College 1
Bestaansvragen, hoe ontstaan deze? O.a. door:
• Contingentie is het fenomeen dat wij te maken krijgen met dingen die ons
overkomen. Als mens hebben wij hier geen controle over. Op dat soort
momenten krijgen wij te maken met zinsgevingsvragen.
• Verwondering gaat over schoonheid in de natuur. Of bijvoorbeeld de geboorte
van je kind. Dit kunnen ook bestaansvragen zijn die zingeving oproepen.
• Verbondenheid ervaren en voelen; hoe leven we als mensen samen, en hoe
voelen we ons verbonden met elkaar. Dit is ook aanleiding voor een
bestaansvraag.
Religies zijn hier ieder mee bezig en iedereen heeft een ander antwoord hierop. De grote
vragen leiden af van realiteit, oorsprong, kennis, doel en het pad dat gevolgd moet
worden.
Wetenschappelijke psychologie is empirisch. Op basis van ervaringen en waarnemingen
wordt uitgegaan van hypothesen en theorieën.
Nederland is als land geseculariseerd. Hierdoor kan religie wellicht minder belangrijk
zijn. Echter is kiezen voor een religie onder millenniums en jongeren weer een
aandachtig thema waarbij veel wordt gedeeld op social media.
Op wereldniveau is religie een groot thema. Denk aan de begrippen god, geloof, religie,
heilig. Dit wordt veel gebruikt door politici.
Belangrijk begrip is worldviewing (Taves), oftewel levensbeschouwing. Iedereen heeft
een eigen kijk op de wereld.
Religie vinden we in:
- Onze waarneming (niet altijd zichtbaar)
- In cijfers (qua percentages ook lastig in te schatten door context)
- In tradities
Psychologen onderscheiden te term spiritualiteit en religiositeit. Beide termen
verwijzen naar de verbinding met alles wat men als heilig beschouwt. Spiritualiteit gaat
over zelfontwikkeling, mystieke ervaringen, afkeer van de formele kerk, paranormale
zake en existentiële kwesties. Religiositeit gaat meer over institutionele gebruiken,
kerkbezoek, gevoel van verbondenheid met de gemeenschap.
Iemand die religieus is kan spiritueel zijn maar iemand die spiritueel is is niet altijd
religieus.
- Labels (zelfidentificatie) mensen geven er vaak meer aan zichzelf.
Conclusie is dat doorvragen belangrijk is. Zowel op persoonlijk vlak (jouw eigen
betekenisvraag) en op groepsniveau (hoe voelt deze verbinding voor jou).
,Functionele definitie: Alles wat religie doet –
wat het betekent – voor een persoon of
samenleving.
Substantiële definitie: alles wat gezien
wordt en benoemd wordt als heilig. Zoals
materiële objecten, een gebouw, een kruis,
momenten in de tijd, overgangen,
nationalisme.
Het houvast dat we kunnen concluderen is dat het psychologische begrip van religie een
oriëntatie is van hoe mensen de wereld zien en waarnemen. Daarnaast is het een
multidimensionale variabele. We richten ons niet op de essentie van de religie maar om
de betekenisgeving processen.
Dimensies van religie:
1. Geloofsdimensie (wereldbeeld, de verhalen over de schepping)
2. Ethische dimensie (de regels binnen een religie en wetten)
3. Rituele dimensie (rituelen bij belangrijke momenten zoals kerst of trouwen)
4. Materiele dimensie (kunst, voorwerpen, gebouwen)
5. Sociale dimensie (in een gemeenschap bevinden)
Als psycholoog richt je je vooral op: (Model van Paloutzian).
- Hoeveel kennis de mensen hebben over hun religie (Knowledge)
- De geloven, waarden die mensen hebben (Ideology)
- Hoe voelen de mensen zich bij de ervaringen (Experience)
- Welke gebruiken hebben de mensen (Ritual)
- Hoe gedraag je je tegenover anderen (Consequences)
Dit model (Saroglou) richt zich niet op één dimensie, maar ze zijn van toepassing op
alle geloofstradities. Het gaat over de psychologische constructen en processen.
,Believing
Een set van waarden en verbinding met anderen. Het deel uitmaken van iets groter dan
onszelf. Of een bepaald ideaal over de wereld. Het gaat vooral over iemands waarheid.
