Farmacologie 2
H8.1
Antimicrobiële gnm grijpen aan op microbiële cellen, maar deze bevinden zich tussen de gezonde
lichaamscellen. Daarom is het belangrijk dat antimicrobiële gnm onderscheid maken tussen microbiële
cellen en menselijke cellen; anders worden menselijke cellen ook door deze gnm beschadigd.
➔ Gelukkig verschillen structuren en eiwitten in microbiële cellen dat we antimicrobiële gnm op
micro-organismen effect kunnen laten hebben.
Bacteriën zijn eencellige organismen en hebben geen celkern → daarom prokaryoten genoemd. Andere
cellulaire organisme (zoals planten, dieren, schimmles en protoctista) hebben wel een celkern → daarom
eukaryoten genoemd.
Vijf rijken
Bacteriën:
➔ Protoctista
➔ Planten
➔ Schimmels
➔ Dieren
Bij virussen onduidelijkheid over hun verwantschap met andere vijf rijken.
H8.2 Bacteriën
Bacteriën vormen grootste biomassa op aarde, groter dan alle regenwouden bij elkaar. Door hun
vermogen tot aanpassing komen ze bijna overal op aarde voor.
➔ Ze zijn klein tussen 1,0 en 2,0 micrometer, daardoor zijn ze voor de mens onzichtbaar met blote
oog.
➔ Ze groeien snel door celdeling: één bacterie deelt zich tot twee bacteriën, die zich beide weer tot
twee nieuwe delen. Het kan zich in 12 uur meer dan 36 keer delen en ongeveer 35 miljard nieuwe
cellen produceren. Daarom is het gevaarlijk om gekookt voedsel een dag buiten koelkast bewaren.
◆ Onze verteeringsenzymen en maagzuur -die de bacterie onschadelijk maken- zijn niet
opgewassen tegen enorme aantal bacteriën dat door ongecontroleerde vermeerdering is
ontstaan. Bacteriën kunnen daardoor maagpassage overleven en in dunne darm
◆ terechtkomen. Daar kunnen ze infectie veroorzaken, die gepaard kan gaan met
symptomen van voedselvergiftiging.
1
, ◆ Door voedsel in koelkast te bewaren gaan de bacterien niet doodt, maar vertraagt
metablisme en daarmee snelheid van vermenigvuldigen.
Bouw van bacteriën
Bacteriën
➔ Het zijn eencellige organismen
➔ Hoewel ze aan elkaar vastzitten, kan elke cel op zichzelf bestaan.
➔ In tegenstelling tot eukaryote cellen, hebben bacteriën geen mitochondriën, ER, golgi-apparaat of
kern.
➔ Ze hebben wel DNA, wat niet in kern zit maar in dat bacterie rond zweeft.
➔ Celwand is aangrijpingspunt voor sommige gnm.
➔ Het bedankt zijn vermogen om zich te verplaatsen aan flagellen (fijne zweephaartjes waarmee hij
zich voortbeweegt). Fibrine (fijne haartjes die op sommige bacteriën aanwezig zijn) worden niet
voor voortbeweging gebruikt. Die spelen een rol bij hechten van bacterie aan weefsel van
gastheer.
➔ Sommige bacteriën houden winterslaap door
sterke omhulsels te vormen → deze heten sporen.
Deze structuren verkeren in rusttoestand en
kunnen lange perioden zonder water overleven.
Ze zijn goed bestand tegen reinigings- en
ontsmettingsmiddelen. Onder gunstige
omstandigheden kunnen deze sporen zich weer
ontwikkelen tot normale bacterie en dan ziekten
veroorzaken.
➔ Meeste bacteriën dringen menselijke cellen niet binnen, maar worden aangetroffen op
epitheelweefsel op slijmvliezen en huid.
➔ Sommige (waaronder chlamydia) zijn obligaat intracellulaire parasieten → zij kunnen zich alleen
vermeerderen binnen in de cellen van hun gastheer.
◆ Obligaat: wordt gebruikt in microbiologie. Het verwijst naar micro-organismen die alleen in
bep. omgeving met bep. voedingsstoffen kunnen overleven. Obligaat intracellulaire
parasieten zijn dus parasieten die zich niet kunnen vermeerderen buiten cellen van hun
gastheer.
Classificatie van bacteriën
Bacteriën hebben grootste verscheidenheid en zijn moeilijk te classificeren. Ondanks dat het allemaal
eencellige organismen zijn, laten ze wat hun bouw en metabolisme betreft veel variatie zien.
