Informatie Brightspace
Bevoegdheden extern beleid
De creatie van een interne Europese markt betekende automatisch dat er ook
gezamenlijke buitengrenzen zijn. Dit betekent echter niet dat lidstaten ook direct
bereid waren om de soevereiniteit over hun buitenlandsbeleid op te geven. Het
overdragen van bevoegdheden aan de EU op dat gebied ligt politiek gevoelig. De
spanning tussen behoud van soevereiniteit en de wens tot Europese integratie
lijkt hier sterk naar voren te komen.
Bevoegdheden v.d. EU om buitenlandsbeleid te voeren
Deze bevoegdheden zijn verdeeld over het VWEU en VWEU. Er is ook sprake van
een verschillende mate van integratie. De grondslag bepaalt welke actoren
betrokken zijn bij de besluitvorming en hoe ver die besluitvorming kan gaan.
Afhankelijk v.d. grondslag is er sprake van een verschillende mate van integratie
en behoud van soevereiniteit voor de lidstaten.
Kennisclip bevoegdheden extern beleid
Grondslag extern beleid
- Kan de EU bindende besluiten nemen en/of in hoeverre behouden de
lidstaten zeggenschap?
- Welke procedure moet worden gevolgd en wie zijn daarbij betrokken?
Op basis van het attributiebeginsel heeft de EU alleen bevoegdheden om
bindende besluiten te nemen voor zover deze door de verdragen zijn toebedeeld
aan de EU. Ook kan de EU alleen besluiten nemen op de wijze zoals
voorgeschreven door de verdragen.
Algemeen overzicht
Doelstellingen EU “in de betrekkingen met de rest v.d. wereld”
- Art. 3 lid 5 VEU.
Algemene doelstellingen extern beleid
- Art. 21 en 22 VEU
1. Het gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB)
- Art. 23 t/m 46 VEU
2. Externe aspecten v.h. interne beleid v.d. Unie
(zoals gemeenschappelijk handelsbeleid, associatiebeleid en
ontwikkelings-en humanitaire hulp)
- VWEU (expliciete en impliciete bevoegdheden).
Gemeenschappelijk buitenlands veiligheidsbeleid vs. het gemeenschappelijk
handelsbeleid
- De besluitvorming op het gebied van het gemeenschappelijk
buitenlands veiligheidsbeleid berust op een politieke hiërarchie
onder leiding v.d. Europese Raad. Het Europees Parlement speelt
slechts een adviserende rol. De Unie kan geen
wetgevingshandelingen verrichten. De lidstaten behouden dus veel
soevereiniteit.
- Bij het gemeenschappelijk handelsbeleid ligt het heel anders. Hier
heeft de Unie exclusieve bevoegdheden. Dit betekent dat zij zonder
, inmenging v.d. lidstaten verdragen kunnen sluiten. De lidstaten
hebben hier dus hun soevereiniteit juist opgegeven.
VWEU: expliciete en impliciete bevoegdheden
Expliciet, zie bijv.
- Art. 191 lid 4 VWEU (internationaal milieubeleid)
- Art. 207 lid 3 VWEU (gemeenschappelijke handelspolitiek)
Impliciet
- AETR-doctrine (maar inmiddels ook andere arresten en adviezen) →
“noodzakelijk is voor de verwezenlijking van één der doelstellingen”
Ging over een verdrag met derde landen over arbeidsvoorwaarden
voor het internationaal wegvervoer.
De regel: wanneer het noodzakelijk is voor de verwezenlijking van
één der doelstellingen van de Unie, het impliciet in een interne
bevoegdheid ligt besloten dat er ook extern mag worden
opgetreden.
VWEU: exclusieve en gedeelde bevoegdheden
EU-only verdragen:
- De EU (vertegenwoordigd door de commissie) onderhandelt en sluit
de verdragen met derde landen.
- EU sluit alleen ovk.
- Kan alleen wanneer de EU een exclusieve bevoegdheid heeft (zie
i.i.g. art. 3 VWEU maar denk ook aan het AETR-effect). De lidstaten
hebben dan al hun soevereiniteit over dat onderwerp overgedragen
aan de Unie.
Mixed-agreements
- Zowel de lidstaten, als de EU onderhandelen en sluiten de verdragen
met derde landen.
- Zowel de EU als de lidstaten afzonderlijk moeten deze ondertekenen
en/of ratificeren.
- Dit is i.i.g. aan de orde wanneer er gedeelde bevoegdheden zijn (zie
i.i.g. art. 4 VWEU)
De EU kan exclusieve bevoegdheden verwerven door haar externe
bevoegdheden uitputtend te gebruiken. Dit was het geval in het AETR-arrest en
wordt het AETR-effect genoemd.
Doorwerking internationale verdragen
1. Is de bepaling voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk (dit moet
worden bepaald o.g.v. de context v.d. internationale ovk)
2. Is het HvJEU bevoegd om te oordelen over de voorwaarden waaronder
individuen zich op het instrument kunnen beroepen?
3. Wat was de bedoeling v.d. opstellers v.h. internationale instrument?
De bevoegdheden t.a.v. het extern beleid zijn verdeeld over het VWEU en VEU.
De grondslag bepaalt welke actoren betrokken zijn bij de besluitvorming en hoe
ver die besluitvorming kan gaan. Afhankelijk v.d. grondslag is er sprake van een
verschillende mate van integratie en behoud van soevereiniteit voor de lidstaten.
Kennisclip: handelspolitiek, associatie, ontwikkelingsbeleid en het GBVB
Bevoegdheden werkingsverdrag
- Gemeenschappelijke handelspolitiek art. 206 en 207 VWEU.
, - Associatiebeleid art. 217 VWEU
- Ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp art. 208 en 214
VWEU.
Gemeenschappelijke handelspolitiek
Wanneer er een interne markt is, dan is het logisch dat ook de handel met derde
landen in grote mate gezamenlijk moet worden geregeld. Als lidstaten zelf
kunnen bepalen welk douanetarief zij hanteren, voor goederen uit derde landen
ontstaat er toch een verstoring van de interne markt. Er ontstaat een ongelijk
speelveld ook al kunnen die goederen vervolgens wel vrij tussen de lidstaten
bewegen. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt daarom ook wel gezien
als de:
externe manifestatie v.d. interne markt.
Het gemeenschappelijk handelsbeleid gebeurt o.b.v. 2 typen maatregelen:
1. Autonome maatregelen (zie art. 207 lid 2 VWEU denk bijv. aan het
aannemen verordeningen)
Zijn veelal wetgevingshandelingen.
2. Het sluiten van internationale overeenkomsten (zie art. 207 lid 3 VWEU en
art. 218 VWEU).
Hierbij gaat het bijv. om handelsovereenkomsten over bijv. grondstoffen.
Het associatieakkoorden
= wederkerige rechten en verplichtingen tussen de Unie en derde landen.
Art. 217 VWEU: “wederkerige rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk
optreden en bijzondere procedures”
Veelal zullen associatieakkoorden een deel, en in het geval van het EER, bijna het
gehele EU-recht van toepassing maken op derde landen , terwijl er wel een ander
institutioneel kader is bijv.
Het associatiebeleid heeft zich in loop der tijd ontwikkeld:
1. Wachtkamer akkoorden ter voorbereiding op toetreding tot de Unie.
2. Instrument v.h. ontwikkelingsbeleid
Ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp
Art. 208 en 209 VWEU: hoofddoel
Ontwikkelingssamenwerking is verminderen en uiteindelijk uitbannen van
armoede.
Art. 214 VWEU
Humanitaire hulp is het bieden van ad hoc hulp in het geval van
natuurrampen of door mensen veroorzaakte rampen in derde landen.
Autonome maatregelen
Ook op deze gebieden kan de EU autonome maatregelen nemen en
gebruikmaken van gewone wetgevingsprocedures. Wel wordt in de
verdragen benadrukt dat de bevoegdheden van de lidstaten om in
internationale voorraad te onderhandelen en overeenkomsten te sluiten
onverlet worden gelaten.
Het GBVB
Het gaat over de vraagstukken op het gebied van veiligheid van de Unie zelf en
acties ten aanzien van gebeurtenissen in de wereld.
Intergouvernementeel karakter art. 24 lid 1 VEU
Vastgesteld door Europese Raad (leidend, zie art. 26 VEU) en Raad met
eenparigheid van stemmen. Bijgestaan door Hoge vertegenwoordiger (zie
ook art. 18 en 27 VEU).
Geen wetgevingshandelingen mogelijk