‘“Something larger and more important than me and the community of all humans
(should) exist(s).”
Bonding
Emotie en gevoel staat centraal tussen medegelovigers en op persoonlijk vlak.
Ervaringen die je in je eentje doet of in groepsverband. Zoals bidden en mediteren, of
worshippen en ceremonies houden: het ervaren van een transcendente realiteit en het
ervaren van de awe-emotie.
Behaving
Het gedrag binnen een religie, focus op morele elementen. Behoefte aan zuiverheid en
respect voor het goddelijke. Deugdzaam zijn en door anderen als zodanig te worden
ervaren.
Belonging
Het behoren tot een bepaalde religieuze groepering. Het bevat een persoon, symbool,
proces of instituut. Een religieuze groep beschouwt zichzelf als trans historisch. Dit
behoudt de sociale code en wekt een positieve sociale identiteit.
Deze dimensies kunnen gecombineerd worden binnen religieuze groepen. Ze hoeven
niet allemaal van toepassing te zijn.
Meaning-making ontstaat door te streven naar het vinden van de "waarheid",
zelftranscendentie te ervaren ("ontzag “als prototype-emotie) door middel van privé-
en/of publieke rituelen, beslissingen te nemen en zich te gedragen op een manier die
"deugd" bereikt, en te behoren tot groepen waarvan de kwaliteit de integratie is tussen
een (glorieus) verleden, heden en eeuwige toekomst, en zo te streven naar het ervaren
van "totaliteit".
Niveaus van uniciteit tussen religie en psychologie: Is het te verklaren in de
wetenschap?
1. Niet uniek = Ervaring herleidbaar tot
algemene psychologische proces
2. Psychologisch proces, maar sterker.
Verbinding ervaren op spiritueel niveau,
op een concert/festival bijvoorbeeld.
3. Uniek netwerk van relaties tussen
algemene psych. variabelen
4. Unieke variabelen = niet herleidbaar tot
psychologisch proces. Zoals bepaalde
overgave tot God. Het is niet te
verklaren. Niet experimenteel te toetsen.
, College 2
William James en Starbuck zijn belangrijke onderzoekers binnen de psychologie van
religie.
Binnen onderzoek wordt er gebruikt gemaakt van de ‘average statistical person’. Dit gaat
om patronen binnen groepen. Het is belangrijk om dit te realiseren binnen kwantitatief
onderzoek.
Tijdlijn:
1900: Bloeiende periode psychologie van religie
1927-1967: Interesse werd verlaagd, door een nieuw opkomende stroming: het
behaviorisme. Minder interesse in complexe gedragingen, dromen en onbewuste
gedachten.
1967-2016: Aandacht terug voor religie door een boek van Allport. Hij verbond de manier
van religie volgen aan iemands persoonlijkheid.
2025:
William James is filosoof en psychologie en grondlegger van de psychologie van religie.
Hij schreef het boek ‘’varieties of religious experience’. Individuele beleving en
gevoelens staan voorop om psychologie van religie te bestuderen. Hij keek niet naar de
stroming zelf van de mensen en hun geloofsovertuiging. Hij vindt de bonding dimensie
het belangrijkst. Het gaat dus om kwalitatief onderzoek. Kijken naar wat religieus zijn
oplevert. Het gaat dus niet om de oorsprong, maar om de fruits (rust, vrede, waarheid,
hoe te handelen in het leven). Starbuck was zijn student.
KWALITATIEF Voordelen Nadelen
Inhoudsanalyse Persoonlijke betekenisgeving. De achtergrond van de
Doormiddel van geschreven interviewer is onbekend.
tekst of interviews. Wie analyseert en codeert
al deze gegevens? De
informatie kan selectief
gecodeerd zijn met focus
op bepaalde groep.
Fenomenologisch Rijke beschrijving van één Er is een kleine sample, en
persoon/perspectief. Passend erg arbeidsintensief
in het levensverhaal
Participerend Dit wekt een vertrouwensrelatie Eject van de onderzoeker
wat meer informatie geeft.
Grondlegger omdat:
- Boek over exploratie individuele religieuze ervaringen
- Niemand anders had in die tijd aandacht voor religiositeit
- Hij nam de huiver weg van theologische zijde.
- Hij duidde dat je contact kan maken met onbewuste delen van jezelf.
- Religious mysticism is only one half of mysticism.