Thema 1 – Onderwijskunde: een gestructureerde kijk op
actoren, processen en variabelen
Onderwijskundig referentiekader Bril om analytisch en synthetisch
naar leer- en instructiesituaties te kijken.
6 dimensies van het onderwijskundig referentiekader
1. Actoren Iedereen die bij scholing betrokken is. Geen van
deze mensen staan volledig neutraal in het onderwijs;
iedereen heeft er een opvatting over.
2. Aggregatieniveaus Micro-, meso- en macroniveau
Microniveau Tabellen die laten zien, welke factoren (los
van elkaar) een effect laten zien.
Mesoniveau Organisatorisch; Versnellingsprogramma’s
en op gedrag gerichte interventies + Prestatiegroeperingen
en inclusief onderwijs wordt minder. Instructie; Aanleren
metacognitie en formatieve evaluatie doen het goed.
Macroniveau Geen meta-analyses, politiek geeft alle
invulling
3. Organisaties Hoe is het onderwijs georganiseerd.
Onderwijsstelsel, tijd en infrastructuur.
4. Didactisch handelen Vanuit docent/organisatie
Doelstellingen, leerstof, werkvormen, media en toetsing.
5. Leeractiviteiten Wat meer in de handen ligt van de
lerende Spaced practice vs blokken, zelfregulatie,
oefentoetsen en gezamenlijk leren.
6. Context Alles buiten het echte onderwijs dat invloed
heeft op het onderwijs. Politiek, wetenschap.
Actoren Concrete personen of organisaties die ze vertegenwoordigen
of de organisaties zelf.
Processen Zaken die over de tijd heen verlopen.
Variabelen Kenmerken die verschillende ‘waarden’ kunnen hebben.
Aggregatieniveau Niveau waarop de verschillende actoren een
problematiek naar voren schuiven.
1. Microniveau Heeft betrekking op een concrete leer- en
instructiesituatie of op een specifieke lerende.
2. Mesoniveau Heeft betrekking op een school, faculteit, instelling,
organisatie of bedrijf.
3. Macroniveau Omvat alles wat een compleet systeem beïnvloedt.
Dit heeft dus ook invloed op het micro- en mesoniveau.
,Onderwijskunde Een wetenschap die leren, opleiden, instructie en
ontwikkelen in onderwijs en bedrijfsleven wil beschrijven, begrijpen en
verklaren.
Onderwijskunde is niet één samenhangend wetenschapsgebied, er
bestaan veel subdisciplines.
Meta-analyse Optelsom van artikelen die min-of-meer hetzelfde
hebben gemeten om zo uitspraken te kunnen doen op niet slechts 1
studie.
Effect sizes Als je twee groepen vergelijkt geeft de effect size aan hoe
groot het verschil is.
Evidence-based In welke mate processen en variabelen bij actoren, de
context en de organisatie van het onderwijs een effectieve invloed hebben
op onder andere leerresultaten.
Het model op verschillende niveaus
Op microniveau staat de directe interactie tussen de
instructieverantwoordelijke en de lerende voorop. Deze krijgt vorm
door de uitwerking van instructieactiviteiten, waarbij zeer specifieke
keuzes gemaakt worden bij de verschillende componenten van het
didactisch handelen
Op mesoniveau kijken we naar leren en instructie op het niveau van
de instelling, organisatie of programma. De componenten in het
model voor het didactisch handelen zijn vooral bepalend door de
organisatiedimensie.
Op het macroniveau bekijken we leren en instructie vanuit de
richtinggevende en geïnstitutionaliseerde beleidskaders. De
context en de organisatie zijn hier richtinggevende dimensies.
Gamification Spelprincipes toepassen in leersituaties
Gevaar voor operante conditionering Beloning vanuit het spel
, Thema 4 – Van een cognitivistische visie op leren naar
het ontwerpen van instructie
Behaviorisme Leren alleen betrekking heeft op waarneembaar gedrag
en we gedrag alleen kunnen onderzoeken door directe observatie van dit
waarneembaar gedrag.
Cognitivisme Naast het observeerbare gedrag ook het mentale
gedrag, inzichten en interne beelden van belang zijn en we
methodologisch verder kunnen gaan dan de observatie van uiterlijk
waarneembaar gedrag.
4 onderzoeksstromingen die het behaviorisme afzwakten
1. Cognitie als informatie verwerkende activiteit.
2. Menselijk brein als computer
3. Taaltheorie Mentale structuren die talenkennis vasthouden.
4. Gestaltpsychologie Onderscheid tussen de fysiologie en
psychologie
5 soorten kennis
1. Declaratieve kennis Definities, formules, wetten, verschijnselen
en verbanden binnen kennisdomeinen.
2. Procedurele kennis Methoden waarbij declaratieve kennis wordt
gebruikt, schaatsen, fietsen.
3. Metacognitieve kennis Kennis over hoe we zelf denken en hoe
we leren.
4. Kennis van situaties waarin bepaalde wetten, verbanden en formules
geldig en nuttig zijn.
5. Kennis van strategieën, een systematische aanpak van problemen
binnen een vakgebied.
Informatieverwerkingsmodel Het verwerken, opslaan en ophalen
van gepercipieerde informatie.
Informatieverwerking gebeurt in stappen; ontvangen van stimulus
en geven van een respons
Vergelijkbaar met computerprocessen
Grenzen aan wat verwerkt kan worden
Interactief Datgene wat we hebben opgeslagen in het geheugen
beïnvloedend werkt op de verdere perceptie en aandacht.
actoren, processen en variabelen
Onderwijskundig referentiekader Bril om analytisch en synthetisch
naar leer- en instructiesituaties te kijken.
