Samenvatting open vragen Gastro- Intestinaal en Endocrien Stelsel ( Behaald Resultaat: 18/20)

Examenvragen Gastro
Histologie
1) Histologie van de bijnier

2) Histologische bouw van de testis

3) Histologie van de prostaat

4) Bespreek de spermatogene cyclus

5) Bespreek de epididymis en de vesicula seminalis

6) Bespreek de histologische bouw van de penis

7) Histologie en ontwikkeling van het spermatozoon

8) Bespreek de verschillende ovariele follikels
In de cortex van een ovarium zitten tijdens de geslachtsrijpe periode follikels in
verschillende stadia. Men onderscheidt hierbij primordiale en primaire, secundaire,
tertiaire en graafse follikels. Vanaf het begin van de geslachtsrijpe periode start de
follikelrijping.
(primaire oöcyt is niet hetzelfde als primaire follikel)
Primordiale
 Primordiale vanaf voor geboorte, bestaan uit primair oöcyt omgeven door een
laag platte follikelcellen.
 Grote nucleus
 Begin meiose voor geboorte, deze wordt gestopt na geboorte-> bevroren fase =
dictyoteen
Primaire
 unilamellair
 Platte follikelcellen verhogen tot kubische cellen
 Ontwikkeling zona pellucida in grens eicel – follikelcellen
 Ontwikkeling theca interna & externa in BW rond follikel
o Interna bevat veel capillairen, BW cellen diff tot
steroïdproducerende cellen
Secundair
 Gevolg van intensieve celdeling: meerlagige krans van follikelcellen
 Follikelcellen heten nu granulosacellen
 Multilamellair
 Zona pellucida ontwikkelt verder, krijgt uitsteeksel van oöcyt en krijgt rol in
voedende functie
 Basaal membraan tussen granulosa en theca interna
Tertiair
 Doorsnede van 0,2 mm
 Vloeistof tussen granulosacellen = follikelvloeistof
 = vesiculaire/antrale follikel
 Eicel begint uit te puilen in follikelvloeistof -> bevindt zich in follikelholte (cumulus
oophorus)
Graafse follikel
 = sprongrijp
 1,5 – 2 cm diameter
 Heeft corona radiata (= zijn eigenlijk de follikelcellen rond oöcyt)

, 9) Bespreek de menstruele cyclus
Dit wordt veroorzaakt door ovariële hormonen zoals oestrogeen en progesteron die
worden uitgescheiden oiv de hypofyse. De duur van de cyclus is ongeveer 28 dagen
en begint tussen 12de en 15de levensjaar tot de menopauze (50j). Er zijn 3 fasen:
- Menstruele fase; dag 1 – 4
Geen bevruchting leidt tot daling van oestrogeen en progesteron waardoor de
desintegratie van het endometrium start. Dit zorgt voor slijmverlies en bloedingen.
- Proliferatiefase; dag 5 – 14
Na menstruatie is enkel een basale laag overgebleven vd endometrium. Deze fase
valt samen met fase waarin zich in het ovarium een aantal follikels ontwikkelen die
oestrogeen produceren. Het endometrium wordt opnieuw aangelegd.
- Secretiefase; dag 15 – 28
Begint op het moment van de ovulatie en komt tot ontwikkeling oiv progesteron uit
het corpus luteum. Endometriumklieren kronkelen en spiraalarterien maximaal
uitgegroeid.

10) Histologie van de placenta
De placenta bestaat uit een foetaal deel (chorion) en een maternaal deel (decidua
basalis).
Foetale deel
De chorion bestaat uit een chorionplaat waaruit chorionvlokken ontspringen. Deze
vlokken bestaan uit een kern van BW, cytotrofoblast (Langhans-cellen) en
syncytiotrofoblast. De cytotrofoblastcellen zijn te beschouwen als stamcellen voor de
syncytiotrofoblast. De syncytiotrofoblast is gespecialiseerd in veel functies zoals
opname van stoffen, … . het oppervlak van de ST is bedekt met microvilli waartussen
er coated pits zijn (teken van endocytose). Het heeft een uitgebreid RER, vrije
ribosomen, golgi en mitochondria. Er zijn ook veel vetdruppels. In de stroma komen GS
voor en cellen van Hofbauer (fagocytose). Er is ook een intervilleuze ruimte waar
maternaal bloed doorstroomt.
Maternaal deel
Dit levert bloed, de circulaties blijven echter gescheiden. Deze vormt tijdens de
ontwikkeling de septa placentae. Er ontstaan deciduacellen die prolactine en
prostaglandinen produceren.

11) Functionele histologie van de adenohypofyse. Bespreek de verschillende
celtypes
De adenohypofyse (pars distalis, hypofysevoorkwab) bestaat uit 2 celtypes:
chromofobe en chromofiele.
Chromofobe cellen
 lichtgekleurd
 Ongeveer de helft vd epitheelcellen
 Geen/weinig secretiekorrels
 Heterogene populatie bestaande uit:
o Stamcellen, niet-epitheliale cellen en net gedegranuleerde chromofobe
cellen (tijdelijk chromofobe cellen)
Chromofiele cellen
 Acidofiel en basofiel
 Acidofiel: in groepjes, goed zichtbare granula met zure kleurstoffen (oranje, …)
o Productie groeihormoon, prolactine
 Basofiel: solitair, basische kleurstoffen
o Productie thyreotroop, gonadotroop, corticotroop hormoon
 Naargelang product; acidofiel 2, basofiel 3 soorten cellen.

12) Functionele histologie van de neurohypofyse. Bespreek de verschillende
celtypes