Samenvatting positieve psychologie en
ontwikkeling
College 1 – introductie
3 brede domeinen van menselijke ervaringen:
Positieve subjectieve states
Positieve individuele karaktertrekken/traits
Positieve instituties/instellingen
The good life:
1) Positieve connecties met anderen
- Vermogen om lief te hebben
- Altruïsme
- Vermogen om te vergeven
- Spirituele connecties
2) Positieve individuele karaktertrekken
- Integriteit
- Vermogen om te spelen/creatief te zijn
- Deugden
3) Life regulation qualities
- Autonomie
- Zelfcontrole
- Wijsheid
Complete mental health/flourishing = lage mental illness + hoge emotionele,
psychologische en sociale welzijn
Struggling = hoge mental illness + hoge ‘’ welzijn
Floundering = hoge mental illness + lage ‘’ welzijn
Languishing = lage mental illness + lage ‘’ welzijn
Geschiedenis van positieve psychologie
1. Grieken – hedonisme = genot en vermijding van pijn
2. Aristoteles – deugden als golden mean – aangeboren potentieel tot geluk
3. Christendom – liefde en compassie – interne strijd tussen spirit en flesh – 7 dodelijke
zondes – 4 kardinale deugden + 3 theologische deugden
4. Renaissance – utilitarianisme = zoveel mogelijk geluk voor iedereen – individualisme
– creativiteit – onafhankelijkheid
5. Romanticisme – belang liefde/emotie: affectie, vrijwillig, autonomie
6. Voor Tweede Wereldoorlog – curing illness – life fulfilling – nurturing talent – holistisch
7. Na Tweede Wereldoorlog – disease model – behaviorisme
8. Humanistische psychologie – perceptie en persoonlijke zingeving – intern
College 2 – Emoties
Componenten van emoties:
, Emotielabel
Evaluaties
Lichamelijke reacties
Actie- of gedragsneiging
Gezichtsuitdrukking
Gevoel
Affect = interne staat zonder inhoud of tijdsframe
- Stemming/mood = langdurig (staat van het zelf)
- Emotie = kortdurend en vluchtig (staat van de situatie)
Universele basisemoties:
1) Angst
2) Woede
3) Verbazing/verrassing
4) Verdriet
5) Blijheid/geluk/vreugde
6) Walging/afschuw
Affectieve bipolariteit = positieve en negatieve emoties kunnen niet tegelijkertijd worden
ervaren
- Circumplex model of affect = combinatie tussen arousal (opwinding) en valentie
(mate van plezier/gevoel) activatie/de-activatie en plezierig/onplezierig
Affectieve onafhankelijkheid = positieve en negatieve emoties zijn onafhankelijke
dimensies en kunnen tegelijkertijd voorkomen
Dynamic model of affect = relatie tussen positieve en negatieve emoties is dynamisch en
afhankelijk van de situatie
Positiviteitsratio = gemiddelde ratio van positieve versus negatieve emoties moet boven
2.9013 zijn
Broaden and Build theory (Barbara Fredrickson)
- Broaden = momentane gedachten – actie repertoire
- Build = duurzame persoonlijke middelen
Discrete actieneigingen – negatieve emoties
Beloningen/kansen – positieve emoties
Low approach = verbrede aandacht
High approach = versmalde aandacht
Between-person hypothese = mensen die hoger scoren op positief affect zullen ook hoger
scoren op coping vergeleken met anderen
Within-person hypothese = als iemand hoog positief effect ervaart, zal diegene ook een
toename laten zien in coping
Opwaartse spiraal van positieve emoties naar emotioneel welbevinden. Vragen bij de
opwaartse spiraal:
Hoeveel verandering?
ontwikkeling
College 1 – introductie
3 brede domeinen van menselijke ervaringen:
Positieve subjectieve states
Positieve individuele karaktertrekken/traits
Positieve instituties/instellingen
The good life:
1) Positieve connecties met anderen
- Vermogen om lief te hebben
- Altruïsme
- Vermogen om te vergeven
- Spirituele connecties
2) Positieve individuele karaktertrekken
- Integriteit
- Vermogen om te spelen/creatief te zijn
- Deugden
3) Life regulation qualities
- Autonomie
- Zelfcontrole
- Wijsheid
Complete mental health/flourishing = lage mental illness + hoge emotionele,
psychologische en sociale welzijn
Struggling = hoge mental illness + hoge ‘’ welzijn
Floundering = hoge mental illness + lage ‘’ welzijn
Languishing = lage mental illness + lage ‘’ welzijn
Geschiedenis van positieve psychologie
1. Grieken – hedonisme = genot en vermijding van pijn
2. Aristoteles – deugden als golden mean – aangeboren potentieel tot geluk
3. Christendom – liefde en compassie – interne strijd tussen spirit en flesh – 7 dodelijke
zondes – 4 kardinale deugden + 3 theologische deugden
4. Renaissance – utilitarianisme = zoveel mogelijk geluk voor iedereen – individualisme
– creativiteit – onafhankelijkheid
5. Romanticisme – belang liefde/emotie: affectie, vrijwillig, autonomie
6. Voor Tweede Wereldoorlog – curing illness – life fulfilling – nurturing talent – holistisch
7. Na Tweede Wereldoorlog – disease model – behaviorisme
8. Humanistische psychologie – perceptie en persoonlijke zingeving – intern
College 2 – Emoties
Componenten van emoties:
, Emotielabel
Evaluaties
Lichamelijke reacties
Actie- of gedragsneiging
Gezichtsuitdrukking
Gevoel
Affect = interne staat zonder inhoud of tijdsframe
- Stemming/mood = langdurig (staat van het zelf)
- Emotie = kortdurend en vluchtig (staat van de situatie)
Universele basisemoties:
1) Angst
2) Woede
3) Verbazing/verrassing
4) Verdriet
5) Blijheid/geluk/vreugde
6) Walging/afschuw
Affectieve bipolariteit = positieve en negatieve emoties kunnen niet tegelijkertijd worden
ervaren
- Circumplex model of affect = combinatie tussen arousal (opwinding) en valentie
(mate van plezier/gevoel) activatie/de-activatie en plezierig/onplezierig
Affectieve onafhankelijkheid = positieve en negatieve emoties zijn onafhankelijke
dimensies en kunnen tegelijkertijd voorkomen
Dynamic model of affect = relatie tussen positieve en negatieve emoties is dynamisch en
afhankelijk van de situatie
Positiviteitsratio = gemiddelde ratio van positieve versus negatieve emoties moet boven
2.9013 zijn
Broaden and Build theory (Barbara Fredrickson)
- Broaden = momentane gedachten – actie repertoire
- Build = duurzame persoonlijke middelen
Discrete actieneigingen – negatieve emoties
Beloningen/kansen – positieve emoties
Low approach = verbrede aandacht
High approach = versmalde aandacht
Between-person hypothese = mensen die hoger scoren op positief affect zullen ook hoger
scoren op coping vergeleken met anderen
Within-person hypothese = als iemand hoog positief effect ervaart, zal diegene ook een
toename laten zien in coping
Opwaartse spiraal van positieve emoties naar emotioneel welbevinden. Vragen bij de
opwaartse spiraal:
Hoeveel verandering?