Hoofdstuk 3 (3.1-3.2)
- kinderen bij beeldend onderwijs bezig met beelden en hun betekenis. Doen ze door zelf
beeldend werk te maken, kijken en praten (productie, receptie en re ectie)
- Ze ervaren wat beelden kunnen uitdrukken
- Leren over zichzelf: hoe ze hun waarnemingen, ervaringen, gevoelens, gedachten, fantasie,
ideeën en beelden kunnen vormgeven
- Ambachtelijk aspect maken: hanteren van materiaal en gereedschap valt onder werkwijze
- Onderzoek gekeken waarop leerling het maakproces eigen of creatieve wending geeft
- Beschouwing/perceptie kijken en afvragen wat is er eigenlijk te zien
- Re ectievragen: wat doet het met me, wat vind ik ervan?
5 ontwikkelingen gebieden:
1. Sociaal-emotionele
2. Cognitieve
3. Zintuigelijke
4. Motorische
5. Creatieve ontwikkeling
Hoofdstuk 4 (4.1-4.2)
Opeenvolgende stappen lesvoorbereiding:
- leskeuze en bepaling beginsituatie
- Basisplan met doelen en evaluatiecriteria
- Keuzes voor inrichting van leeromgeving
- Uitwerking van lesactiviteiten in lesbeschrijving
Beginsituatie voor vormgevingsproces in kaart brengen, gebruik maken van cirkelmodel:
- betekenis: wat weet het kind over onderwerp, hoe speelt het voor kind>
- Vorm: wat hebben ze eerder rond deze beeldaspecten geleerd
- Materiaal: welke ervaring hebben ze met het materiaal
- Beschouwing: welk beeldmateriaal kunnen ze analyseren en gebruiken in hun beeldende werk?
- Werkwijze: welke ervaring hebben ze met het werkproces en gereedschap
- Onderzoek: kunnen ze experimenten en probeerseltjes maken om te variëren en te kiezen
- Re ecteren: kunnen ze afstand nemen en nadenken over hun aanpak, voorkeur en keuzen
• Wat zijn de BEELDENDE doelen (productief/beschouwend)? Aan welk(e) beeldaspect(en)
besteed je aandacht?
(licht, ruimte, lijn, vorm, kleur, compositie en textuur)
• Wat zijn je TECHNISCHE doelen?
Welk materiaal en gereedschap ga je gebruiken en welke technieken laat je toepassen?
Hoofdstuk 5
- 2 referentiekaders gebruiken
- LL leren over beeldende mogelijkheden die er zijn —> doen nieuwe kennis en inzichten op
- LL wordt erop geattendeerd dat ieder individu een eigen manier van zien en beleven heeft
= persoonlijk perspectief interne referentiekader
- Externe referentiekader biedt kinderen duidelijkheid en inzichten over de mogelijkheden
voor het vormingsproces —> is dus de leerstof en omvat de keuzemogelijkheden voor de
kinderen op het gebied van de productcomponenten: betekenis, vorm en materiaal
- oriëntatie neerzetten in de 3 I: inspireren, informatieren en instrueren
- Introductie —> betrokkenheid creëren - inspiratie —> betrokkenheid vergroten
- Introductie moet de kinderen betrekken, houvast bieden bij betekenisgeving en een associatief
netwerk openen
Introductie bevoles:
- beeldend verhaal
fl
fl