duurzame samenleving
(toetsmatrijs ernaast houden en markeren wat
belangrijk is)
Hoofdstuk 1 (Open vraag): Het vak economie
Wetenschap van het voortdurende tekort
Economie is de wetenschap van het voortdurende tekort aan middelen om onze
behoeften te bevredigen. Behoeften zijn verlangens die we hebben. We kunnen
ze bevredigen met middelen. Maar die zijn beperkt en voor verschillende doelen
te gebruiken.
Economisch handelen is gericht op verhoging van de welvaart of de mate van
behoeftebevrediging. De welvaart kan toenemen doordat we meer middelen
hebben, maar ook doordat we minder behoeften hebben.
Welvaart kunnen we onderverdelen in:
Kwantitatieve (geprijsde) welvaart
Kwalitatieve (ongeprijsde) welvaart
Kwantitatieve welvaart verwijst naar materiële rijkdom die in geld kan worden
uitgedrukt, zoals het bezit van een koelkast of een auto. Kwalitatieve welvaart
omvat de niet-monetaire aspecten van welvaart, zoals schone lucht, ruimte en
stilte. Kwantitatieve welvaart is niet belangrijker dan kwalitatieve welvaart.
Geluk is breder dan welvaart. Het hangt ook af van behoeftebevrediging
waarvoor geen schaarse middelen nodig zijn, zoals een goede nachtrust of het
genot van een zonsondergang op een mooie zomeravond.
Welvaartsmaatstaven
Welvaart kan op verschillende manieren worden gemeten. Een veelgebruikte
maatstaf is het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking.
Dat is de totale productie binnen een land gedeeld door het aantal inwoners.
Het bbp heeft echter beperkingen, omdat het geen rekening houdt met
productie buiten de markt of de overheid om, zoals onbetaalde
kinderopvang en vrijwilligerswerk. Bovendien negeert het bbp kwalitatieve
aspecten van welvaart, zoals de negatieve impact van productie op het milieu.
Ook zegt het bbp per hoofd niets over de verdeling van de welvaart in een land.
Vanwege de beperkingen van het bbp als welvaartsmaatstaf, is brede welvaart
als een alternatieve maatstaf ontwikkeld. Brede welvaart omvat niet alleen de
kwantitatieve aspecten van welvaart, zoals inkomen, maar ook kwalitatieve
aspecten, zoals de privé-werkbalans en het milieu.
Zoals er kritiek op het bbp is, is er ook kritiek op het begrip brede welvaart. Het is
een containerbegrip zonder internationale standaard. Toch stimuleert het
denken in brede welvaart het debat over wat we als samenleving belangrijk
vinden.
Naar een nieuwe economie
Om de schade van productiegroei aan de samenleving en de natuur te beperken
is een overgang naar een nieuwe economie nodig. Dat is een economie die een
productieve, inclusieve en duurzame samenleving combineert.
Een productieve economie met voldoende verdienvermogen is nodig om de
zorg, de sociale zekerheid en het onderwijs in een vergrijzende samenleving
betaalbaar te houden. Een inclusieve economie is nodig zodat iedereen
,volwaardig kan meedoen in de samenleving en grote (kansen)ongelijkheid tussen
mensen wordt voorkomen. Een duurzame economie is nodig om ervoor te zorgen
dat de behoeftebevrediging van de huidige generatie niet ten koste van die van
toekomstige generaties gaat. De productie moet ook in de toekomst vol te
houden zijn.
In de ‘nieuwe economie’ streven overheid en bedrijven meervoudige
waardecreatie na. Ze richten zich niet alleen op financiële doelen, maar ook op
sociale en ecologische doelen.
Hoofdstuk 2: Economische systemen
Productie door de eeuwen heen
Gedurende het grootste deel van de wereldgeschiedenis was het overgrote deel
van de mensheid extreem arm. Pas door de industriële revolutie begon daar
verandering te komen. Door de overgang van handmatige op machinale
productie nam niet alleen de welvaart toe, maar ook de wereldbevolking. Het
economisch systeem - de markteconomie – speelde bij deze ontwikkelingen
een belangrijke rol.
Er zijn drie verschillende economische systemen:
1. gemeenschapseconomie
2. markteconomie
3. planeconomie
Elk systeem verdeelt de middelen op zijn eigen manier over productiedoelen.
Gemeenschapseconomie
In een gemeenschapseconomie bepaalt overleg tussen burgers de verdeling
over productiedoelen. De gemeenschapseconomie speelt een grote rol bij de
productie van sociale of clubgoederen. Dat zijn goederen die buiten de markt
en de overheid om worden geleverd, zoals huishoudelijke arbeid en
vrijwilligerswerk.
Markteconomie
In een markteconomie zorgen prijzen voor de verdeling van middelen over
productiedoelen. Op de markt verhandelt men individuele goederen. Dat zijn
goederen die je kunt toe-eigenen door ze te kopen. Hoewel de markteconomie
welvaart heeft gebracht, heeft deze ook nadelen, zoals inkomensongelijkheid en
schade aan de natuur.
