NK1: Klinisch onderzoek - Neurologie (De Deyn) Loranne den Otter
H1: Cerebellaire aandoeningen
= aandoeningen van het cerebellum/ kleine hersenen
1. Anatomie
Opbouw
▪ Bestaat uit 2 hemisferen
▪ Vermis = wormig gedeelte
▪ Onderaan: hemisferen = jongste gedeelte
Archi- of vestibulocerebellum
▪ Floculonodulaire lob
▪ Vinden we ook bij primitieve dieren
Paleo- of spinocerebellum
▪ Vermis en aangrenzende hemisferen
▪ > anterieur
Neo- , Ponto of cerebrocerebellum
▪ Overgrote en laterale gedeelten van de cerebellaire
hemisferen
▪ > posterieur
▪ Neo = jongste gedeelte
2. Subdivisie – functionaliteit
2.1. Micro
,NK1: Klinisch onderzoek - Neurologie (De Deyn) Loranne den Otter
2.2. Macro
= verbindingen in cerebellum met
andere delen van de hersenen
X = kruisende baan: baan gaat
oversteken
▪ Output van pons, naar grote hersenen die de corticospinale tractus (pyramide baan) →
willekeurige bewegingen aanstuurt
▪ Contact met reticulospinale banen en …
▪ Vestibulocerebellum = oud, maar fantastisch goed functionerend
– input van labyrinth → stand van organisme in de ruimte vast te stellen
o 3 semicirculaire banen (hoekversnellingen), saculus en utriculus (lineaire
versnellingen)
– BPPV = misselijk
– lineaire versnellingen: ruimteziekte ontstaat doordat de lineaire versnelling van de
gravitatiekracht buiten de aarde valt → astronauten hebben last
2.3. Indeling
▪ Superieure pedunculus: mesencephalon
▪ Middle pendunculus: pons
▪ Inferior pendunculus: medulla
,NK1: Klinisch onderzoek - Neurologie (De Deyn) Loranne den Otter
3. Cerebellaire somatotopie
▪ Tenen: mediaal
▪ Hoofd: lateraal
▪ Plaats van infarct bepaalt waar men een parese kan ondervinden
▪ Ook het cerebellum bevat een somatotopie
4. Functie
→ Modulatie van de afferente somato-sensore informatie en de daaropvolgende orchestratie van de
motore output zodanig dat preciese bewegingen mogelijk worden
▪ Zonder: stuntige/ ongecontroleerde bewegingen
▪ Zorgt dus voor fine tuning van bewegingen
1. Regulatie van spiertonus
2. Coördinatie van bewegingen
3. Controle van houding en gang
5. Werking
Feedback van én communicatie met:
▪ Centraal: hersenschors & vestibulaire kernen
▪ Perifeer: spieren & gewrichten (tractus spinocerebellaris)
Orchestratie zowel wat betreft het tijdstip als de intensiteit van de motorische reactie
, NK1: Klinisch onderzoek - Neurologie (De Deyn) Loranne den Otter
6. Cerebellaire dysfunctie
6.1. Symptomen
▪ Ataxie ( coördinatiestoornis; < Gr. taxis = orde: cf. taxonomie)
▪ Evenwichts- en gangstoornissen
▪ Dysarthrie (cave cf. dysfasie – uitspraak versus inhoud) = spraakstoornis
▪ Geringe spierzwakte met een toegenomen vermoeibaarheid
▪ Verlies van spiertonus (verminderde armzwaai; cave aspecifiek)
▪ Gesaccadeerde oogvolgbewegingen met hypermetrie en nystagmus ( blik-intentietremor)
= met horten en stoten = overshoot
▪ Gestoorde rebound – ‘reflexe pendulaire’
▪ Cognitie – emotie en autonome functies
6.2. Symptomen lokalisatie
1) Cerebellaire hemisferen
▪ Ataxie, vnl van de ledematen
(hypermetrie-slordig schrift met een onregelmatige grootte en soms megalografie)
(Vingerneusproef? Hielknieproef)
Hypermetrie = overshoot
– Intentionele tremor (rescue mechanism)
– Dysdiadochokinesis (< Gr. diadochos; cave aspecifiek)
o = vermogen om alternerende handbewegingen uit te voeren
▪ Gescandeerde, lallende tot uitgespuugde spraak – opgesplitst in lettergrepen – langzaam en
vaak explosief – subjectief als ‘dikke tong’
(~ jerky scanning speech pattern)
2) Middenlijnstructuren
→ statische en/of rompataxie
▪ Gestoord evenwicht (Romberg? ‘It takes three to tango’)
▪ Posturale tremor = houdingsstoornis
▪ Bemoeilijkte gang ~ dronkemansgang (Koorddansersgang?)
– Verbrede gangbasis
– Onregelmatige paslengte
– Slingerend
Samenvatting
Cerebellaire aandoening?
- Ogen: nystagmus?
