Forum H. 4, 5 KCV
p. 50:
3.1.3 De klassieke kunstperiode (490-323): Egyptische beeldjes werden overgenomen, maar dan met
kort haar, betere gezichtsuitdrukkingen, natuurlijkere pose. Door het gebruik van brons als materiaal
voor de beelden kon men later ook ‘bewegende’ beelden maken. De Grieken maakten al gebruik van
tegengestelde lijnen en de contraposto:
Tegengestelde lijnen: het gewicht van het beeld leunt op één been, waardoor de heup
scheef staat. De schouders staan de andere kant op scheef;
Contraposto: linkerbeen en rechterarm zijn ontspannen, terwijl de rechterbeen en linkerarm
gespannen zijn.
De gezichten van de beelden hebben uitdrukking en de houding is natuurlijk, maar geïdealiseerd.
Tot in de vierde eeuw v. Chr. worden vrouwen gekleed afgebeeld, daarna ook naakt.
Hoofdstuk 4
4.1
De Grieken waren in kunst en wetenschap superieur aan de Romeinen. De Romeinen waren echter
veel drukker met het verwerven van meer grondgebied en macht. Dat laten ze ook zien in hun
architectuur: hun gebouwen waren groot en imposant om de grootsheid van het imperium te laten
zien.
Rond 700 v. Chr. kwamen de Romeinen en Grieken met elkaar in aanraking. De Romeinen hadden
grote bewondering voor de Griekse kunst en namen veel over. Ze veranderden wel een en ander,
zoals vorm en materiaal. Door het gebruik van beton bijvoorbeeld, konden de Romeinen veel hogere
en grotere gebouwen maken. Op hun beurt hadden de Romeinen heel veel invloed op hedendaagse
vormen en architectuur:
Bogen worden gebruikt om grote afstanden te overspannen.
Door de vorm van de stenen wordt de druk ook naar de
zijkanten verplaatst, die wordt opgevangen door de bogen
die ernaast staan.
Een gewelf bestaat uit heel veel bogen achter elkaar,
waardoor een soort poort ontstaat. Als twee gewelven elkaar
kruisen, spreken we van een kruisgewelf. Enkele voorbeelden
van gebouwen met zuilen zijn:
Het Colosseum in Rome is een amfitheater dat gebruik maakt van gewelven. Op het
Colosseum stonden verder nog zuilen om een schild tegen de hitte aan te binden.
Door de half ingebouwde zuilen is het een Romeins gebouw met enkele Griekse
kenmerken.
De basilica is het voorbeeld voor de vorm van de tegenwoordige kerken. Een basilica
had veel functies en bevatte soms kruisbogen.
Het Pantheon is een kerk met enkele Griekse kenmerken, zoals zuilen in het portaal.
Het gebouw zelf is rond met een enorme koepel, met een diameter van 43 meter.
Boven in de koepel zit een ‘oog’ van 9 meter doorsnede.
De triomfboog en triomfzuil zijn tekenen van overwinning die de Romeinen na een
gewonnen oorlog oprichtten. Voordat het leger met krijgsgevangenen over het Forum
Romanum en naar het Capitool lopen, gaan ze onder een boog door die speciaal voor hen is
opgericht. Een triomfzuil is een zuil met een beeld van de overwinnende generaal daarop.
De bekendste is de zuil van Trajanus.
p. 50:
3.1.3 De klassieke kunstperiode (490-323): Egyptische beeldjes werden overgenomen, maar dan met
kort haar, betere gezichtsuitdrukkingen, natuurlijkere pose. Door het gebruik van brons als materiaal
voor de beelden kon men later ook ‘bewegende’ beelden maken. De Grieken maakten al gebruik van
tegengestelde lijnen en de contraposto:
Tegengestelde lijnen: het gewicht van het beeld leunt op één been, waardoor de heup
scheef staat. De schouders staan de andere kant op scheef;
Contraposto: linkerbeen en rechterarm zijn ontspannen, terwijl de rechterbeen en linkerarm
gespannen zijn.
De gezichten van de beelden hebben uitdrukking en de houding is natuurlijk, maar geïdealiseerd.
Tot in de vierde eeuw v. Chr. worden vrouwen gekleed afgebeeld, daarna ook naakt.
Hoofdstuk 4
4.1
De Grieken waren in kunst en wetenschap superieur aan de Romeinen. De Romeinen waren echter
veel drukker met het verwerven van meer grondgebied en macht. Dat laten ze ook zien in hun
architectuur: hun gebouwen waren groot en imposant om de grootsheid van het imperium te laten
zien.
Rond 700 v. Chr. kwamen de Romeinen en Grieken met elkaar in aanraking. De Romeinen hadden
grote bewondering voor de Griekse kunst en namen veel over. Ze veranderden wel een en ander,
zoals vorm en materiaal. Door het gebruik van beton bijvoorbeeld, konden de Romeinen veel hogere
en grotere gebouwen maken. Op hun beurt hadden de Romeinen heel veel invloed op hedendaagse
vormen en architectuur:
Bogen worden gebruikt om grote afstanden te overspannen.
Door de vorm van de stenen wordt de druk ook naar de
zijkanten verplaatst, die wordt opgevangen door de bogen
die ernaast staan.
Een gewelf bestaat uit heel veel bogen achter elkaar,
waardoor een soort poort ontstaat. Als twee gewelven elkaar
kruisen, spreken we van een kruisgewelf. Enkele voorbeelden
van gebouwen met zuilen zijn:
Het Colosseum in Rome is een amfitheater dat gebruik maakt van gewelven. Op het
Colosseum stonden verder nog zuilen om een schild tegen de hitte aan te binden.
Door de half ingebouwde zuilen is het een Romeins gebouw met enkele Griekse
kenmerken.
De basilica is het voorbeeld voor de vorm van de tegenwoordige kerken. Een basilica
had veel functies en bevatte soms kruisbogen.
Het Pantheon is een kerk met enkele Griekse kenmerken, zoals zuilen in het portaal.
Het gebouw zelf is rond met een enorme koepel, met een diameter van 43 meter.
Boven in de koepel zit een ‘oog’ van 9 meter doorsnede.
De triomfboog en triomfzuil zijn tekenen van overwinning die de Romeinen na een
gewonnen oorlog oprichtten. Voordat het leger met krijgsgevangenen over het Forum
Romanum en naar het Capitool lopen, gaan ze onder een boog door die speciaal voor hen is
opgericht. Een triomfzuil is een zuil met een beeld van de overwinnende generaal daarop.
De bekendste is de zuil van Trajanus.