6 dimensies van het onderwijskundig referentiekader
1. Actoren Iedereen die bij scholing betrokken is. Geen van
deze mensen staan volledig neutraal in het onderwijs;
iedereen heeft er een opvatting over.
2. Aggregatieniveaus Micro-, meso- en macroniveau
Microniveau Tabellen die laten zien, welke factoren (los
van elkaar) een effect laten zien.
Mesoniveau Organisatorisch; Versnellingsprogramma’s
en op gedrag gerichte interventies + Prestatiegroeperingen
en inclusief onderwijs wordt minder. Instructie; Aanleren
metacognitie en formatieve evaluatie doen het goed.
Macroniveau Geen meta-analyses, politiek geeft alle
invulling
3. Organisaties Hoe is het onderwijs georganiseerd.
Onderwijsstelsel, tijd en infrastructuur.
4. Didactisch handelen Vanuit docent/organisatie
Doelstellingen, leerstof, werkvormen, media en toetsing.
5. Leeractiviteiten Wat meer in de handen ligt van de
lerende Spaced practice vs blokken, zelfregulatie,
oefentoetsen en gezamenlijk leren.
6. Context Alles buiten het echte onderwijs dat invloed
heeft op het onderwijs. Politiek, wetenschap.
Actoren Concrete personen of organisaties die ze vertegenwoordigen
of de organisaties zelf.
Processen Zaken die over de tijd heen verlopen.
Variabelen Kenmerken die verschillende ‘waarden’ kunnen hebben.
Aggregatieniveau Niveau waarop de verschillende actoren een
problematiek naar voren schuiven.
1. Microniveau Heeft betrekking op een concrete leer- en
instructiesituatie of op een specifieke lerende.
2. Mesoniveau Heeft betrekking op een school, faculteit, instelling,
organisatie of bedrijf.
3. Macroniveau Omvat alles wat een compleet systeem beïnvloedt.
Dit heeft dus ook invloed op het micro- en mesoniveau.
,Onderwijskunde Een wetenschap die leren, opleiden, instructie en
ontwikkelen in onderwijs en bedrijfsleven wil beschrijven, begrijpen en
verklaren.
Onderwijskunde is niet één samenhangend wetenschapsgebied, er
bestaan veel subdisciplines.
Meta-analyse Optelsom van artikelen die min-of-meer hetzelfde
hebben gemeten om zo uitspraken te kunnen doen op niet slechts 1
studie.
Effect sizes Als je twee groepen vergelijkt geeft de effect size aan hoe
groot het verschil is.
Evidence-based In welke mate processen en variabelen bij actoren, de
context en de organisatie van het onderwijs een effectieve invloed hebben
op onder andere leerresultaten.
Het model op verschillende niveaus
Op microniveau staat de directe interactie tussen de
instructieverantwoordelijke en de lerende voorop. Deze krijgt vorm
door de uitwerking van instructieactiviteiten, waarbij zeer specifieke
keuzes gemaakt worden bij de verschillende componenten van het
didactisch handelen
Op mesoniveau kijken we naar leren en instructie op het niveau van
de instelling, organisatie of programma. De componenten in het
model voor het didactisch handelen zijn vooral bepalend door de
organisatiedimensie.
Op het macroniveau bekijken we leren en instructie vanuit de
richtinggevende en geïnstitutionaliseerde beleidskaders. De
context en de organisatie zijn hier richtinggevende dimensies.
Gamification Spelprincipes toepassen in leersituaties
Gevaar voor operante conditionering Beloning vanuit het spel
, Thema 4 – Van een cognitivistische visie op leren naar
het ontwerpen van instructie
Behaviorisme Leren alleen betrekking heeft op waarneembaar gedrag
en we gedrag alleen kunnen onderzoeken door directe observatie van dit
waarneembaar gedrag.
Cognitivisme Naast het observeerbare gedrag ook het mentale
gedrag, inzichten en interne beelden van belang zijn en we
methodologisch verder kunnen gaan dan de observatie van uiterlijk
waarneembaar gedrag.
4 onderzoeksstromingen die het behaviorisme afzwakten
1. Cognitie als informatie verwerkende activiteit.
2. Menselijk brein als computer
3. Taaltheorie Mentale structuren die talenkennis vasthouden.
4. Gestaltpsychologie Onderscheid tussen de fysiologie en
psychologie
5 soorten kennis
1. Declaratieve kennis Definities, formules, wetten, verschijnselen
en verbanden binnen kennisdomeinen.
2. Procedurele kennis Methoden waarbij declaratieve kennis wordt
gebruikt, schaatsen, fietsen.
3. Metacognitieve kennis Kennis over hoe we zelf denken en hoe
we leren.
4. Kennis van situaties waarin bepaalde wetten, verbanden en formules
geldig en nuttig zijn.
5. Kennis van strategieën, een systematische aanpak van problemen
binnen een vakgebied.
Informatieverwerkingsmodel Het verwerken, opslaan en ophalen
van gepercipieerde informatie.
Informatieverwerking gebeurt in stappen; ontvangen van stimulus
en geven van een respons
Vergelijkbaar met computerprocessen
Grenzen aan wat verwerkt kan worden
Interactief Datgene wat we hebben opgeslagen in het geheugen
beïnvloedend werkt op de verdere perceptie en aandacht.