Hoorcollege 10
Verloop HIV-infectie
• Viremie ® hoog aantal virusdeeltjes in het
bloed
• Immuunsysteem verhelpt dit door ertegen
te vechten maar er blijven altijd war
virusdeeltjes achter
o Na infectie daalt de hoeveelheid
CD4 T-cellen
• Er ontstaat klinische latentie
• Later steekt de ziekte de kop op en ontstaan
er klachten
o Doordat de CD4 T-helper cellen niet
meer in grote hoeveelheden
aanwezig zijn neemt het virus de
overhand en de patiënt gaat dood
Symptomen HIV
• Primaire infectie
o Griepachtige klachten, kunnen heftig of mild zijn
• Opportunistische symptomen ® immuundeficiëntie leidt tot ziektes van ziekteverwekkers
die normaal door het immuunsysteem uitgeschakeld worden
o CMV-infectie
o HSV-infectie
o HPV-infectie ® wratten of schimmelinfectie
o Slimming disease
Vroege respons na virale infectie
• Aangeboren afweer gaat cytokines maken, deze activeren andere
immuuncellen
• Als het via macrofagen etc. niet lukt de infectie te verhelpen wordt
het adaptieve afweersysteem geactiveerd
o Gebeurd vaak pas na een week
• Adaptieve afweer is opgedeeld in humorale respons en cellulaire
respons
• APCs zijn nodig voor de activatie van het immuunsysteem
o Macrofagen, dendritische cellen en B-cellen
Activatie cellulaire en humorale afweer
, • Cellulaire afweer ® macrofaag heeft een virus opgenomen en presenteert een stukje eiwit
ervan aan een naïeve T-helper cel
o De naïeve T-helper cel wordt actief en gaat cytokines maken die het adaptieve
immuunsysteem signaleren, o.a. cytotoxische T-cellen
o Cytotoxische T-cellen herkennen het pathogeen en zorgen ervoor dat de
geïnfecteerde cel doodgaat
• Humorale afweer ® macrofaag heeft een virus opgenomen en presenteert een stukje eiwit
ervan aan een naïeve T-helper cel
o De naïeve T-helper cel wordt actief en gaat cytokines maken die het adaptieve
immuunsysteem signaleren, o.a. B-cellen
o De B-cel herkent het pathogeen en gaat prolifereren er worden plasmacellen
gevormd die antilichamen gaan maken tegen het pathogeen
• Alleen B- of T-cellen met de receptor met hoogste affiniteit overleven het en kunnen
prolifereren
T-helper cel activatie
• T-helper cel bindt met zijn T-cel receptor aan de MHC-II receptor van een APC
• Effectieve binding zorgt voor intracellulaire signaling in de T-cel wat leidt tot activatie en hij
gaat cytokines produceren die het adaptieve immuunsysteem verder stimuleren
• T-helper cel kan TH1 of TH2 helpercel worden, afhankelijk van de cytokines die de APC maakt
o TH1 ® activeert macrofagen, cytotoxische T-cellen en B-cellen
o TH2 ® activeert B-cellen
• TH1 ® APC maakt IL-12 en IFN-g, bij virus en bacterie-infecties
• TH2 ® APC maakt IL-4, bij parasiet infecties
Activatie dendritische cel
• Immature DCs zitten overal,
komen uit het beenmerg en
hebben chemokine receptoren
die nodig zijn om te migreren
• Immature DC neemt een
pathogeen op, verwerkt dit en
presenteert het antigen op zijn
MHC-II receptor
o De DC is nu geactiveerd
• Verplaatst naar de
dichtstbijzijnde lymfeknoop en
gaat daar chemokines
produceren die andere
immuuncellen activeren zoals T-
cellen, B-cellen en NK-cellen
o De DC is nu mature
• De lymfeknoop bestaat uit
verschillende delen, in de follicles zitten vooral B-cellen en in de cortex vooral T-cellen
o Afhankelijk van welke cellen de DC gaat activeren gaat hij naar de follicles of de
cortex
Herkenning van een geïnfecteerde cel
• Cellen presenteren altijd peptiden op hun MHC-I cellen, zo wel cel-eigen peptiden als
peptiden van pathogenen
Verloop HIV-infectie
• Viremie ® hoog aantal virusdeeltjes in het
bloed
• Immuunsysteem verhelpt dit door ertegen
te vechten maar er blijven altijd war
virusdeeltjes achter
o Na infectie daalt de hoeveelheid
CD4 T-cellen
• Er ontstaat klinische latentie
• Later steekt de ziekte de kop op en ontstaan
er klachten
o Doordat de CD4 T-helper cellen niet
meer in grote hoeveelheden
aanwezig zijn neemt het virus de
overhand en de patiënt gaat dood
Symptomen HIV
• Primaire infectie
o Griepachtige klachten, kunnen heftig of mild zijn
• Opportunistische symptomen ® immuundeficiëntie leidt tot ziektes van ziekteverwekkers
die normaal door het immuunsysteem uitgeschakeld worden
o CMV-infectie
o HSV-infectie
o HPV-infectie ® wratten of schimmelinfectie
o Slimming disease
Vroege respons na virale infectie
• Aangeboren afweer gaat cytokines maken, deze activeren andere
immuuncellen
• Als het via macrofagen etc. niet lukt de infectie te verhelpen wordt
het adaptieve afweersysteem geactiveerd
o Gebeurd vaak pas na een week
• Adaptieve afweer is opgedeeld in humorale respons en cellulaire
respons
• APCs zijn nodig voor de activatie van het immuunsysteem
o Macrofagen, dendritische cellen en B-cellen
Activatie cellulaire en humorale afweer
, • Cellulaire afweer ® macrofaag heeft een virus opgenomen en presenteert een stukje eiwit
ervan aan een naïeve T-helper cel
o De naïeve T-helper cel wordt actief en gaat cytokines maken die het adaptieve
immuunsysteem signaleren, o.a. cytotoxische T-cellen
o Cytotoxische T-cellen herkennen het pathogeen en zorgen ervoor dat de
geïnfecteerde cel doodgaat
• Humorale afweer ® macrofaag heeft een virus opgenomen en presenteert een stukje eiwit
ervan aan een naïeve T-helper cel
o De naïeve T-helper cel wordt actief en gaat cytokines maken die het adaptieve
immuunsysteem signaleren, o.a. B-cellen
o De B-cel herkent het pathogeen en gaat prolifereren er worden plasmacellen
gevormd die antilichamen gaan maken tegen het pathogeen
• Alleen B- of T-cellen met de receptor met hoogste affiniteit overleven het en kunnen
prolifereren
T-helper cel activatie
• T-helper cel bindt met zijn T-cel receptor aan de MHC-II receptor van een APC
• Effectieve binding zorgt voor intracellulaire signaling in de T-cel wat leidt tot activatie en hij
gaat cytokines produceren die het adaptieve immuunsysteem verder stimuleren
• T-helper cel kan TH1 of TH2 helpercel worden, afhankelijk van de cytokines die de APC maakt
o TH1 ® activeert macrofagen, cytotoxische T-cellen en B-cellen
o TH2 ® activeert B-cellen
• TH1 ® APC maakt IL-12 en IFN-g, bij virus en bacterie-infecties
• TH2 ® APC maakt IL-4, bij parasiet infecties
Activatie dendritische cel
• Immature DCs zitten overal,
komen uit het beenmerg en
hebben chemokine receptoren
die nodig zijn om te migreren
• Immature DC neemt een
pathogeen op, verwerkt dit en
presenteert het antigen op zijn
MHC-II receptor
o De DC is nu geactiveerd
• Verplaatst naar de
dichtstbijzijnde lymfeknoop en
gaat daar chemokines
produceren die andere
immuuncellen activeren zoals T-
cellen, B-cellen en NK-cellen
o De DC is nu mature
• De lymfeknoop bestaat uit
verschillende delen, in de follicles zitten vooral B-cellen en in de cortex vooral T-cellen
o Afhankelijk van welke cellen de DC gaat activeren gaat hij naar de follicles of de
cortex
Herkenning van een geïnfecteerde cel
• Cellen presenteren altijd peptiden op hun MHC-I cellen, zo wel cel-eigen peptiden als
peptiden van pathogenen