Planeconomie
In een markteconomie speelt de overheid een belangrijke rol. Zij stelt de
spelregels op de markt vast en ziet toe op naleving ervan. In een
planeconomie of centraal geleide economie gaat de overheid veel verder en
bepaalt zij wat bedrijven produceren. Planeconomieën zijn overal ter wereld
mislukt. Toch speelt de overheid een belangrijke rol bij de productie van
collectieve goederen. Dat zijn goederen waarvan iedereen profiteert als ze
eenmaal geproduceerd zijn.
Gemengde economie
In de praktijk zien we gemengde economieën, omdat elke economie sociale
of clubgoederen, individuele goederen en collectieve goederen
voortbrengt. Daarnaast bestaan er gemeenschappelijke goederen, die van
niemand of van iedereen zijn. Gemeenschappelijke goederen zijn vatbaar voor
het probleem van overexploitatie. Dit probleem – ook wel The tragedy of the
commons genoemd - ontstaat doordat de baten van het gebruik van een
gemeenschappelijk goed individueel zijn, terwijl de internationale gemeenschap
de lasten draagt.
In de Westerse economieën domineert de markteconomie. Die heeft voor veel
materiële welvaart gezorgd, maar ook voor sociale en ecologische schade. Om
, die schade te beperken, is de overgang van een traditionele naar een duurzame
markteconomie nodig.
Duurzame markteconomie
In een traditionele markteconomie streven bedrijven alleen naar financiële
doelen zoals omzet en winst. In een duurzame markteconomie streven ze ook
naar sociale en ecologische doelen. Daarvoor is het nodig dat marktprijzen alle
kosten van een product weerspiegelen. In de traditionele markteconomie blijven
veel kosten, zoals die van luchtverontreiniging en discriminatie, verborgen. Dan
houden bedrijven er geen of onvoldoende rekening mee.
Voor een duurzame markteconomie zijn dus ‘echte prijzen’ nodig die alle kosten
bevatten. De overheid kan ervoor zorgen dat marktprijzen ‘echte prijzen’
worden door ecologische en maatschappelijke schade te beprijzen. Pas dan kan
een markteconomie bijdragen aan brede welvaart die ook in de toekomst vol te
houden is.
Hoofdstuk 3 (Open vraag): De menselijke beslisser in de
economie
Het mensbeeld van Adam Smith
Economie is een gedragswetenschap. Het bestudeert beslissingen van
mensen. Maar hoe (rationeel) beslissen mensen eigenlijk?
Adam Smith – die men ziet als de vader van de klassieke economie - ging
inductief te werk. Hij probeerde een patroon te ontdekken in het feitelijke
gedrag van mensen. Hij nam waar dat mensen weliswaar hun eigen belang
nastreven, maar dat ze zich ook inleven in het wel en wee van anderen (ze zijn
empathisch). Mensen zijn geen egoïsten; ze streven naar welbegrepen eigen
belang. Volgens Smith handelen mensen ook lang niet altijd rationeel.
De homo economicus in de neoklassieke economie
In de neoklassieke economie verschijnt de homo economicus ten tonele:
iemand die volstrekt rationeel zijn egoïstisch eigen belang najaagt. Uit dit
theoretische mensbeeld trekken neoklassieke economen op een logische manier
allerlei conclusies over het gedrag van mensen. Dat noemen we deductie: uit
een veronderstelling op logische manier conclusies trekken. De neoklassieke
economie bestudeert een mogelijke wereld vol met robotachtige imitaties van
mensen. De werkelijke wereld met ‘echte’ mensen ziet er heel anders uit.
Gedragseconomie
Als reactie op het wereldvreemde mensbeeld van de neoklassieke economie is de
gedragseconomie ontstaan. Zij bestudeert feitelijk menselijk gedrag. Hieruit
blijkt dat mensen:
een beperkte denkkracht hebben: ze maken veel denkfouten
een beperkte wilskracht hebben: ze zijn kortzichtig
niet alleen hun eigen belang op het oog hebben; ze vinden eerlijkheid en
rechtvaardigheid belangrijk
De denkfouten die we maken, hangen samen met het feit dat onze hersenen uit
twee besturingssystemen bestaan: Daniel Kahneman noemt ze systeem 1 en
systeem 2. Met systeem 1 denken we snel, onbewust en zonder veel
inspanning, maar snelheid gaat ten koste van betrouwbaarheid. Daardoor
maken we denkfouten. Met systeem 2 denken we langzaam en weloverwogen.
Systeem 2 vergt veel mentale inspanning, maar daardoor maken we er ook
minder denkfouten mee.
Met systeem 1 beslissen we snel. Om snel te kunnen beslissen, hebben we
heuristieken nodig. Dat zijn versimpelingstechnieken of vuistregels die ons
brein toepast om een probleem te vereenvoudigen zodat we het sneller kunnen