MLH1
COMPETENTIES
1. Modellen voor motorisch gedrag en motorisch leren
De cursus beschrijft drie hoofdmodellen om motorisch gedrag en leerprocessen te verklaren:
• Stimulus-respons theorie (Pavlov): Gedrag wordt opgevat als reflexmatig, waarbij een
stimulus automatisch een respons oproept.
• Dynamische Systeem Theorie: Benadrukt de rol van intrinsieke (binnen het individu) en
extrinsieke (omgeving) factoren in bewegingscontrole. Het koppelt echter niet direct aan
neurologische processen.
• Centrale Patroon Generatoren (CPG): Beschrijft functionele neuronale eenheden in het
ruggenmerg en de hersenen die cyclische bewegingen zoals wandelen reguleren.
De geïntegreerde visie (neuromechanica) combineert deze benaderingen en stelt dat motivatie,
neurale en mechanische controle samenwerken om beweging mogelijk te maken.
2. Motorisch gedrag en doelgerichte bewegingen
Motorisch gedrag: doelgerichte bewegingen, gedrag dat tot stand wordt gebracht door
het uitoefenen v spierkrachten die inwerken op de ledematen of andere lichaamsdelen
- Doelgerichte motorische actie: iets dat gedaan kan worden om een doel te
bereiken dat je voor ogen hebt
- Elementaire actie: doelgerichte motorische actie die niet in compenenten kan
worden opgedeeld
3. Criteria voor doelgerichte bewegingen
Doelgerichte bewegingen:
1. Zijn adaptief: Kunnen zich aanpassen aan omgevingsveranderingen.
2. Hebben een interne representatie van het doel.
3. Volharden bij mislukking (“persistence in response to failure”): De uitvoerder blijft proberen
om het doel te bereiken.
4. Vrijwillige versus onvrijwillige bewegingen
• Vrijwillige bewegingen: Worden bewust geïnitieerd met een specifieke intentie.
• Onvrijwillige bewegingen: Reflexmatig, zonder bewuste controle. Reflexen, zoals de
pupilreflex, zijn niet adaptief en stereotiep.
5. Sensorimotorisch principe
Dit principe stelt dat zintuiglijke waarneming essentieel is voor doelgerichte bewegingen. Feedback
en feedforward zijn beide nodig:
• Feedback: Tijdens/na de beweging om te corrigeren.
• Feedforward: Vooruitplannen van de beweging.
6. Neuro-mechanische niveaus van bewegingscontrole
• Neurale controle: Begint in de hersenen en omvat signalen via het ruggenmerg naar spieren.
• Mechanische controle: Evenwicht tussen interne en externe krachten.
• Motorisch gedrag: De gezamenlijke output van neurale en mechanische processen.
,7. Algemene werking van de hersenen
De hersenen werken als een schakelstation tussen sensorische input en motorische output. Dit
proces omvat:
• Registratie van zintuiglijke informatie.
• Integratie en planning van acties.
• Uitvoering via motorneuronen.
8. Somatotope organisatie van de motorische cortex
De primaire motorische cortex (M1) is somatotop georganiseerd. Specifieke gebieden van de cortex
sturen specifieke lichaamsdelen aan, zoals weergegeven in de motorische homunculus.
9. Definities van belangrijke begrippen
• Motorische controle: Hoe beweging op dit moment tot stand komt.
• Motorisch leren: Veranderingen in motorische controle door ervaring.
• Motorische ontwikkeling: De groei en verandering van motorisch gedrag door de levensloop.
10. Specifieke termen
• Adaptief vermogen: Vermogen om beweging aan te passen aan omstandigheden.
• Persistence in response to failure: Volharden bij mislukkingen.
• Motorische fit: Verschillende bewegingspatronen kunnen tot dezelfde uitkomst leiden.
• Motorische equivalentie: Verschillende manieren om eenzelfde doel te bereiken.
• Localisation of function: Specifieke hersendelen hebben specifieke functies.
11. Klinische termen
• Neuroplasticiteit: Het vermogen van het zenuwstelsel om zich structureel en functioneel aan
te passen.
