Hoofdstuk 12.1
Vaak worden de begrippen puberteit en adolescentie door elkaar gebruikt. De puberteit begint eerst
en wordt gevolgd door de adolescentie. De periode tussen de kinderjaren en de volwassenheid heet
de adolescentie. De puberteit is de eerste fase van de adolescentie.
Hoofdstuk 12.2
Pubers zetten, net als baby’s , op alle ontwikkelingsgebieden grote stappen. Maar ze kunnen, in
tegenstelling tot baby’s, alles zelf bewust ervaren. Na de puberteit is de jongere heel wat
veranderingen, acceptaties en aanpassingen verder.
De puber krijgt te maken met veel biologische veranderingen, onder invloed van hormonen.
- Meisjes worden ongesteld, jongens krijgen hun eerste zaadlozingen
- Pubers maken ook een groeispurt door.
- Hormonen hebben ook invloed op de huid- en zweetklieren. Pubers krijgen pukkels en
beginnen te zweten.
De pubers ontwikkelen zich ook op cognitief niveau. Dit wordt gekenmerkt door het formeel-
operatief denken. Jongeren kunnen hypothetisch-deductief denken. Dat betekent dat ze deductieve
redeneringen kunnen maken en dus theorieën kunnen bedenken en toetsen. Daarbij kunnen ze
introspectief kijken. De jongere is bezig met het bedenken van wie hij is, welke rol hij later in de
maatschappij wil innemen, maar ook welke rol er van hem verwacht wordt. Deze ideeën,
overwegingen en het beeld van zichzelf zijn niet altijd reëel en kunnen ook egocentrisch zijn.
Hoofdstuk 12.3
Met alle veranderingen in het brein en lichaam heeft de jongere een zekere mate van sturing en
ondersteuning nodig. Op een goede manier afstand en nabijheid houden is voor ouders in deze
periode niet gemakkelijk. Ze moeten hun kinderen namelijk ook los kunnen laten. Teveel sturing kan
ervoor zorgen dat de jongere zich niet serieus genomen voelt of zich vast voelt zitten in een
opgelegde identiteit. Te weinig sturing kan leiden tot het maken van ondoordachte keuzes. Ouders
moeten de juiste emotionele steun kunnen bieden en hebben te maken met en jongere die zelf in de
war is.
De relatie tussen ouder en kind verandert in deze periode. De kwaliteit van die relatie is een
beschermende factor voor de ontwikkeling van de jongere. Voorbeeldgedrag van de ouders is van
belang. Tijdesn de identiteitsontwikkeling probeert de jongere zijn eigen waarden en normen te
bepalen. Dat kan ertoe leiden dat hij zich gaat afzetten tegen andere waarden en normen, waardoor
er veel ‘wij-tegen-zij’ discussies kunnen ontstaan.
Hoofdstuk 12.4
Een aantal pedagogen zijn van mening dat adolescenten impliciet een hulpvraag hebben. Ze hebben
hulp nodig om zichzelf staande te houden te midden van alle veranderingen in hun leven en de eisen