Hoofdstuk 1: Psychometrics and the importance of psychological
measurement
Psychologische tests worden vaak gebruikt om observeerbare gebeurtenissen in de fysieke wereld te
meten. In sociale wetenschappen zijn deze observeerbare dingen vaak een soort gedraging, en
onderzoekers gebruiken de metingen hiervan voor twee redenen:
1. Omdat ze geïnteresseerd zijn in die specifieke gedraging op zichzelf.
2. Omdat ze de onderliggende, niet-observeerbare psychologische attributen (intelligentie,
depressie, kennis, extraversie) willen beoordelen.
Validiteit: meten wat je moet meten.
Hypothetical constructs/latent variables: theoretische psychologische kenmerken, attributen,
processen of staten die niet direct geobserveerd kunnen worden. Gaan over dingen zoals leren,
intelligentie, zelfvertrouwen, dromen, houdingen en gevoelens.
Operational definitions: de operaties of procedures die worden gebruikt om de hypothetische
constructen te meten.
Psychologische test: een systematische procedure voor het vergelijken van gedrag van twee of meer
personen. Drie belangrijke componenten:
1. Tests gaan over behavioral samples
2. De behavioral samples moeten verzameld zijn op een systematische manier
3. Het doel van de tests is om het gedrag van twee of meer mensen te vergelijken
(interindividuele verschillen) of om het gedrag van dezelfde individuen op verschillende
tijden onder verschillende omstandigheden te vergelijken (intra-individuele verschillen)
Soorten tests
Criterion referenced: settings waarin een keuze gemaakt moet worden over de skills van een
persoon. Mensen worden vaak in twee groepen gedeeld:
1. Mensen waarvan de prestatie het criterion overtreft
2. Mensen waarvan de prestatie het criterion niet overtreft
Norm referenced: om de testscore van een persoon te vergelijken met scores uit een
referentie sample of een normatieve sample, om te begrijpen hoe de persoon zich vergelijkt
met andere mensen. De sample moet wel representatief genoeg zijn voor een bepaalde
populatie van mensen.
Speeded tests: tests met een tijdslimiet. Er wordt vaak niet verwacht dat mensen de hele
test afkrijgen in de toegewezen tijd; het gaat om het aantal vragen dat is beantwoord in die
tijd. De vragen zijn zo gemaakt dat het redelijk makkelijk is om de vragen met een tijdslimiet
goed te kunnen maken.
Power tests: tests zonder tijdslimiet, het aantal goed beantwoorde vragen wordt gemeten.
De vragen verschillen in moeilijkheidsgraad.
Psychometrie: de wetenschap die zich bezighoudt met het evalueren van de attributen van
psychologische tests; de studie naar procedures die gebruikt worden om validiteit in gedrag te meten
en om deze metingen te koppelen aan psychologische fenomenen.
1. Type informatie (in de meeste gevallen zijn dit scores)
2. Betrouwbaarheid van de data van psychologische tests
3. Problemen met de validiteit van de data van psychologische tests
,Francis Galton
Founding father van moderne psychometrie. Hij was vooral geïnteresseerd in de manieren waarop
mensen van elkaar verschillen en zijn benadering heet dan ook differentiële psychologie.
Anthropometrics: de meting van menselijke features, zoals grootte van het hoofd, lengte van
de armen, en fysieke kracht. Volgens Galton bevatte deze features psychologische
kenmerken.
Psychometrie: de kunst van het opdringen van meting en getallen aan operaties van de
geest.
Normaalverdelingen
Correlatiecoëfficiënt
Sampling
Problemen met metingen in psychologie
Het proberen vast te stellen van belangrijke aspecten van allerlei menselijke psychologische
attributen in een enkel getal
Participant reactivity de mensen die gemeten worden zijn zich bewust van het feit dat ze
gemeten worden en passen hun gedrag hierop aan
Bias en verwachtingen van de onderzoekers
Composite scores samengestelde scores; het samenvoegen van verschillende items tot
een totaalscore
Score sensitivity het vermogen van een meting om adequaat te kunnen discrimineren
tussen betekenisvolle units van de dimensie die gemeten wordt; kunnen discrimineren
tussen verschillen in de attributen; kleine verschillen ook kunnen opmerken is belangrijk
Gebrek aan bewustheid over belangrijke psychometrische informatie
Het kunnen identificeren en karakteriseren van psychologische verschillen is de basis van alle
psychologische metingen en is de grondlegging van alle methodes die worden gebruikt om tests te
evalueren.
Validation process: het proces waarin de psycholoog het bewijs opeenhoopt.
Hoofdstuk 2: Scaling
Measurement: het toewijzen van cijfers aan objecten of gebeurtenissen volgens regels.
Kenmerken van cijfers
Identity identical, mutually exclusive en exhaustive.
Order ranks en volgorde van de cijfers/waardes.
