Biologie H8 https://www.studeersnel.nl/nl/document/mondriaan-college/biologie/thema-8-
stofwisseling-in-de-cel/115207232
Paragraaf 1
Organische stoffen = bevatten een of meer koolstofatomen, bevatten ook altijd een
waterstofatoom en vaak zuurstof.
Anorganische stoffen = hebben geen C-H binding. Bestaan uit kleinere moleculen en
bevatten weinig energie. (water, koolstofdioxide en zouten).
Dissimilatie = de afbraak van grote organische moleculen tot kleinere moleculen -> energie
komt vrij.
Assimilatie = de opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen -> energie is
nodig.
- koolstofassimilatie = de vorming van glucose uit koolstofdioxide en water. (alleen
autotrofe organismen zijn hiertoe in staat)
- voortgezette assimilatie = de vorming van koolhydraten, eiwitten en vetten uit
glucose.
Chemische energie wordt getransporteerd door ATP, het bevat 3 fosfaatgroepen met veel
energie erin opgeslagen. Als een fosfaatgroep van ATP wordt afgesplitst ontstaat ADP. ADP
is adenosine en 2 fosfaatgroepen.
ATP wordt vrijgmaakt door de verbinding tussen de tweede en de derde verbinding te
verbreken, waardoor ADP en een fosfaatgroep ontstaan.
ADP + fosfaatgroep -> ATP (dit gebeurt in de bladgroenkorrels en mitochondriën).
Paragraaf 2
Enzymen katalyseren chemische omzettingen (zelf worden ze niet gebruikt). Dit zijn
evenwichtsreacties. Ze worden in de ribosomen gemaakt obv erfelijke informatie.
-ASE = het is een enzym.
-OSE = het is een substraat.
Het substraatmolecuul wordt op de bindingsplaats aan het enzymmolecuul gebonden ->
enzymsubstraatcomplex.
Denatureren = verlies van ruimtelijke structuur
Enzymactiviteit = de snelheid waarmee een enzym een reactie uitvoert, kan worden
uitgedrukt in:
- de hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet
- de hoeveelheid reactieproducten die per tijdseenheid ontstaat
Temperatuur -> meer botsingen tussen moleculen.
Optimumkromme = diagram dat het verband tussen de temperatuur en de enzymactiviteit
weergeeft.
stofwisseling-in-de-cel/115207232
Paragraaf 1
Organische stoffen = bevatten een of meer koolstofatomen, bevatten ook altijd een
waterstofatoom en vaak zuurstof.
Anorganische stoffen = hebben geen C-H binding. Bestaan uit kleinere moleculen en
bevatten weinig energie. (water, koolstofdioxide en zouten).
Dissimilatie = de afbraak van grote organische moleculen tot kleinere moleculen -> energie
komt vrij.
Assimilatie = de opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen -> energie is
nodig.
- koolstofassimilatie = de vorming van glucose uit koolstofdioxide en water. (alleen
autotrofe organismen zijn hiertoe in staat)
- voortgezette assimilatie = de vorming van koolhydraten, eiwitten en vetten uit
glucose.
Chemische energie wordt getransporteerd door ATP, het bevat 3 fosfaatgroepen met veel
energie erin opgeslagen. Als een fosfaatgroep van ATP wordt afgesplitst ontstaat ADP. ADP
is adenosine en 2 fosfaatgroepen.
ATP wordt vrijgmaakt door de verbinding tussen de tweede en de derde verbinding te
verbreken, waardoor ADP en een fosfaatgroep ontstaan.
ADP + fosfaatgroep -> ATP (dit gebeurt in de bladgroenkorrels en mitochondriën).
Paragraaf 2
Enzymen katalyseren chemische omzettingen (zelf worden ze niet gebruikt). Dit zijn
evenwichtsreacties. Ze worden in de ribosomen gemaakt obv erfelijke informatie.
-ASE = het is een enzym.
-OSE = het is een substraat.
Het substraatmolecuul wordt op de bindingsplaats aan het enzymmolecuul gebonden ->
enzymsubstraatcomplex.
Denatureren = verlies van ruimtelijke structuur
Enzymactiviteit = de snelheid waarmee een enzym een reactie uitvoert, kan worden
uitgedrukt in:
- de hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet
- de hoeveelheid reactieproducten die per tijdseenheid ontstaat
Temperatuur -> meer botsingen tussen moleculen.
Optimumkromme = diagram dat het verband tussen de temperatuur en de enzymactiviteit
weergeeft.