan zelfs de sociale uitkeringen laten
stijgen met hetzelfde percentage als waarmee de lonen gemiddeld gestegen zijn.
De conjunctuurbeweging heeft ook invloed op de internationale handel. Als de binnenlandse
vraag daalt is er ook minder vraag naar buitenlandse producten < de import van nederland
daalt: het buitenland verkoop tminder prodcuten aan ons. < werkt ook andersom en daarom
heeft de conjunctuur in het ene land invloed op de andere
2
