Boekverslag: ‘Bezonken rood’ – Jeroen Brouwers
Titelbeschrijving:
Schrijver: Jeroen Brouwers
Titel: Bezonken rood
Uitgeverij & plaatsnaam: De Arbeiderspers, Amsterdam
1e druk: 1981, 37e, druk 2010
Beknopte samenvatting van de inhoud:
De hoofdpersoon in het verhaal is Jeroen Brouwers. Zijn moeder is eind
januari 1981 gestorven. Hij heeft haar nooit opgezocht in het
bejaardentehuis. Het overlijden van zijn moeder is hem ’s ochtends
telefonisch bericht. Hij was niet aanwezig op de crematie.
Toen hij een tamelijk onevenwichtig leven leidde, zes à zeven jaar
geleden, heeft hij Liza ontmoet. Hij is slechts drie dagen in haar
gezelschap geweest. Toch is ze zeer belangrijk in zijn leven. Dit komt
doordat hij een moederfiguur in haar ziet. Na deze korte relatie is hij
getrouwd met een andere vrouw. Ze schonk hem een kind. Na de dood
van zijn moeder moet hij zowel aan haar als aan Liza denken, in dezelfde
hoeveelheid van liefde als van afkeer (hartstochtelijk en onhartstochtelijk).
‘Ik voel niets en ik wil niets voelen.’
Brouwers heeft samen met zijn grootmoeder, moeder en zus in het
Jappenkamp Tjideng gezeten, waar Kenitji Sone de commandant was.
Jeroen woonde er van zijn derde tot en met zijn vijfde leefjaar.
De ellende van het kamp is voor hem pas later realiteit geworden. Destijds
heeft hij, als ‘egoïstische levenslustige kleuter’, helemaal niet geleden. Zo
heeft hij geen slechte herinnering aan de psychologische foltering. Deze
bestond eruit dat, van tijd tot tijd alle jongetjes afscheid van hun moeder
moesten nemen omdat ze werden opgehaald met onbekende
bestemming, waarna ze soms dagenlang wegbleven.
Nadat de moeder van Brouwers, door Sone persoonlijk, tot bloedens toe in
het kruis is getrapt, zegt Jeroen het volgende: ‘Geboekstaafd is: “Mijn
moeder was de mooiste moeder, op dat moment hield ik op van haar te
houden”.’ En hij denkt: ‘nu wil ik een ander want deze is kapot’, zoals hij
later, bij de geboorte van zijn dochtertje denkt: ‘nu wil ik een andere
vrouw.’ Dit laatste wou hij, omdat hij vindt dat het krijgen van een kind
een schending is.
Voor Jeroen was de tijd na de oorlog pas traumatisch. Zijn moeder laat
hem achter in een pensionaat. Ze heeft hem verraden, zo voelt Jeroen het.
Bij de afscheidszoen valt de voile van zijn moeder voor zijn lippen. “Dit
‘voorval’ is tekenend voor de rest van mijn leven: wij kussen elkaar door
een traliewerk van spinnenweb”. Hij stelt zich enkele keren voor wat zijn
Titelbeschrijving:
Schrijver: Jeroen Brouwers
Titel: Bezonken rood
Uitgeverij & plaatsnaam: De Arbeiderspers, Amsterdam
1e druk: 1981, 37e, druk 2010
Beknopte samenvatting van de inhoud:
De hoofdpersoon in het verhaal is Jeroen Brouwers. Zijn moeder is eind
januari 1981 gestorven. Hij heeft haar nooit opgezocht in het
bejaardentehuis. Het overlijden van zijn moeder is hem ’s ochtends
telefonisch bericht. Hij was niet aanwezig op de crematie.
Toen hij een tamelijk onevenwichtig leven leidde, zes à zeven jaar
geleden, heeft hij Liza ontmoet. Hij is slechts drie dagen in haar
gezelschap geweest. Toch is ze zeer belangrijk in zijn leven. Dit komt
doordat hij een moederfiguur in haar ziet. Na deze korte relatie is hij
getrouwd met een andere vrouw. Ze schonk hem een kind. Na de dood
van zijn moeder moet hij zowel aan haar als aan Liza denken, in dezelfde
hoeveelheid van liefde als van afkeer (hartstochtelijk en onhartstochtelijk).
‘Ik voel niets en ik wil niets voelen.’
Brouwers heeft samen met zijn grootmoeder, moeder en zus in het
Jappenkamp Tjideng gezeten, waar Kenitji Sone de commandant was.
Jeroen woonde er van zijn derde tot en met zijn vijfde leefjaar.
De ellende van het kamp is voor hem pas later realiteit geworden. Destijds
heeft hij, als ‘egoïstische levenslustige kleuter’, helemaal niet geleden. Zo
heeft hij geen slechte herinnering aan de psychologische foltering. Deze
bestond eruit dat, van tijd tot tijd alle jongetjes afscheid van hun moeder
moesten nemen omdat ze werden opgehaald met onbekende
bestemming, waarna ze soms dagenlang wegbleven.
Nadat de moeder van Brouwers, door Sone persoonlijk, tot bloedens toe in
het kruis is getrapt, zegt Jeroen het volgende: ‘Geboekstaafd is: “Mijn
moeder was de mooiste moeder, op dat moment hield ik op van haar te
houden”.’ En hij denkt: ‘nu wil ik een ander want deze is kapot’, zoals hij
later, bij de geboorte van zijn dochtertje denkt: ‘nu wil ik een andere
vrouw.’ Dit laatste wou hij, omdat hij vindt dat het krijgen van een kind
een schending is.
Voor Jeroen was de tijd na de oorlog pas traumatisch. Zijn moeder laat
hem achter in een pensionaat. Ze heeft hem verraden, zo voelt Jeroen het.
Bij de afscheidszoen valt de voile van zijn moeder voor zijn lippen. “Dit
‘voorval’ is tekenend voor de rest van mijn leven: wij kussen elkaar door
een traliewerk van spinnenweb”. Hij stelt zich enkele keren voor wat zijn