Het tentamen is een multiple choice tentamen van 35 vragen (5 per college).De
vragen gaan over de colleges of de literatuur die bij de colleges hoort. Bij het
bestuderen van de opgegeven artikelen kunnen we ons focussen op de resultaten/
conclusies van de onderzoeken.
College 1 – Inleiding en pedagogische attitude
Met wie werk je allemaal samen in de jeugdzorg, jeugdbescherming en in de
schoolcontext? Welke inhoudelijke en beroepsethische kaders zijn voor mij
belangrijk en waar vind ik die? Hoe kies en vind ik de juiste behandelvorm? Hoe
werkt een multidisciplinair overleg en hoe positioneer ik mijzelf?
De taak van de orthopedagoog
1. Begrip ‘Zorg van een goed pedagoog’
2. Je handelen en beslissingen beroepsethisch bepalen en verantwoorden
3. De beroepscode geeft steun wanneer er eisen of voorwaarden worden
gesteld die op gespannen voet staan met de kwaliteit die de pedagoog wil
bieden.
4. Norm waaraan het NVO College van Toezicht en NVO College van Beroep
het handelen van pedagogen toetst als een cliënt, een belanghebbende of
een beroepsgenoot een klacht indient.
NVO beroepscode
Verantwoordelijkheid volgens de NVO beroepscode:
- Zélf verantwoordelijk voor je eigen handelen (ook zonder supervisie)
- Aanspreekbaar op professionele autonomie (ook tuchtrechtelijk)
- Ook in samenwerking met andere professionals
- Hangt samen met functie en taken
- Als je iets ondertekent ben je verantwoordelijk voor de inhoud
- In opleiding → afhankelijk van ervaring
Bevoegdheid: bevoegdheid van medische beroepsbeoefenaren om voorbehouden
handelingen te verrichten en/of daartoe opdracht te geven, bv:
- Een verwijzing opstellen
- De eindregie op een diagnostiekbrief
- Afgeven instemmingsverklaring gesloten jeugdzorg
Bekwaamheid: een professional beschikt over voldoende kennis en kunde om
werkzaamheden in een concrete situatie adequaat uit te kunnen voeren (wat
adequaat is blijf je jezelf afvragen en overleggen met collega’s).
- Handel altijd binnen de grenzen van je bekwaamheid
- Bekwaamheid kun je in brede zin aantonen in kwaliteitsregisters via
(her)registratie
, Voorbeeldoefeningen: samenwerking en de beroepscode: dilemma’s
Casus 1. Je hebt een intake met een client van 15 die een hulpvraag heeft over
mogelijk selectief mutisme. In de ontwikkelingsanamnese blijkt dat de client
meerdere zeer traumatische ervaringen heeft meegemaakt, en jij hebt zelf nog
weinig cliënten met trauma behandeld. Wat zou professioneel handelen in dit geval
betekenen? (Art. 16)
> beoordelen of je zelf deskundig en bekwaam genoeg bent om deze client te
blijven onderzoeken en behandelen. Zo niet, dan doorverwijzen naar iemand
anders in het team of een andere organisatie.
Casus 2. Je hebt een intake met een client. Later blijkt de ouder van het kind, de
ex van jouw huidige partner te zijn. Wat doe je? (Art. 23)
> je licht de client in van de situatie en stelt voor door te verwijzen naar een collega
Casus 3. Je schrijft het advies voor een client, waar veel systemisch speelt. Je
hebt een gezinsobservatie gedaan en gezien dat het zusje van de client veel
tekenen van ASS vertoont. Je acht het van belang voor het welzijn van het zusje en
de client dat zij ook hulp krijgt en schrijft dit op in het advies. Heeft de professional
hier juist gehandeld? (Art. 38)
> nee, in het dossier van de client wordt geen advies gegeven over leden uit het
clientsysteem, tenzij in belang van de client wordt geacht en dan moet er
nadrukkelijk toestemming worden gevraagd.
De taak van de orthopedagoog (vanuit het boek):
- opvoed- en gedragsdeskundige.
- Bevindingen van betrokken specialisten coördineren, terugbrengen naar ‘dit
speci eke kind in deze speci eke (problematische) opvoedingssituatie’ en dit
verwerken, om zo te werken aan het herstel van het gewone leven. Je wilt dat
een kind zo een gewoon/ jn mogelijk leven kan leiden.
Het is daarbij belangrijk om tegemoet te komen aan de basisbehoeften van ieder
mens: 1) relatie, 2) competentie, 3) autonomie en 4) echtheid/ betekenisvolheid.
Dit is ten opzichte van de client, maar ook de ouders, leerkrachten etc en dient
altijd afgestemd te zijn op de ontwikkelingsfase van het kind. Het meest
essentiële voor een optimale ontwikkeling is de relatie: de jongere moet zich
gezien, gehoord, gekend en erkend voelen. Elementen van die goede relatie zijn
aandacht, warmte, interesse, betrokkenheid, maar ook een goede controle. Met
name jongeren met een migratieachtergrond zijn gevoelig voor leerkrachtgedrag
en de relatie met hem.