- Spraak
- Bewegingen armen: tremor,
vinger-neus test
- Rompataxie
- Hiel-knie testen
- Gang nakijken
H1: Cerebellaire aandoeningen
= aandoeningen van het cerebellum/ kleine hersenen
1. Anatomie
Opbouw
▪ Bestaat uit 2 hemisferen
▪ Vermis = wormig gedeelte
▪ Onderaan: hemisferen = jongste gedeelte
Archi- of vestibulocerebellum
▪ Floculonodulaire lob
▪ Vinden we ook bij primitieve dieren
Paleo- of spinocerebellum
▪ Vermis en aangrenzende hemisferen
▪ > anterieur
Neo- , Ponto of cerebrocerebellum
▪ Overgrote en laterale gedeelten van de cerebellaire
hemisferen
▪ > posterieur
▪ Neo = jongste gedeelte
2. Subdivisie – functionaliteit
2.1. Micro
,NK1: Klinisch onderzoek - Neurologie (De Deyn) Loranne den Otter
2.2. Macro
= verbindingen in cerebellum met
andere delen van de hersenen
X = kruisende baan: baan gaat
oversteken
▪ Output van pons, naar grote hersenen die de corticospinale tractus (pyramide baan) →
willekeurige bewegingen aanstuurt
▪ Contact met reticulospinale banen en …
▪ Vestibulocerebellum = oud, maar fantastisch goed functionerend
– input van labyrinth → stand van organisme in de ruimte vast te stellen
o 3 semicirculaire banen (hoekversnellingen), saculus en utriculus (lineaire
versnellingen)
– BPPV = misselijk
– lineaire versnellingen: ruimteziekte ontstaat doordat de lineaire versnelling van de
gravitatiekracht buiten de aarde valt → astronauten hebben last
2.3. Indeling
▪ Superieure pedunculus: mesencephalon
▪ Middle pendunculus: pons
▪ Inferior pendunculus: medulla
,NK1: Klinisch onderzoek - Neurologie (De Deyn) Loranne den Otter
3. Cerebellaire somatotopie
▪ Tenen: mediaal
▪ Hoofd: lateraal
▪ Plaats van infarct bepaalt waar men een parese kan ondervinden
▪ Ook het cerebellum bevat een somatotopie
4. Functie
→ Modulatie van de afferente somato-sensore informatie en de daaropvolgende orchestratie van de
motore output zodanig dat preciese bewegingen mogelijk worden
▪ Zonder: stuntige/ ongecontroleerde bewegingen
▪ Zorgt dus voor fine tuning van bewegingen
1. Regulatie van spiertonus
2. Coördinatie van bewegingen
3. Controle van houding en gang
5. Werking
Feedback van én communicatie met:
▪ Centraal: hersenschors & vestibulaire kernen
▪ Perifeer: spieren & gewrichten (tractus spinocerebellaris)
Orchestratie zowel wat betreft het tijdstip als de intensiteit van de motorische reactie
, NK1: Klinisch onderzoek - Neurologie (De Deyn) Loranne den Otter
6. Cerebellaire dysfunctie
6.1. Symptomen
▪ Ataxie ( coördinatiestoornis; < Gr. taxis = orde: cf. taxonomie)
▪ Evenwichts- en gangstoornissen
▪ Dysarthrie (cave cf. dysfasie – uitspraak versus inhoud) = spraakstoornis
▪ Geringe spierzwakte met een toegenomen vermoeibaarheid
▪ Verlies van spiertonus (verminderde armzwaai; cave aspecifiek)
▪ Gesaccadeerde oogvolgbewegingen met hypermetrie en nystagmus ( blik-intentietremor)
= met horten en stoten = overshoot
▪ Gestoorde rebound – ‘reflexe pendulaire’
▪ Cognitie – emotie en autonome functies
6.2. Symptomen lokalisatie
1) Cerebellaire hemisferen
▪ Ataxie, vnl van de ledematen
(hypermetrie-slordig schrift met een onregelmatige grootte en soms megalografie)
(Vingerneusproef? Hielknieproef)
Hypermetrie = overshoot
– Intentionele tremor (rescue mechanism)
– Dysdiadochokinesis (< Gr. diadochos; cave aspecifiek)
o = vermogen om alternerende handbewegingen uit te voeren
▪ Gescandeerde, lallende tot uitgespuugde spraak – opgesplitst in lettergrepen – langzaam en
vaak explosief – subjectief als ‘dikke tong’
(~ jerky scanning speech pattern)
2) Middenlijnstructuren
→ statische en/of rompataxie
▪ Gestoord evenwicht (Romberg? ‘It takes three to tango’)
▪ Posturale tremor = houdingsstoornis
▪ Bemoeilijkte gang ~ dronkemansgang (Koorddansersgang?)
– Verbrede gangbasis
– Onregelmatige paslengte
– Slingerend
Samenvatting
Cerebellaire aandoening?
- Ogen: nystagmus?
- Spraak
- Bewegingen armen: tremor,
vinger-neus test
- Rompataxie
- Hiel-knie testen
- Gang nakijken