Quantity echte getallen, indiceren de precieze hoeveelheid attributen.
Het getal 0
Additivity: alle units die geteld worden zijn identiek; grootte van meting verandert niet. Meten is niet
hetzelfde als tellen.
Schalen
Nominale schaal: cijfers met identity worden gebruikt om observaties te labelen waarin
gedrag in categorieën wordt gesorteerd op basis van een psychologisch attribuut; gebruikt
om groepen mensen met een gezamenlijk attribuut te identificeren. Bijv. bij het meten van
geslacht kun je mensen toewijzen aan twee categorieën; mannen en vrouwen,
gerepresenteerd als groep 0 en groep 1.
Ordinale schaal: cijfers met een bepaalde volgorde.
, Interval schaal: hebben geen absoluut nulpunt, de unit is constant maar er kan niet
vermenigvuldigd worden. Het getal 0 representeert hier geen absentie van iets (bijv. als iets
0 graden Celsius is betekent het niet dat er geen warmte is).
Ratio schaal: hebben een absoluut nulpunt, in dit geval representeert het getal 0 de absentie
van iets. Deze schaal geeft de meeste informatie.
Problemen met schalen
Het koppelen van observaties van gedrag aan een cijfer.
De mate waarin deze koppeling gemaakt wordt zodat de symbolen de échte verschillen
tussen gedragingen representeren.
Er is veel discussie over of alleen interval/ratio schalen gebruikt moeten worden voor
psychologische metingen.
Binaire codes reflecteren vaak nominale schalen maar kunnen ook interval zijn.
Hoofdstuk 3: Individual differences and correlations
Verschillen tussen personen:
Interindividuele verschillen: verschillen tussen mensen.
Intra-individuele verschillen: verschillen in dezelfde persoon over tijd of onder verschillende
omstandigheden.
Metingen
Central tendency: de ‘’typische’’ score in de distributie/de score die het meest
representatief is voor de gehele distributie. Het gemiddelde is de meest gebruikte
maat voor central tendency.
Variabiliteit/variantie: de verschillen tussen scores binnen een
distributie/verdeling; de mate waarin scores verschillen van het gemiddelde.
Een grotere waarde voor variantie/standaarddeviatie betekent meer
variabiliteit binnen een distributie.
Standaarddeviatie: de standaardafwijking van het gemiddelde, de
wortel van de variantie.
Verdelingen
Normaalverdeling Skewed to the right Skewed to the left
measurement
Psychologische tests worden vaak gebruikt om observeerbare gebeurtenissen in de fysieke wereld te
meten. In sociale wetenschappen zijn deze observeerbare dingen vaak een soort gedraging, en
onderzoekers gebruiken de metingen hiervan voor twee redenen:
1. Omdat ze geïnteresseerd zijn in die specifieke gedraging op zichzelf.
2. Omdat ze de onderliggende, niet-observeerbare psychologische attributen (intelligentie,
depressie, kennis, extraversie) willen beoordelen.
Validiteit: meten wat je moet meten.
Hypothetical constructs/latent variables: theoretische psychologische kenmerken, attributen,
processen of staten die niet direct geobserveerd kunnen worden. Gaan over dingen zoals leren,
intelligentie, zelfvertrouwen, dromen, houdingen en gevoelens.
Operational definitions: de operaties of procedures die worden gebruikt om de hypothetische
constructen te meten.
Psychologische test: een systematische procedure voor het vergelijken van gedrag van twee of meer
personen. Drie belangrijke componenten:
1. Tests gaan over behavioral samples
2. De behavioral samples moeten verzameld zijn op een systematische manier
3. Het doel van de tests is om het gedrag van twee of meer mensen te vergelijken
(interindividuele verschillen) of om het gedrag van dezelfde individuen op verschillende
tijden onder verschillende omstandigheden te vergelijken (intra-individuele verschillen)
Soorten tests
Criterion referenced: settings waarin een keuze gemaakt moet worden over de skills van een
persoon. Mensen worden vaak in twee groepen gedeeld:
1. Mensen waarvan de prestatie het criterion overtreft
2. Mensen waarvan de prestatie het criterion niet overtreft
Norm referenced: om de testscore van een persoon te vergelijken met scores uit een
referentie sample of een normatieve sample, om te begrijpen hoe de persoon zich vergelijkt
met andere mensen. De sample moet wel representatief genoeg zijn voor een bepaalde
populatie van mensen.
Speeded tests: tests met een tijdslimiet. Er wordt vaak niet verwacht dat mensen de hele
test afkrijgen in de toegewezen tijd; het gaat om het aantal vragen dat is beantwoord in die
tijd. De vragen zijn zo gemaakt dat het redelijk makkelijk is om de vragen met een tijdslimiet
goed te kunnen maken.
