Algemene introductie
Anatomie van het bewegingsapparaat wordt gegeven door 2 proffen. De eerste, Luc van Nassauw, is
een kleinere oudere man met cynische humor. Hij geeft vooral het osteologie gedeelte van anatomie,
en dus ook de practica. Jan Verlooy is een langere zakelijkere man met als uitvoerend beroep
neurochirurg. Hij geeft het merendeel van de theorielessen, en is hoofddocent van het vak. Hij geeft
ook les aan geneeskunde, en dit is terug te vinden in z’n lessen. Hij geeft veel klinisch relevante
informatie dat voor ons biomedici wellicht minder belangrijk zijn, maar wel leuk om te weten, zeker
voor degene die Biomedische doen om door te gaan naar Geneeskunde. Hij gaat er soms ook vanuit
dat we de gehele anatomie al kennen en gaat ook goed vooruit tijdens zijn lessen. Het examen
bestaat uit meerdere gedeeltes. Het begint met het gedeelte Osteologie. Bij dit gedeelte mag je je
practicumcursus met ingevulde tekeningen gebruiken, dus zorg dat je elke tekening goed benoemd
hebt tijdens de practica. Hierna komt het benoemen van structuren zoals bijv. spieren, zenuwen of
ligamenten. Hier zijn veel punten op te scoren. Het is ook erg handig om hiervoor te oefenen via een
site (www.kenhub.com), via flashcards of via Biodigital, een site die mij persoonlijk geholpen heeft bij
de 3 anatomievakken. Na het osteologie- en spier-, zenuw- en ligamentendeel krijg je nog een X
aantal multiple choice vragen met 5 antwoordmogelijkheden en een lage giscorrectie waarvan een X
aantal bedacht zijn door de studenten zelf. Dit zijn vaak meer klinische vragen, en deze kunnen soms
dan ook heel moeilijk zijn. Hierna komen de open vragen. Vaak worden de verschillende plexi
gevraagd bij de open vragen, dus oefen het tekenen/benoemen hiervan veel. Tekeningen/schema’s
worden zeker aangemoedigd. Als je de spieren op voorhand doorneemt is het examen wel te doen,
maar dit vereist dus wel wat vanbuiten leren. Anatomie I is dan ook hoofdzakelijk een blokvak.
Achteraan het handboek zijn kaders die helpen bij het studeren.
,Craniale zenuwen
1) Nervus olfactorius
- Eindigt op een bulbus olfactorius en uit deze komen allemaal kleine draadjes, namelijk
de fila olfactoria. Deze fila gaan de schedelbasis verlaten langs de Lamina cribrosa (os
etmoidale)
- Staat in voor reukorgaan (sensorisch). Wanneer deze beschadigd zijn kan je
geurwaarneming verminderen tot volledig wegvallen.
2) Nervus opticus
- Gaat de schedelbasis verlaten langs de canalis opticus, gelegen op het os sphenoidale
en gaat richting orbita.
- Ze vormt de verbinding tussen de hersenen en het oog. Het netvlies wordt door het licht
dat in het oog valt geprikkeld en de nervus opticus geleidt deze informatie als impulsen
naar de hersenen waar ze worden verwerkt tot een beeld.
3) Nervus oculomotorius
- Gaat de schedelbasis verlaten langs de fissura orbitalis superior en gaat richting orbita
om daar oogspiertjes te bezenuwen.
4) Nervus trochlearis
- Gaat de schedelbasis verlaten langs de fissura orbitalis superior en gaat ook richting
orbita om de spiertjes daar te bezenuwen
5) Nervus trigeminus
- Deze zenuw vormt een ganglion, namelijk de ganglion trigeminale. De afdruk hiervan
bevindt zich op het os temporale en splitst hier in 3 takken:
a. Nervus ophtalmicus
Gaat de schedelbasis verlaten langs de fissura orbitalis superior, richting orbita
(innerveert onder andere de traanklieren)
b. Nervus maxillaris
Gaat de schedelbasis verlaten langs het foramen rotundum gelegen op het os
sphenoidale
Deze zenuw is verantwoordelijk voor de sensibiliteit van het bovenkaakbeen met
bijbehorende tanden, de bovenlip, het zachte gehemelte, de neus en de
kaakholte.
c. Nervus mandibularis
Gaat de schedelbasis verlaten langs het Foramen ovale, ook gelegen op het os
sphenoidale.
Daarnaast is de nervus mandibularis de enige tak van de nervus trigeminus die
motorische zenuwvezels bevat. Deze vezels innerveren met name de
kauwspieren, de musculus masseter, de musculus temporalis, de musculus
pterygoideus medialis en de musculus pterygoideus lateralis.
, 6) Nervus abducens
- Gaat de schedelbasis verlaten langs fissura orbitales superior.
- Deze oogspier zit op de temporale zijde van de oogbol en veroorzaakt een zuivere
abductie.
7) Nervus facialis
- Gaat de schedelbasis verlaten langs de porus & meatus acousticus internus, doorheen os
temporale richting foramen stylomastoideum
8) Nervus vestibulocochlearis
- Gaat de schedelbasis verlaten langs de porus & meatus acousticus internus en blijft
hangen in het os temporale.
- gehoor- en evenwichtszenuw
9) Nervus glossopharyngeus
- Gaat de schedelbasis verlaten langs Foramen jugulare, gelegen tussen het os temporale
en het os occipitale.
- Deze zenuw gaat in de hals innerveren.
10) Nervus vagus
- Gaat de schedelbasis ook verlaten langs het Foramen jugulare.
- Belangrijke zenuw voor de inwendige organen.
- Zowel motorisch als sensorisch.
11) Nervus accessorius
- Gaat de schedelbasis verlaten langs het Foramen jugulare.
- Gaat vooral schouderspieren (en andere) innerveren.
12) Nervus hypoglossus
- Gaat de schedelbasis verlaten langs canalis nervus hypoglossi.
- Gaat vooral tongspieren innerveren.
Op Ons Oude Tuin Terras Op Maandag Middag
At Frans Verse Groenten Van Albert Heijn