• Praxis: Het vermogen om vrijwillige en doelgerichte acties te plannen en uit te voeren.
• Perceptie: De interpretatie en integratie van sensorische informatie.
• Substitutie: Het overnemen van een sensorische functie door een andere (bv. blindheid
compenseren met tast).
, VOORBEELD EXAMENVRAGEN
Vrijwillig motorisch gedrag is:
Selecteer één of meerdere juiste antwoordmogelijkheden:
1. (a) Het resultaat van spierkrachten
2. (b) Bewust
3. (c) Onbewust
4. (d) Doelgericht
5. (e) Adaptief
6. (f) Stereotiep
7. (g) Reflexmatig
8. (h) Efficiënt
Antwoord:
De juiste antwoordmogelijkheden zijn:
(a) Het resultaat van spierkrachten
• Vrijwillig motorisch gedrag ontstaat door spieractivatie, zoals beschreven in de definitie van
motorisch gedrag.
(b) Bewust
• Vrijwillig gedrag wordt bewust geïnitieerd met een specifieke intentie om een doel te
bereiken.
(d) Doelgericht
• Vrijwillig motorisch gedrag heeft een specifiek doel, wat een onderscheid maakt met
reflexmatig gedrag.
(e) Adaptief
• Vrijwillige bewegingen zijn flexibel en kunnen worden aangepast aan veranderende
omstandigheden (motorische fit en motorische equivalentie).
Uitleg waarom de andere opties fout zijn:
• (c) Onbewust: Vrijwillig gedrag is per definitie bewust, terwijl onbewuste acties reflexmatig
zijn.
• (f) Stereotiep: Vrijwillig gedrag is niet stereotiep; het is flexibel en adaptief.
• (g) Reflexmatig: Reflexmatig gedrag is onvrijwillig en hoort niet bij vrijwillige bewegingen.
• (h) Efficiënt: Efficiëntie is geen criterium voor vrijwillig gedrag. Het kan efficiënt zijn, maar
dat is niet inherent aan de definitie van vrijwillig motorisch gedrag.
COMPETENTIES
1. Modellen voor motorisch gedrag en motorisch leren
De cursus beschrijft drie hoofdmodellen om motorisch gedrag en leerprocessen te verklaren:
• Stimulus-respons theorie (Pavlov): Gedrag wordt opgevat als reflexmatig, waarbij een
stimulus automatisch een respons oproept.
• Dynamische Systeem Theorie: Benadrukt de rol van intrinsieke (binnen het individu) en
extrinsieke (omgeving) factoren in bewegingscontrole. Het koppelt echter niet direct aan
neurologische processen.
• Centrale Patroon Generatoren (CPG): Beschrijft functionele neuronale eenheden in het
ruggenmerg en de hersenen die cyclische bewegingen zoals wandelen reguleren.
De geïntegreerde visie (neuromechanica) combineert deze benaderingen en stelt dat motivatie,
neurale en mechanische controle samenwerken om beweging mogelijk te maken.
2. Motorisch gedrag en doelgerichte bewegingen
Motorisch gedrag: doelgerichte bewegingen, gedrag dat tot stand wordt gebracht door
het uitoefenen v spierkrachten die inwerken op de ledematen of andere lichaamsdelen
- Doelgerichte motorische actie: iets dat gedaan kan worden om een doel te
bereiken dat je voor ogen hebt
- Elementaire actie: doelgerichte motorische actie die niet in compenenten kan
worden opgedeeld
3. Criteria voor doelgerichte bewegingen
Doelgerichte bewegingen:
1. Zijn adaptief: Kunnen zich aanpassen aan omgevingsveranderingen.
2. Hebben een interne representatie van het doel.
3. Volharden bij mislukking (“persistence in response to failure”): De uitvoerder blijft proberen
om het doel te bereiken.
4. Vrijwillige versus onvrijwillige bewegingen
• Vrijwillige bewegingen: Worden bewust geïnitieerd met een specifieke intentie.
• Onvrijwillige bewegingen: Reflexmatig, zonder bewuste controle. Reflexen, zoals de
pupilreflex, zijn niet adaptief en stereotiep.
