Open vragen
1. T lymfocyten zijn lichtmicroscopisch niet te onderscheiden van B lymfocyten. Toch hebben
Thelper en T-cytotoxische cellen specifieke oppervlakte kenmerken die een rol spelen in hun
functie. Bespreek deze oppervlaktekenmerken en het functioneren van deze T-cellen in de
relatie met lichaamseigen cellen.
2. Bespreek de myoneurale synaps.
-Wat gebeurt er in het presynaptisch membraan? -Wat gebeurt in het postsynaptisch
membraan? -Wat gebeurt er in de synaptische spleet?
-Welke ionenkanalen zijn hierbij betrokken?
MCQ
1. Bij rokers wordt het trilhaarepitheel in de trachea soms vervangen door meerrijig
plaveiselepitheel. Hoe noemt men dit proces?
A. Homeostase
B. Apoptose
C. Metaplasie
D. Metastase
E. Diapedese
Antwoord: C
2. Bijzondere eigenschappen van de kraakbeenmatrix?
A. Ze hebben een uitgebreid vasculair netwerk
B. Het is veerkrachtig door de aanwezigheid van hyaluronzuur & glycoproteïnen
C. Het is aanwezig in de kraakbeenringen in de oesophagus
3. Welke stelling is waar voor zowel bruin als wit vetweefsel?
A. Ze bevatten meerdere vetinclusies
B. Een kind heeft vooral veel vetweefsel rond de nek en ?
C. Het is sterk gevasculariseerd
D. Het zijn ronde celle met afgeplatte kern
Antwoord: C
4. Welke stelling over lamina basalis is correct?
A. Ze bestaat uit een lamina lucida en lamina densa
B. ?
Antwoord: ?
5. Een lange afstandsloper heeft goed ontwikkelde spieren. Welke uitspraak is correct?
A. Hij heeft meer rode dan witte spiervezelfs
, B. Hij heeft meer witte dan rode spiervezels
C. Hij heeft evenveel witte als rode spiervezels
Antwoord: A
Examenvragen - 2018
Open vragen
2 open vragen uit de vooraf gegeven 12 vragen op blackboard -> deze dus goed voorbereiden! staat
al op 6 punten!
• Wanneer je op en neer springt, wordt het gewrichtskraakbeen erg belast. Bespreek de
structuur en geef de elementen aan die de eigenschappen van gewrichtskraakbeen bepalen!
• In het oog kan de storing van de afvoer van het kamerwater leiden tot verhoging van de
intraoculaire druk en is de oorzaak van glaucoom. Welke structuren zijn er allemaal
betrokken bij de ontwikkeling van glaucoom en bespreek het oorzakelijk verband?
MCQ: 24 vragen
De MCQ waren eigenlijk echt pittig/moeilijk, veel vragen waren echter te lang om te onthouden. Veel
MCQ’s waren in de trend van: “welke stelling is correct”, “welke stelling is fout”. Het waren vooral
details waar ze achter vroegen, soms ook iets dat ook voor een open vraag gekend moest zijn.
1. Functie rode bloedcellen
A. Vormen van bloedklonters
B. Zuurstof en CO2 transport
C. Immuunsysteem ...
Antwoord: B
2. Marathonloper heeft:
A. Rode spiervezels met veelmitochondrien
B. Witte spiervezels met veel mitochondrien
C. Witte spiervezels met veel glycogeen
D. Rode spiervezels met veel glycogeen
E. Veel intermediaire spiervezels
Antwoord: A
3. Strands van een tight junction kunnen het best bekeken worden met volgende methode:
A. Fluorescentiemicroscopie...
B. Iets met lichtmicroscopie ...
C. Transmissie elektronenmicroscopie met osmium
D. Scanning elektronenmicroscopie met osmium
E. Scanning elektronenmicroscopie met iets anders...
4. De volgende cel is een soort macrofaag: