Week 1 - Depression I
Lecture 1
● DSM-5 Major Depressive Disorder (MDD): 5 or more symptoms, 2 week period
○ At least one of the symptoms is either 1) depressed mood or 2) loss of
interest/pleasure
● Suicidal Identification
○ Passive Suicidal Ideation: recurrent thoughts of death and/or recurrent suicidal
ideation without a specific plan
○ Active Suicidal Ideation: a specific plan for committing suicide and/or suicide
attempt
● DSM-5 Persistent Depressive Disorder (Dysthymia): depressed mood for more days than
not for at least 2 years, 2 or more symptoms
○ Children and adolescent: at least 1 year
○ Double depression: periods of more severe symptoms that meet the criteria for
MDD
What is depression? - Overview
Literatuur 1 - Herrman et al. (2022)
● Staged approach: vroeg in het verloop van de aandoening ingrijpen en de intensiteit van de
interventies aanpassen aan de specifieke behoeften van de persoon en de fase van de ziekte
→ biedt een leidraad voor beheren van heterogeniteit van depressie
○ Fase 0: universele en selectieve preventieve interventies
○ Fase 1: gericht op subklinische symptomen
○ Fase 2: vroegtijdige behandeling bij eerste depressieve episode
○ Fase 3: complexere interventies voor terugkerende depressie
○ Fase 4: complexere interventies voor chronische depressie
● Collaborative care: multidisciplinaire samenwerking, waarbij ook de patiënt en familie
betrokken zijn
● Vatbaarheid: kindertijd (ADHD, angststoornissen en vroeg trauma), genetische invloed,
persoonlijkheidskenmerken (neuroticisme en negatieve denkpatronen), ongezonde levensstijl,
sociale factoren (armoede, inkomensongelijkheid, huiselijk geweld, gedwongen migratie)
● Beschermende factoren: veilige hechting, goede zelfregulatie, positieve sociale
ondersteuning en veerkracht
● Depressie ontstaat door een combinatie van genetische aanleg, ontwikkelingsfactoren en
omgevingsinvloeden
● Diathesis-stressmodel: kwetsbare individuen hebben meer kans op depressie na een
stressvolle gebeurtenis
● Depression literacy: het begrip en de kennis van mensen over depressie, met als doel
stigma te verminderen en het zoeken van hulp te stimuleren
● Effectieve preventie van depressie vereist een geïntegreerde aanpak die individuen,
gemeenschappen en beleidsmakers betrekt (whole of society approach) → zowel
structurele oorzaken aanpakken als gerichte ondersteuning bieden aan kwetsbare groepen
Literatuur 2 - WHO (2017)
● Het risico om depressief te worden wordt vergroot door armoede, werkloosheid en
levensgebeurtenissen
● Common Mental Disorders
1) Depressive disorders: MDD en Dysthymia
2) Anxiety disorders
● Depressie: 4.4% van wereldbevolking, meer bij vrouwen, piek bij 55-74 jaar
1
,Literatuur 3 - Maj et al. (2020)
● Antidepressiva is effectief bij diverse ernstniveaus, terwijl psychotherapie effectief is bij alle
ernstniveaus
● Cognitieve tekorten zijn een kernaspect van depressie → executieve functies, aandacht en
concentratie, geheugen en leren, verwerkingssnelheid
● Clinical staging: plaats depressie in een continuüm van ziekteontwikkeling en houdt
rekening met de respons op behandelingen
1) Prodromal phase
2) First depressive episode
3) Residual phase
4) Recurrent depression or double depression
5) Chronic depression
● Neuroticisme is sterk geassocieerd met depressie
○ Depressie kan zelfrapportage beïnvloeden
● Antecedente aandoeningen (voor depressie): angststoornissen, gedragsstoornissen en
middelenmisbruik
● Concomitante aandoeningen (gelijktijdig met depressie): angststoornissen, OCD, PTSS
en middelenmisbruik
● Depressie gaat vaak gepaard met lichamelijke aandoeningen, vooral cardiometabole
ziekten
○ Risicofactoren: ongezonde leefstijl, medicatie en ziektemechanismen (bv chronische
stress)
● Depressie heeft een geschatte erfelijkheid van 37%, hoger bij vrouwen
● Er is sterk bewijs voor een verband tussen vroege traumatische ervaringen en depressie
(kindermishandeling of -verwaarlozing) → zwakkere therapuetische band, verminderde
respons op medicatie en therapie
● Kwetsbare groepen: zorgverleners, postpartum vrouwen, migranten, mensen met lage SES,
LGBTQ+ gemeenschap
● Beschermende factoren
○ Individueel niveau: positieve copingstrategieën, goede fysieke gezondheid, gezonde
voeding, regelmatige lichaamsbeweging
○ Familie- en sociaal niveau: hechte familiebanden, sociale steun, sterke relaties
○ Omgevingsniveau: werkgelegenheid, veilige woonomgeving, etnische
gemeenschapssteun, positieve sociale interacties
→ SOCIAL-acroniem
● Dysfunctional cognitive schemas
○ Negatieve denkpatronen en informatieverwerkingsbias
○ Verminderde capaciteit om positieve herinneringen te gebruiken bij
stemmingsregulatie
○ Verstoorde psychologische welzijnsgebieden: autonomie, zelfacceptatie, persoonlijke
groei, positieve relaties
Theories on Depression
Literatuur 1 - Abramson et al. (2002)
● Volgens de Hopelessness Theory en Beck’s Theory bepaalt vooral de
betekenis/interpretatie die mensen aan hun ervaringen geven of ze depressief zullen
worden en in welke mate
● Hopelessness Theory
○ Wordt verwacht dat gewenste uitkomsten niet zullen plaatsvinden en ongewenste
uitkomsten wel en dat deze situatie niet kan worden veranderd
○ Negatieve levensgebeurtenissen vormen triggers voor hopelessness → wanneer
iemand negatieve gebeurtenissen toeschrijft aan stable, global, gevolgen voor
2
, toekomst (inferred consequences) en dat het iets zegt over eigenwaarde of
tekortkomingen (inferred self-characteristics), neemt de
kans op hopelessness en depressieve symptomen toe
○ Cognitive vulnerability-stress model: negatieve cognitieve
stijl vormt een kwetsbaarheid, maar deze leidt alleen tot
depressie wanneer iemand wordt geconfronteerd met
stressvolle gebeurtenissen
○ Adaptive inferential feedback: steun van anderen kan
helpen negatieve interpretaties van gebeurtenissen te
verzachten en constructieve, niet-depressogene perspectieven te bieden → social
support is beschermende factor
● Beck’s Theory
○ Depressie ontstaat wanneer maladaptive self-schemata
worden geactiveerd door negatieve levensgebeurtenissen
(stress) → automatic thoughts die gekenmerkt worden
door negative cognitive triad
○ Individuele verschillen beïnvloeden hoe vatbaar iemand is
voor depressie → sociotropy/autonomy
● Overeenkomsten: cognitie als kernfactor, cognitive vulnerability
hypothesis, negative inferences, heterogeniteit van depressie
● Verschillen
Hopelessness Theory Beck’s Theory
Richt zich op cognitive products, zoals Richt zich zowel op cognitive products als
negatieve gevolgtrekkingen over oorzaken, cognitive processes, zoals hoe info wordt
gevolgen en zelfbeeld verwerkt
Stelt dat depressieve en niet-depressieve Stelt dat depressieve cognitie verschilt in zowel
cognitie alleen verschillen in inhoud (stabiele, inhoud als proces (schema-driven vs.
globale attributies vs. instabiele, specifieke data-driven denken)
attributies)
Neemt geen standpunt in over mogelijke Stelt dat depressieve individuen worden
vertekeningen in denkprocessen beïnvloed door schema-driven denken en
daardoor positieve informatie negeren en zich
onevenredig richten op negatieve informatie
Zegt niets over de vraag of depressieve Benadrukt dat depressieve cognitie vaak
cognitie vervormd is vervormd is en niet in overeenstemming met de
realiteit
● Domain-match hypothesis: een attributionele kwetsbaarheid binnen een specifiek domein
hangt sterker samen met depressieve symptomen wanneer negatieve gebeurtenissen binnen
datzelfde domein plaatsvinden (sociotropy en autonomy)
○ Bevindingen zijn gemengd
● Voorlopige steun voor de hypothese van het subtype Hopelessness Depression
● Beck’s Cognitive Distortion Hypothesis: onderzoek toont aan dat niet-depressieve mensen
vaak een overdreven optimisme vertonen (illusion of control), terwijl depressieve mensen
soms realistischer oordelen (depressive realism)
○ Beide groepen vertonen denkfouten, maar ze verschillen vooral in de inhoud van hun
gedachten
3
Lecture 1
● DSM-5 Major Depressive Disorder (MDD): 5 or more symptoms, 2 week period
○ At least one of the symptoms is either 1) depressed mood or 2) loss of
interest/pleasure
● Suicidal Identification
○ Passive Suicidal Ideation: recurrent thoughts of death and/or recurrent suicidal
ideation without a specific plan
○ Active Suicidal Ideation: a specific plan for committing suicide and/or suicide
attempt
● DSM-5 Persistent Depressive Disorder (Dysthymia): depressed mood for more days than
not for at least 2 years, 2 or more symptoms
○ Children and adolescent: at least 1 year
○ Double depression: periods of more severe symptoms that meet the criteria for
MDD
What is depression? - Overview
Literatuur 1 - Herrman et al. (2022)
● Staged approach: vroeg in het verloop van de aandoening ingrijpen en de intensiteit van de
interventies aanpassen aan de specifieke behoeften van de persoon en de fase van de ziekte
→ biedt een leidraad voor beheren van heterogeniteit van depressie
○ Fase 0: universele en selectieve preventieve interventies
○ Fase 1: gericht op subklinische symptomen
○ Fase 2: vroegtijdige behandeling bij eerste depressieve episode
○ Fase 3: complexere interventies voor terugkerende depressie
○ Fase 4: complexere interventies voor chronische depressie
● Collaborative care: multidisciplinaire samenwerking, waarbij ook de patiënt en familie
betrokken zijn
● Vatbaarheid: kindertijd (ADHD, angststoornissen en vroeg trauma), genetische invloed,
persoonlijkheidskenmerken (neuroticisme en negatieve denkpatronen), ongezonde levensstijl,
sociale factoren (armoede, inkomensongelijkheid, huiselijk geweld, gedwongen migratie)
● Beschermende factoren: veilige hechting, goede zelfregulatie, positieve sociale
ondersteuning en veerkracht
● Depressie ontstaat door een combinatie van genetische aanleg, ontwikkelingsfactoren en
omgevingsinvloeden
● Diathesis-stressmodel: kwetsbare individuen hebben meer kans op depressie na een
stressvolle gebeurtenis
● Depression literacy: het begrip en de kennis van mensen over depressie, met als doel
stigma te verminderen en het zoeken van hulp te stimuleren
● Effectieve preventie van depressie vereist een geïntegreerde aanpak die individuen,
gemeenschappen en beleidsmakers betrekt (whole of society approach) → zowel
structurele oorzaken aanpakken als gerichte ondersteuning bieden aan kwetsbare groepen
Literatuur 2 - WHO (2017)
● Het risico om depressief te worden wordt vergroot door armoede, werkloosheid en
levensgebeurtenissen
● Common Mental Disorders
1) Depressive disorders: MDD en Dysthymia
2) Anxiety disorders
● Depressie: 4.4% van wereldbevolking, meer bij vrouwen, piek bij 55-74 jaar
1
,Literatuur 3 - Maj et al. (2020)
● Antidepressiva is effectief bij diverse ernstniveaus, terwijl psychotherapie effectief is bij alle
ernstniveaus
● Cognitieve tekorten zijn een kernaspect van depressie → executieve functies, aandacht en
concentratie, geheugen en leren, verwerkingssnelheid
● Clinical staging: plaats depressie in een continuüm van ziekteontwikkeling en houdt
rekening met de respons op behandelingen
1) Prodromal phase
2) First depressive episode
3) Residual phase
4) Recurrent depression or double depression
5) Chronic depression
● Neuroticisme is sterk geassocieerd met depressie
○ Depressie kan zelfrapportage beïnvloeden
● Antecedente aandoeningen (voor depressie): angststoornissen, gedragsstoornissen en
middelenmisbruik
● Concomitante aandoeningen (gelijktijdig met depressie): angststoornissen, OCD, PTSS
en middelenmisbruik
● Depressie gaat vaak gepaard met lichamelijke aandoeningen, vooral cardiometabole
ziekten
○ Risicofactoren: ongezonde leefstijl, medicatie en ziektemechanismen (bv chronische
stress)
● Depressie heeft een geschatte erfelijkheid van 37%, hoger bij vrouwen
● Er is sterk bewijs voor een verband tussen vroege traumatische ervaringen en depressie
(kindermishandeling of -verwaarlozing) → zwakkere therapuetische band, verminderde
respons op medicatie en therapie
● Kwetsbare groepen: zorgverleners, postpartum vrouwen, migranten, mensen met lage SES,
LGBTQ+ gemeenschap
● Beschermende factoren
○ Individueel niveau: positieve copingstrategieën, goede fysieke gezondheid, gezonde
voeding, regelmatige lichaamsbeweging
○ Familie- en sociaal niveau: hechte familiebanden, sociale steun, sterke relaties
○ Omgevingsniveau: werkgelegenheid, veilige woonomgeving, etnische
gemeenschapssteun, positieve sociale interacties
→ SOCIAL-acroniem
● Dysfunctional cognitive schemas
○ Negatieve denkpatronen en informatieverwerkingsbias
○ Verminderde capaciteit om positieve herinneringen te gebruiken bij
stemmingsregulatie
○ Verstoorde psychologische welzijnsgebieden: autonomie, zelfacceptatie, persoonlijke
groei, positieve relaties
Theories on Depression
Literatuur 1 - Abramson et al. (2002)
● Volgens de Hopelessness Theory en Beck’s Theory bepaalt vooral de
betekenis/interpretatie die mensen aan hun ervaringen geven of ze depressief zullen
worden en in welke mate
● Hopelessness Theory
○ Wordt verwacht dat gewenste uitkomsten niet zullen plaatsvinden en ongewenste
uitkomsten wel en dat deze situatie niet kan worden veranderd
○ Negatieve levensgebeurtenissen vormen triggers voor hopelessness → wanneer
iemand negatieve gebeurtenissen toeschrijft aan stable, global, gevolgen voor
2
, toekomst (inferred consequences) en dat het iets zegt over eigenwaarde of
tekortkomingen (inferred self-characteristics), neemt de
kans op hopelessness en depressieve symptomen toe
○ Cognitive vulnerability-stress model: negatieve cognitieve
stijl vormt een kwetsbaarheid, maar deze leidt alleen tot
depressie wanneer iemand wordt geconfronteerd met
stressvolle gebeurtenissen
○ Adaptive inferential feedback: steun van anderen kan
helpen negatieve interpretaties van gebeurtenissen te
verzachten en constructieve, niet-depressogene perspectieven te bieden → social
support is beschermende factor
● Beck’s Theory
○ Depressie ontstaat wanneer maladaptive self-schemata
worden geactiveerd door negatieve levensgebeurtenissen
(stress) → automatic thoughts die gekenmerkt worden
door negative cognitive triad
○ Individuele verschillen beïnvloeden hoe vatbaar iemand is
voor depressie → sociotropy/autonomy
● Overeenkomsten: cognitie als kernfactor, cognitive vulnerability
hypothesis, negative inferences, heterogeniteit van depressie
● Verschillen
Hopelessness Theory Beck’s Theory
Richt zich op cognitive products, zoals Richt zich zowel op cognitive products als
negatieve gevolgtrekkingen over oorzaken, cognitive processes, zoals hoe info wordt
gevolgen en zelfbeeld verwerkt
Stelt dat depressieve en niet-depressieve Stelt dat depressieve cognitie verschilt in zowel
cognitie alleen verschillen in inhoud (stabiele, inhoud als proces (schema-driven vs.
globale attributies vs. instabiele, specifieke data-driven denken)
attributies)
Neemt geen standpunt in over mogelijke Stelt dat depressieve individuen worden
vertekeningen in denkprocessen beïnvloed door schema-driven denken en
daardoor positieve informatie negeren en zich
onevenredig richten op negatieve informatie
Zegt niets over de vraag of depressieve Benadrukt dat depressieve cognitie vaak
cognitie vervormd is vervormd is en niet in overeenstemming met de
realiteit
● Domain-match hypothesis: een attributionele kwetsbaarheid binnen een specifiek domein
hangt sterker samen met depressieve symptomen wanneer negatieve gebeurtenissen binnen
datzelfde domein plaatsvinden (sociotropy en autonomy)
○ Bevindingen zijn gemengd
● Voorlopige steun voor de hypothese van het subtype Hopelessness Depression
● Beck’s Cognitive Distortion Hypothesis: onderzoek toont aan dat niet-depressieve mensen
vaak een overdreven optimisme vertonen (illusion of control), terwijl depressieve mensen
soms realistischer oordelen (depressive realism)
○ Beide groepen vertonen denkfouten, maar ze verschillen vooral in de inhoud van hun
gedachten
3