Power tests: tests zonder tijdslimiet, het aantal goed beantwoorde vragen wordt gemeten.
De vragen verschillen in moeilijkheidsgraad.
Psychometrie: de wetenschap die zich bezighoudt met het evalueren van de attributen van
psychologische tests; de studie naar procedures die gebruikt worden om validiteit in gedrag te meten
en om deze metingen te koppelen aan psychologische fenomenen.
1. Type informatie (in de meeste gevallen zijn dit scores)
2. Betrouwbaarheid van de data van psychologische tests
3. Problemen met de validiteit van de data van psychologische tests
,Francis Galton
Founding father van moderne psychometrie. Hij was vooral geïnteresseerd in de manieren waarop
mensen van elkaar verschillen en zijn benadering heet dan ook differentiële psychologie.
Anthropometrics: de meting van menselijke features, zoals grootte van het hoofd, lengte van
de armen, en fysieke kracht. Volgens Galton bevatte deze features psychologische
kenmerken.
Psychometrie: de kunst van het opdringen van meting en getallen aan operaties van de
geest.
Normaalverdelingen
Correlatiecoëfficiënt
Sampling
Problemen met metingen in psychologie
Het proberen vast te stellen van belangrijke aspecten van allerlei menselijke psychologische
attributen in een enkel getal
Participant reactivity de mensen die gemeten worden zijn zich bewust van het feit dat ze
gemeten worden en passen hun gedrag hierop aan
Bias en verwachtingen van de onderzoekers
Composite scores samengestelde scores; het samenvoegen van verschillende items tot
een totaalscore
Score sensitivity het vermogen van een meting om adequaat te kunnen discrimineren
tussen betekenisvolle units van de dimensie die gemeten wordt; kunnen discrimineren
tussen verschillen in de attributen; kleine verschillen ook kunnen opmerken is belangrijk
Gebrek aan bewustheid over belangrijke psychometrische informatie
Het kunnen identificeren en karakteriseren van psychologische verschillen is de basis van alle
psychologische metingen en is de grondlegging van alle methodes die worden gebruikt om tests te
evalueren.
Validation process: het proces waarin de psycholoog het bewijs opeenhoopt.
Hoofdstuk 2: Scaling
Measurement: het toewijzen van cijfers aan objecten of gebeurtenissen volgens regels.
Kenmerken van cijfers
Identity identical, mutually exclusive en exhaustive.
Order ranks en volgorde van de cijfers/waardes.
Quantity echte getallen, indiceren de precieze hoeveelheid attributen.
Het getal 0
Additivity: alle units die geteld worden zijn identiek; grootte van meting verandert niet. Meten is niet
hetzelfde als tellen.
Schalen
Nominale schaal: cijfers met identity worden gebruikt om observaties te labelen waarin
gedrag in categorieën wordt gesorteerd op basis van een psychologisch attribuut; gebruikt
om groepen mensen met een gezamenlijk attribuut te identificeren. Bijv. bij het meten van
geslacht kun je mensen toewijzen aan twee categorieën; mannen en vrouwen,
gerepresenteerd als groep 0 en groep 1.
Ordinale schaal: cijfers met een bepaalde volgorde.
, Interval schaal: hebben geen absoluut nulpunt, de unit is constant maar er kan niet
vermenigvuldigd worden. Het getal 0 representeert hier geen absentie van iets (bijv. als iets
0 graden Celsius is betekent het niet dat er geen warmte is).
Ratio schaal: hebben een absoluut nulpunt, in dit geval representeert het getal 0 de absentie
van iets. Deze schaal geeft de meeste informatie.
Problemen met schalen
Het koppelen van observaties van gedrag aan een cijfer.
De mate waarin deze koppeling gemaakt wordt zodat de symbolen de échte verschillen
tussen gedragingen representeren.
Er is veel discussie over of alleen interval/ratio schalen gebruikt moeten worden voor
psychologische metingen.
Binaire codes reflecteren vaak nominale schalen maar kunnen ook interval zijn.
Hoofdstuk 3: Individual differences and correlations
Verschillen tussen personen:
Interindividuele verschillen: verschillen tussen mensen.
Intra-individuele verschillen: verschillen in dezelfde persoon over tijd of onder verschillende
omstandigheden.
Metingen
Central tendency: de ‘’typische’’ score in de distributie/de score die het meest
representatief is voor de gehele distributie. Het gemiddelde is de meest gebruikte
maat voor central tendency.
Variabiliteit/variantie: de verschillen tussen scores binnen een
distributie/verdeling; de mate waarin scores verschillen van het gemiddelde.
Een grotere waarde voor variantie/standaarddeviatie betekent meer
variabiliteit binnen een distributie.
Standaarddeviatie: de standaardafwijking van het gemiddelde, de
wortel van de variantie.
Verdelingen
Normaalverdeling Skewed to the right Skewed to the left
