1.1 De kandidaat beschrijft de begrippen ruimte en krappe arbeidsmarkt.
RUIME ARBEIDSMARKT
- Ruime arbeidsmarkt = wanneer het aanbod van arbeid (beroepsbevolking) de vraag naar arbeid
overtreft. (werkgelegenheid)
- relatief veel werklozen
- slechte onderhandelingspositie cao-onderhandelingen
—> Als er een ruimte arbeidsmarkt is zijn er veel werklozen. Mensen hebben moeite om een baan
te vinden en werkgevers hebben ruimte keuze wie ze zullen aannemen. Er zijn veel mensen
beschikbaar voor werk maar er is geen aanbod van werk.
KRAPPE ARBEIDSMARKT
- Krappe arbeidsmarkt = wanneer e vraag naar arbeid (werkgelegenheid) het aanbod van arbeid
(beroepsbevolking) overtreft.
- Relatief weinig werkloosheid
- Relatief veel vacatures
- Vaak relatief hoge loonstijgingen
—> werkgevers hebben moeite om aan personeel te komen. Er is veel werk beschikbaar maar er
zijn weinig mensen die werk zoeken.
1.2 De kandidaat beschrijft de begrippen hoogconjunctuur en laagconjunctuur.
Hoogconjunctuur —> gaat het goed met de economie
- periode met zeer veel economische activiteit, weinig werkloosheid en forse bestedingen.
Laag conjunctuur —> gaat het minder goed met de economie
1.3 De kandidaat beschrijft de begrippen kwantitatieve en kwalitatieve discrepantie op de
arbeidsmarkt.
Kwantitatieve discrepantie —> wanneer vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in aantal niet op
elkaar aansluit.
Kwalitatieve discrepantie —> verschillen in samenstelling van vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt.
1.4 De kandidaat beschrijft de verschillende soorten werkloosheid (frictie-, seizoens-,
kwalitatieve structuur-, kwantitatieve structuur,- conjunctuurwerkloosheid).
Frictiewerkloosheid —> Tijdelijke werkloosheid, doordat mensen hun baan hebben opgezegd of
verloren maar nog geen nieuwe baan hebben.
Seizoenswerkloosheid —> Werkloosheid bij banen dat alleen in bepaalde maanden beschikbaar
is. (bijv. een ijssalon die in de winter dicht is).
Conjuncturele werkloosheid —> werkloosheid die kan ontstaan doordat het minder goed gaat met
de economie.
Structurele werkloosheid —> Het blijvend verdwijnen van banen.
2.1 De Kandidaat onderbouwt voor een eenvoudige situatie of werkgever en werknemer
aan de verplichtingen hebben voldaan m.b.t. het ziekte verzuim (Wet verbetering
spoorwachter)