5. Sensorimotorisch principe
Dit principe stelt dat zintuiglijke waarneming essentieel is voor doelgerichte bewegingen. Feedback
en feedforward zijn beide nodig:
• Feedback: Tijdens/na de beweging om te corrigeren.
• Feedforward: Vooruitplannen van de beweging.
6. Neuro-mechanische niveaus van bewegingscontrole
• Neurale controle: Begint in de hersenen en omvat signalen via het ruggenmerg naar spieren.
• Mechanische controle: Evenwicht tussen interne en externe krachten.
• Motorisch gedrag: De gezamenlijke output van neurale en mechanische processen.
,7. Algemene werking van de hersenen
De hersenen werken als een schakelstation tussen sensorische input en motorische output. Dit
proces omvat:
• Registratie van zintuiglijke informatie.
• Integratie en planning van acties.
• Uitvoering via motorneuronen.
8. Somatotope organisatie van de motorische cortex
De primaire motorische cortex (M1) is somatotop georganiseerd. Specifieke gebieden van de cortex
sturen specifieke lichaamsdelen aan, zoals weergegeven in de motorische homunculus.
9. Definities van belangrijke begrippen
• Motorische controle: Hoe beweging op dit moment tot stand komt.
• Motorisch leren: Veranderingen in motorische controle door ervaring.
• Motorische ontwikkeling: De groei en verandering van motorisch gedrag door de levensloop.
10. Specifieke termen
• Adaptief vermogen: Vermogen om beweging aan te passen aan omstandigheden.
• Persistence in response to failure: Volharden bij mislukkingen.
• Motorische fit: Verschillende bewegingspatronen kunnen tot dezelfde uitkomst leiden.
• Motorische equivalentie: Verschillende manieren om eenzelfde doel te bereiken.
• Localisation of function: Specifieke hersendelen hebben specifieke functies.
11. Klinische termen
• Neuroplasticiteit: Het vermogen van het zenuwstelsel om zich structureel en functioneel aan
te passen.
• Praxis: Het vermogen om vrijwillige en doelgerichte acties te plannen en uit te voeren.
• Perceptie: De interpretatie en integratie van sensorische informatie.
• Substitutie: Het overnemen van een sensorische functie door een andere (bv. blindheid
compenseren met tast).
, VOORBEELD EXAMENVRAGEN
Vrijwillig motorisch gedrag is:
Selecteer één of meerdere juiste antwoordmogelijkheden:
1. (a) Het resultaat van spierkrachten
2. (b) Bewust
3. (c) Onbewust
4. (d) Doelgericht
5. (e) Adaptief
6. (f) Stereotiep
7. (g) Reflexmatig
8. (h) Efficiënt
Antwoord:
De juiste antwoordmogelijkheden zijn:
(a) Het resultaat van spierkrachten
• Vrijwillig motorisch gedrag ontstaat door spieractivatie, zoals beschreven in de definitie van
motorisch gedrag.
(b) Bewust
• Vrijwillig gedrag wordt bewust geïnitieerd met een specifieke intentie om een doel te
bereiken.
(d) Doelgericht
• Vrijwillig motorisch gedrag heeft een specifiek doel, wat een onderscheid maakt met
reflexmatig gedrag.
(e) Adaptief
• Vrijwillige bewegingen zijn flexibel en kunnen worden aangepast aan veranderende
omstandigheden (motorische fit en motorische equivalentie).
Uitleg waarom de andere opties fout zijn:
• (c) Onbewust: Vrijwillig gedrag is per definitie bewust, terwijl onbewuste acties reflexmatig
zijn.
• (f) Stereotiep: Vrijwillig gedrag is niet stereotiep; het is flexibel en adaptief.
• (g) Reflexmatig: Reflexmatig gedrag is onvrijwillig en hoort niet bij vrijwillige bewegingen.
• (h) Efficiënt: Efficiëntie is geen criterium voor vrijwillig gedrag. Het kan efficiënt zijn, maar
dat is niet inherent aan de definitie van vrijwillig motorisch gedrag.