De cursus staat gelijk aan 140 uur: 8 uur voor oriëntatie, 14 uur tentamenvoorbereiding, 3
uur om het tentamen te maken, en dus 115 uur studietijd.
Boek: Qualitative Research Practice: A Guide for Social Science Student and Researchers.
Online pakket: http://qualicoder.com/
Artikelen.
Vragen: https://onderzoeksvragen.ou.nl/
Tentamen: CBI tentamen van 40 twee-keuze vragen.
Bijzondere verplichtingen (gezamenlijk inleveren aan het einde van de cursus):
Deeltoets in thema 4.
Observatieopdracht in thema 5.
Interview opdracht in thema 6.
LET OP: De scores op het tentamen en de opdrachten tellen allebei 50%. Beide onderdelen
moeten minimaal een 5 zijn en samen minimaal een 5,5.
Tentamenstof:
Thema 1: H1 (p. 1-20), H3 (p. 48-60), H5 (p. 123-143).
Thema 2: H6 (p. 149-154), H7 (p. 177-209), H10 (p. 269-287), H13 (p. 367-384).
Thema 3: Oefenopdracht.
Thema 4: Deelopdracht.
Thema 5: H9 (p. 244-267)
Thema 6: Eindopdracht.
Leerdoelen.
Nadat u deze cursus hebt afgerond, kunt u
- uitleggen hoe kwantitatief onderzoek en kwalitatief onderzoek van elkaar verschillen en
wat de overeenkomsten zijn
- bepalen wanneer een onderzoeksvraag kwalitatief onderzoek vereist en wanneer deze
kwantitatief onderzoek vereist
- diepte-interviews afnemen en transcriberen
- kwalitatieve data analyseren met QualiCoder en rapporteren in een wetenschappelijk
verslag
- verschillende vormen van observeren beschrijven en in een gegeven situatie de best
passende observatie techniek selecteren en toepassen
- de cognitieve validiteit van een vragenlijst onderzoeken en verbeteren met behulp van
cognitieve interviews.
Na het bestuderen van studietaak 1.1 kunt u:
- de aard en karakteristieken van kwalitatief onderzoek begrijpen.
- de belangrijkste filosofische aspecten van kwalitatief onderzoek onderscheiden.
- positivisme en verwante stromingen aanduiden.
- belangrijke ontwikkelingen en tradities binnen kwalitatief onderzoek beschrijven.
- de benadering van kwalitatief onderzoek in deze cursus kennen.
Na het bestuderen van studietaak 1.2 kunt u:
- de functies van kwalitatief onderzoek onderscheiden van die van kwantitatief onderzoek.
- de plaats van kwalitatief onderzoek in de empirische cyclus aanwijzen.
- onderzoeksvragen voor kwalitatief onderzoek en kwantitatief onderzoek herkennen.
Na het bestuderen van studietaak 1.3 kunt u:
,- onderzoeksvragen voor kwalitatief onderzoek formuleren.
- methoden voor de verzameling van kwalitatieve data kiezen.
Na het bestuderen van studietaak 1.4 kunt u:
- ethische- en integriteitsperspectieven van kwalitatief onderzoek duiden.
- het ontstaan en de werking van ethische commissies beschrijven.
- de afweging van de zinvolheid, de kwaliteit van de opzet, de uitkomsten en de belasting
van de deelnemers van kwalitatief onderzoek maken.
Na het bestuderen van studietaak 1.5 kunt u:
- het verschil tussen populaties en steekproeven aangeven.
- verschillen tussen steekproeven voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek noemen.
- stappen in het ontwerpen van een doelgerichte steekproef identificeren.
- wervingsmethoden voor doelgerichte steekproeven kiezen.
Na het bestuderen van studietaak 2.1 kunt u:
- de verschillende fasen van een interview identificeren.
- een topic list ontwikkelen.
Na het bestuderen van studietaak 2.2 kunt u:
- beschrijven hoe diepte-interviews verschillen van andere soorten interviews en kent u
verschillende soorten diepte interviews.
- weet u waar u op moet letten bij het formuleren van een vraag tijdens een diepte-
interview.
- weet u het verschil tussen probing en prompts.
- verschillende strategieën beschrijven om een diepte-interview goed te laten verlopen.
Na het bestuderen van studietaak 2.3 kunt u:
- een transcript uitwerken met behulp van QualiCoder.
- de verschillende fasen in het analyse proces identificeren.
- coderen met behulp van QualiCoder.
Na het bestuderen van studietaak 2.4 kunt u
- onderscheid maken tussen een kwantitatieve en kwalitatieve rapportage.
- citaten gebruiken om de resultaten te illustreren.
- de resultaten van een kwalitatief onderzoek beschrijven en interpreteren.
Na het bestuderen van studietaak 5.1 kunt u:
- toelichten wanneer, waarom en hoe observaties worden gebruikt.
- onderzoeksvragen voor observatie onderzoek herkennen.
- de verschillende observatie methoden beschrijven.
- aangeven wat er relevant is om tijdens de observaties te labelen.
- benoemen welke onderdelen er in voorbereidingen kunnen worden opgenomen.
Na het bestuderen van studietaak 5.2 kunt u:
- uw kennis met betrekking tot observatie toepassen.
Na het bestuderen van studietaak 5.3 kunt u:
- een observatie uitvoeren.
Na het bestuderen van studietaak 6.1 kunt u:
- beschrijven hoe cognitieve interviews verschillen van interviews voor kwalitatief
onderzoek.
- uitleggen wat cognitieve validiteit is en hoe het zich verhoudt tot constructvaliditeit.
, Na het bestuderen van studietaak 6.2 kunt u:
- uitleggen hoe de onderdelen van cognitieve validiteit worden onderzocht met de
technieken in cognitieve interviews.
- beschrijven hoe cognitieve interviews worden uitgevoerd
- cognitieve interviews plannen.
Na het bestuderen van studietaak 6.3 kunt u:
- een cognitieve interview uitvoeren.