Hoorcolleges sociale ongelijkheid
Hoorcollege 1
Doel van de cursus: PTOB
Theoretische hoofdstromingen:
Functionalisme: samenleving is opgebouwd uit verschillende onderdelen die samen passen,
waardoor de samenleving goed functioneert. De ene samenleving is ongelijker dan andere.
Bijvoorbeeld moderniseringstheorie.
lenski, Blau en Duncan.
Conflicttheorie: ongelijkheid is heel natuurlijk, groepen in de samenleving zullen ook strijd
hebben met elkaar en willen zich van elkaar onderscheiden.
Bijvoorbeeld reproductietheorie.
Marx, Weber, Collins en Bourdieu.
Microniveau: individuele gedrag van mensen, gezinnen.
Mesoniveau: buurten, scholen, organisaties
Macro: samenlevingen (historische ontwikkelingen, internationale vergelijkingen.
Multiniveau-probleem: kenmerken van contexten beïnvloeden individueel gedrag omdat ze
al dan niet als restrictie werken.
Micro/macro (Coleman)
,Drie soorten samenhangen:
Schijnverband (spurious)
De samenhang berust op een gemeenschappelijke factor. Opleidingsniveau
beïnvloedt zowel het inkomen als het museumbezoek. De relatie tussen inkomen en
museumbezoek is niet direct.
Mediërend verband
Er is sprake van een tussenliggende stap. De samenhang wordt verklaard door een
derde variabele.
Interactieverband (moderation)
De samenhang verschilt voor verschillende categorieën van de interactievariabele.
, Sociale ongelijkheid -> wie krijgt wat en waarom?
o 18e eeuw: Rousseau (filosofisch)
o 19e eeuw: Marx (politieke strijd)
o Hier: sociologische, wetenschappelijke benadering zonder oordeel over ongelijkheid.
o Probleemstelling: vragen
o Theorie: hypothesen
o Onderzoek: empirie
o Beleid: toepassing
Macro:
Lenski (functionalisme stroming): heeft een boek geschreven “power and privilege” waarin
hij heeft gekeken naar samenlevingen in de loop der jaren en vond patronen tussen de
bestaansmiddelen in de samenlevingen en de mate van ongelijkheid (dit noem je
technologisch evolutionisme).
De samenleving wordt steeds ingewikkelder met steeds meer werktuigen om te kunnen
produceren. Bij jagers en verzamelaars was de ongelijkheid laag, doordat ze weinig
produceerden. Alles wat geproduceerd werd, werd direct geconsumeerd dus er was niks
meer extra te verdelen. Als een samenleving meer produceert komt er een surplus die te
verdelen is waardoor er steeds meer ongelijkheid komt (mensen met macht houden het
surplus vast). Tot aan de landbouwsamenleving is er steeds meer ongelijkheid. Daarna komt
de industriële samenleving waarbij de belangrijkste hulpbron menselijk kapitaal is geworden
(ingewikkelde machines). De elite kunnen dat zelf niet meer dus ze moeten dat werk gaan
belonen, de “gewone” mensen moeten meer krijgen, daarom daalt de ongelijkheid.
Industriële samenleving
• Menselijk kapitaal in plaats van bezit (hulpbron)
• Lager marginaal nut voor elite
• Politiek: democratie
Gegevens om ongelijkheid te meten:
1. Data
(CBS kijkt altijd na de belasting)
Hoorcollege 1
Doel van de cursus: PTOB
Theoretische hoofdstromingen:
Functionalisme: samenleving is opgebouwd uit verschillende onderdelen die samen passen,
waardoor de samenleving goed functioneert. De ene samenleving is ongelijker dan andere.
Bijvoorbeeld moderniseringstheorie.
lenski, Blau en Duncan.
Conflicttheorie: ongelijkheid is heel natuurlijk, groepen in de samenleving zullen ook strijd
hebben met elkaar en willen zich van elkaar onderscheiden.
Bijvoorbeeld reproductietheorie.
Marx, Weber, Collins en Bourdieu.
Microniveau: individuele gedrag van mensen, gezinnen.
Mesoniveau: buurten, scholen, organisaties
Macro: samenlevingen (historische ontwikkelingen, internationale vergelijkingen.
Multiniveau-probleem: kenmerken van contexten beïnvloeden individueel gedrag omdat ze
al dan niet als restrictie werken.
Micro/macro (Coleman)
,Drie soorten samenhangen:
Schijnverband (spurious)
De samenhang berust op een gemeenschappelijke factor. Opleidingsniveau
beïnvloedt zowel het inkomen als het museumbezoek. De relatie tussen inkomen en
museumbezoek is niet direct.
Mediërend verband
Er is sprake van een tussenliggende stap. De samenhang wordt verklaard door een
derde variabele.
Interactieverband (moderation)
De samenhang verschilt voor verschillende categorieën van de interactievariabele.
, Sociale ongelijkheid -> wie krijgt wat en waarom?
o 18e eeuw: Rousseau (filosofisch)
o 19e eeuw: Marx (politieke strijd)
o Hier: sociologische, wetenschappelijke benadering zonder oordeel over ongelijkheid.
o Probleemstelling: vragen
o Theorie: hypothesen
o Onderzoek: empirie
o Beleid: toepassing
Macro:
Lenski (functionalisme stroming): heeft een boek geschreven “power and privilege” waarin
hij heeft gekeken naar samenlevingen in de loop der jaren en vond patronen tussen de
bestaansmiddelen in de samenlevingen en de mate van ongelijkheid (dit noem je
technologisch evolutionisme).
De samenleving wordt steeds ingewikkelder met steeds meer werktuigen om te kunnen
produceren. Bij jagers en verzamelaars was de ongelijkheid laag, doordat ze weinig
produceerden. Alles wat geproduceerd werd, werd direct geconsumeerd dus er was niks
meer extra te verdelen. Als een samenleving meer produceert komt er een surplus die te
verdelen is waardoor er steeds meer ongelijkheid komt (mensen met macht houden het
surplus vast). Tot aan de landbouwsamenleving is er steeds meer ongelijkheid. Daarna komt
de industriële samenleving waarbij de belangrijkste hulpbron menselijk kapitaal is geworden
(ingewikkelde machines). De elite kunnen dat zelf niet meer dus ze moeten dat werk gaan
belonen, de “gewone” mensen moeten meer krijgen, daarom daalt de ongelijkheid.
Industriële samenleving
• Menselijk kapitaal in plaats van bezit (hulpbron)
• Lager marginaal nut voor elite
• Politiek: democratie
Gegevens om ongelijkheid te meten:
1. Data
(CBS kijkt altijd na de belasting)