2
H8.1
Antimicrobiële gnm grijpen aan op microbiële cellen, maar deze bevinden zich tussen de gezonde
lichaamscellen. Daarom is het belangrijk dat antimicrobiële gnm onderscheid maken tussen microbiële
cellen en menselijke cellen; anders worden menselijke cellen ook door deze gnm beschadigd.
➔ Gelukkig verschillen structuren en eiwitten in microbiële cellen dat we antimicrobiële gnm op
micro-organismen effect kunnen laten hebben.
Bacteriën zijn eencellige organismen en hebben geen celkern → daarom prokaryoten genoemd. Andere
cellulaire organisme (zoals planten, dieren, schimmles en protoctista) hebben wel een celkern → daarom
eukaryoten genoemd.
Vijf rijken
Bacteriën:
➔ Protoctista
➔ Planten
➔ Schimmels
➔ Dieren
Bij virussen onduidelijkheid over hun verwantschap met andere vijf rijken.
H8.2 Bacteriën
Bacteriën vormen grootste biomassa op aarde, groter dan alle regenwouden bij elkaar. Door hun
vermogen tot aanpassing komen ze bijna overal op aarde voor.
➔ Ze zijn klein tussen 1,0 en 2,0 micrometer, daardoor zijn ze voor de mens onzichtbaar met blote
oog.
➔ Ze groeien snel door celdeling: één bacterie deelt zich tot twee bacteriën, die zich beide weer tot
twee nieuwe delen. Het kan zich in 12 uur meer dan 36 keer delen en ongeveer 35 miljard nieuwe
cellen produceren. Daarom is het gevaarlijk om gekookt voedsel een dag buiten koelkast bewaren.
◆ Onze verteeringsenzymen en maagzuur -die de bacterie onschadelijk maken- zijn niet
opgewassen tegen enorme aantal bacteriën dat door ongecontroleerde vermeerdering is
ontstaan. Bacteriën kunnen daardoor maagpassage overleven en in dunne darm
◆ terechtkomen. Daar kunnen ze infectie veroorzaken, die gepaard kan gaan met
symptomen van voedselvergiftiging.
1
, ◆ Door voedsel in koelkast te bewaren gaan de bacterien niet doodt, maar vertraagt
metablisme en daarmee snelheid van vermenigvuldigen.
Bouw van bacteriën
Bacteriën
➔ Het zijn eencellige organismen
➔ Hoewel ze aan elkaar vastzitten, kan elke cel op zichzelf bestaan.
➔ In tegenstelling tot eukaryote cellen, hebben bacteriën geen mitochondriën, ER, golgi-apparaat of
kern.
➔ Ze hebben wel DNA, wat niet in kern zit maar in dat bacterie rond zweeft.
➔ Celwand is aangrijpingspunt voor sommige gnm.
➔ Het bedankt zijn vermogen om zich te verplaatsen aan flagellen (fijne zweephaartjes waarmee hij
zich voortbeweegt). Fibrine (fijne haartjes die op sommige bacteriën aanwezig zijn) worden niet
voor voortbeweging gebruikt. Die spelen een rol bij hechten van bacterie aan weefsel van
gastheer.
➔ Sommige bacteriën houden winterslaap door
sterke omhulsels te vormen → deze heten sporen.
Deze structuren verkeren in rusttoestand en
kunnen lange perioden zonder water overleven.
Ze zijn goed bestand tegen reinigings- en
ontsmettingsmiddelen. Onder gunstige
omstandigheden kunnen deze sporen zich weer
ontwikkelen tot normale bacterie en dan ziekten
veroorzaken.
➔ Meeste bacteriën dringen menselijke cellen niet binnen, maar worden aangetroffen op
epitheelweefsel op slijmvliezen en huid.
➔ Sommige (waaronder chlamydia) zijn obligaat intracellulaire parasieten → zij kunnen zich alleen
vermeerderen binnen in de cellen van hun gastheer.
◆ Obligaat: wordt gebruikt in microbiologie. Het verwijst naar micro-organismen die alleen in
bep. omgeving met bep. voedingsstoffen kunnen overleven. Obligaat intracellulaire
parasieten zijn dus parasieten die zich niet kunnen vermeerderen buiten cellen van hun
gastheer.
Classificatie van bacteriën
Bacteriën hebben grootste verscheidenheid en zijn moeilijk te classificeren. Ondanks dat het allemaal
eencellige organismen zijn, laten ze wat hun bouw en metabolisme betreft veel variatie zien.
2
