Europees recht samenvatting
Binnen het internationale recht zijn staten gelijk aan elkaar. Afspraken tussen verschillende staten
onderling worden in verdragen vastgelegd.
Staatssoevereiniteit = de overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op een grondgebied van
de staat en is de enige die wet- en regelgeving kan opstellen. Dit kan vrijwillig of onvrijwillig.
Je kan als staat je soevereiniteit overdragen aan een andere organisatie (kan ook tijdelijk), zoals de
EU. Dat wil zeggen dan de beslissingsbevoegdheid van het land bij de EU ligt.
EU is begonnen als Europese gemeenschap voor Kolen en Staal.
Als een staat wordt binnengevallen door een andere staat die de macht overneemt dan is de
beslissingsbevoegdheid van de binnengevallen staat beperkt.
Internationale organisaties:
1. Gouvernementele organisaties
2. Non-gouvernementele organisaties
Gouvernementele organisaties is een samenwerkingsverband tussen staten onderling (in een
verdrag). Staten kunnen kiezen bij de oprichting van een organisatie of en hoeveel soevereiniteit ze
afstaan. Staan geen lidstaten soevereiniteit af dan wordt de organisatie een intergouvernementele
organisatie genoemd. Staan alle lidstaten beslissingsbevoegdheid af dan heet het een supranationale
organisatie.
Een non-gouvernementele organisatie is een groep personen die een internationale organisatie
oprichten. Deze is onafhankelijk van staten en heeft vaak ideële doelstellingen. (WNF, artsen zonder
grenzen).
Er zijn 2 verdragen van kracht in EU:
1. Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)
2. Het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
Negatieve en positieve integratie (je mag niet, en je moet)
De Europese centrale bank (ECB) is verantwoordelijk voor het monetaire beleid van de EU. Het ECB
wordt geassisteerd door de nationale banken, samen vormen ze het Europees Stelsel van Europese
Banken (ESCB).
Montenegro en Kosovo zijn geen lid van de Eurozone maar je kunt hier wel met de Euro betalen.
Het Europese semester is een jaarlijkse cyclus waarin het nationaal economisch beleid gebeurd.
Waardengemeenschap = het belang van mensenrechten en een economisch samenwerkingsverband
Interne markt bestaat uit:
1. Regels op het gebied van vrij verkeer (vrij verkeer van oa goederen en personen)
2. Verbod op staatssteun (geven van staatssteun aan bedrijven is verboden ivm concurrentie)
3. Mededingingsrecht (Kartelvorming is verboden, dat wil zeggen dan bedrijven niet onderling
afspraken mogen maken over producten en de prijs hiervan)
Voordelen interne mark:
, 1. Vrije handel
2. Specialisatie (richten op 1 soort actie, niet een naaister die kippen houdt)
3. Schaalvergroting
4. Lagere prijzen en keuzevrijheid
5. Hogere consumentenwelvaart
Nadelen interne markt:
1. Een extra steuntje in de rug is niet mogelijk
2. Protectionisme (bescherming van de nationale economie) is nadelig en daarom verboden.
3. Oneerlijke concurrentie (lagere lonen)
4. Afhankelijkheid (van andere landen voor grondstoffen)
De NL-se overheid mag niet zo maar een invoerquotum invoeren of extra belasting hebben op de
producten in strijd met vrij verkeer van goederen
Proportionaliteitsbeginsel dit wil zeggen dan altijd het minst belemmerende alternatief moet
worden gekozen om een doel te bereiken
Binnen het internationale recht zijn staten gelijk aan elkaar. Afspraken tussen verschillende staten
onderling worden in verdragen vastgelegd.
Staatssoevereiniteit = de overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op een grondgebied van
de staat en is de enige die wet- en regelgeving kan opstellen. Dit kan vrijwillig of onvrijwillig.
Je kan als staat je soevereiniteit overdragen aan een andere organisatie (kan ook tijdelijk), zoals de
EU. Dat wil zeggen dan de beslissingsbevoegdheid van het land bij de EU ligt.
EU is begonnen als Europese gemeenschap voor Kolen en Staal.
Als een staat wordt binnengevallen door een andere staat die de macht overneemt dan is de
beslissingsbevoegdheid van de binnengevallen staat beperkt.
Internationale organisaties:
1. Gouvernementele organisaties
2. Non-gouvernementele organisaties
Gouvernementele organisaties is een samenwerkingsverband tussen staten onderling (in een
verdrag). Staten kunnen kiezen bij de oprichting van een organisatie of en hoeveel soevereiniteit ze
afstaan. Staan geen lidstaten soevereiniteit af dan wordt de organisatie een intergouvernementele
organisatie genoemd. Staan alle lidstaten beslissingsbevoegdheid af dan heet het een supranationale
organisatie.
Een non-gouvernementele organisatie is een groep personen die een internationale organisatie
oprichten. Deze is onafhankelijk van staten en heeft vaak ideële doelstellingen. (WNF, artsen zonder
grenzen).
Er zijn 2 verdragen van kracht in EU:
1. Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)
2. Het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
Negatieve en positieve integratie (je mag niet, en je moet)
De Europese centrale bank (ECB) is verantwoordelijk voor het monetaire beleid van de EU. Het ECB
wordt geassisteerd door de nationale banken, samen vormen ze het Europees Stelsel van Europese
Banken (ESCB).
Montenegro en Kosovo zijn geen lid van de Eurozone maar je kunt hier wel met de Euro betalen.
Het Europese semester is een jaarlijkse cyclus waarin het nationaal economisch beleid gebeurd.
Waardengemeenschap = het belang van mensenrechten en een economisch samenwerkingsverband
Interne markt bestaat uit:
1. Regels op het gebied van vrij verkeer (vrij verkeer van oa goederen en personen)
2. Verbod op staatssteun (geven van staatssteun aan bedrijven is verboden ivm concurrentie)
3. Mededingingsrecht (Kartelvorming is verboden, dat wil zeggen dan bedrijven niet onderling
afspraken mogen maken over producten en de prijs hiervan)
Voordelen interne mark:
, 1. Vrije handel
2. Specialisatie (richten op 1 soort actie, niet een naaister die kippen houdt)
3. Schaalvergroting
4. Lagere prijzen en keuzevrijheid
5. Hogere consumentenwelvaart
Nadelen interne markt:
1. Een extra steuntje in de rug is niet mogelijk
2. Protectionisme (bescherming van de nationale economie) is nadelig en daarom verboden.
3. Oneerlijke concurrentie (lagere lonen)
4. Afhankelijkheid (van andere landen voor grondstoffen)
De NL-se overheid mag niet zo maar een invoerquotum invoeren of extra belasting hebben op de
producten in strijd met vrij verkeer van goederen
Proportionaliteitsbeginsel dit wil zeggen dan altijd het minst belemmerende alternatief moet
worden gekozen om een doel te bereiken