Vaardigheden voor opvoeders/begeleiders zijn, ietwat kunstmatig, onder te
verdelen in vaardigheden, die: rechtstreeks volgen uit een positieve
grondhouding van de begeleider; met goed groeps-, klassenmanagement en
goede instructie te maken hebben; rechtstreeks te maken hebben met het
bevorderen van een goede relatie, interactie; zich meer op meso- en
fi fi fi
, macroniveau afspelen.
Positieve grondhouding (tips staan in het boek)
- Je krijgt pas respect als je het zelf geeft toon belangstelling en
oprechte interesse in de ander.
- Kinderen, ouders en leraren als deskundigen zien
- Geef het goede voorbeeld:
o Jij bent ook maar een mens!
o Modellen dat fouten maken gebeurt, dat je dat als mens kan
verdagen en op kunt lossen
o Modellen dat wrijving en emoties er mogen zijn, en dat je die kunt
reguleren
o Modellen dat ruzie of con ict besproken en uitgepraat kan worden
o Modellen dat ‘agree to disagree’ kan en mag bestaan
o Op tijd komen, aan regels houden
- Belangrijk: kijk ‘achter het (probleem)gedrag’:
o Moeilijk gedrag is de beste optie op dat moment
o Het is vaak een middel om verborgen gevoelens te uiten
o Het is vaker onmacht i.p.v. onwil (mismatch tussen willen/ kunnen)
“Het explosieve kind” is een boek dat veel wordt gebruikt in de praktijk door de
docent. Het is behulpzaam voor de ouderbegeleiding.
Wat is belangrijk voor een goede instructie? (groeps- en klassenmanagement):
- Herhaal een instructie heel vaak
- Houd het zo kort mogelijk
- Help met tijdsplanning (timer, stukjes opbreken, structuur aanbrengen:
kan lastig zijn voor ouders)
- Maak het toepasbaar → intrinsieke motivatie
- Zone van naaste ontwikkeling (Vygotsky)
- Maak het voorspelbaar
- Maak het visueel
denk hierbij ook aan de piramide van Maslow en aan welke basisbehoeften er is
voldaan? Bv. heeft het kind ontbeten? Hoe heeft het kind vannacht geslapen?
Wat is belangrijk in de relatie en interactie? (belangrijk, niet altijd makkelijk):
- Vertrouwensband en oprechte interesse, onvoorwaardelijke acceptatie
(van je cliënten en collega’s)
- Oog voor positieve kanten (positieve kanten versterken heeft veel effect
op behandeling)
- Duidelijke communicatie over wat jij zelf ziet en voelt
- Growth vs xed mindset (focussen op het proces, niet op het resultaat)
- Toegeven verlegt grenzen en dat is niet per se wenselijk (houd je aan je
grenzen, te lief zijn is goed voor relatie maar verlegt ook grenzen..)
- Liever vragen dan vertellen:
fi fl
, o “Klopt het dat…?”
o “Sommige jongeren… hoe zit dat bij jou?”
o “Ik zie dat je… klopt dat?”
o “Ik zou me … voelen als ik dat zou meemaken. Hoe is dat voor
jou?”
- Non-verbaal contact/houding kan boekdelen spreken
Overstijgende vaardigheden (meso-/macroniveau):
- Meerzijdige partijdigheid: niemand in het gezelschap kan zich niet
gehoord voelen
- Werksfeer en teamgeest ‘leren van elkaar’
- Goed taalbeleid (bv visuele ondersteuning, tolk) en cultuur
Begeleiding in het algemeen: basisvoorwaarden
EERST:
- Is het gewone, alledaagse wel in orde? (gaat kind naar school? Heeft het
vriendjes? Heeft het een huis? Eet en drinkt het?
- Is er iemand helemaal voor dit kind? (is er een hechtings guur?) Meestal is (zijn)
dat de ouder(s), maar als die er niet is (zijn), is het van groot belang dat er een
plaatsvervanger voor die ouder(s) komt, zodat het kind weer iemand krijgt ‘van wie
het is’.
DAARNA:
- Waar zit bij dit kind het tekort aan eigen sturend, probleemoplossend
vermogen?
- Waar komt dat door? (eigenlijk altijd mismatch tussen kindfactoren en
omgeving)
o Aanleg, omgeving of de wisselwerking tussen beide?
o Vaak vanuit diagnostiek (deels) bekend
Wat in de basis goed werkt bij de begeleiding in het algemeen:
- Structuur bieden (evenwicht vinden tussen grenzen stellen en ruimte
geven)
- Talenten en positieve factoren bekrachtigen
- Omgeving aanpassen: samen zoeken naar een adequaat
opvoedingsmilieu, dat uitdaagt en rekening houdt met gevoeligheden
In het algemeen geldt dat jongeren met een ondersteuningsbehoefte een tekort
aan eigen structurerend, probleemoplossend vermogen hebben, veelal ten gevolge
van een bepaalde overgevoeligheid voor negatieve invloeden en een
informatieverwerkingsprobleem. Dit tekort kan zoals gezegd ontstaan door een
probleem in aanleg of omgevingsfactoren (stoor- nis versus probleem) of door een
wisselwerking tussen beide, gen-omgevingsinteractie. Bij een aanlegprobleem is
het zeer belangrijk dat dit gerespecteerd wordt – niet alleen door de omge- ving,
fi