SYSTEEM 9.1
Rechterlijke toetsing; wanneer mag de rechter wel of niet toetsen?
Taak 1
De gemeente Amsterdam wil af van het opt-out systeem voor huis-aan-huis bladen en reclame aan
huis. In plaats van dat een bewoner door middel van een sticker aangeeft dergelijke materialen niet te
willen ontvangen, wil de gemeente dat reclame alleen door de brievenbus mag als een bewoner daar
expliciet toestemming voor geeft met een sticker: een opt-in systeem. Reclame-bedrijven vinden dit
natuurlijk niet leuk en gaan procederen, tot aan de Hoge Raad aan toe.
Lees het volgende arrest van de Hoge Raad: HR 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1360,
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2021:1360 Links to an external site. Wat
wordt getoetst, waaraan wordt getoetst? Wat is de uitkomst?
Wat: het gaat hier om een gemeentelijke verordening. Een gemeentelijke
verordening is geen wet in formele zin want deze is niet opgesteld door de
Staten-Generaal en de regering samen. Een gemeentelijke verordening is een
algemeen verbindend voorschrift (AVV). → De Algemene Plaatselijke
Verordening (APV) is de meest bekende gemeentelijke verordening.
Aan: de gemeentelijke verordening wordt zowel getoetst aan de wet als aan de
algemene rechtsbeginselen.
→ In het Landbouwvliegers-arrest is besloten dat lagere regelgeving dan
wetten in formele zin aan de algemene rechtsbeginselen mogen worden
getoetst. Tot voor dit arrest was er nog niet besloten of zo’n lagere wet getoetst
mocht worden aan de algemene rechtsbeginselen.
Hoe indringend/ terughoudend toetst de rechter?: Het uitgangspunt hierbij is dat
er terughoudend getoetst wordt; de rechter mag niet de innerlijke waarden
beoordelen. Anders zou de rechter te veel op de stoel van de wetgever gaan
zitten en dan zou die trias politica niet meer helemaal kloppen.
In welke gevallen neemt de rechter dan toch afscheid van de terughoudende
toetsing? Wanneer er fundamentele rechten worden aangetast. →
Dus denk eraan dat iemand uit zijn huis wordt gezet; als een AVV
daar een inbreuk op maakt dan mag de rechter toch die
indringende toetsing uitvoeren.
Uitkomst van de zaak in de casus: de gemeentelijke verordening overleeft en is in
overeenstemming met zowel de wet als de algemene rechtsbeginselen.
,Taak 2
De gemeente Haarlem wil het in het openbaar dragen van bepaalde kleding van sommige motorclubs
verbieden, nog voordat die clubs onherroepelijk door de rechter verboden zijn. Die motorclubs zijn
daar natuurlijk niet blij mee.
Lees het arrest van de Hoge Raad: HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1946,
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2021:1946 Links to an external site. Wat
wordt getoetst, waaraan wordt getoetst? Wat is de uitkomst?
Wat: het gaat hier om een APV van de gemeente Haarlem. Een APV is een
algemene plaatselijke verordening, dit is dus een AVV en geen wet in formele
zin want deze komt niet van de Staten-Generaal en de regering.
Aan: Er wordt in het arrest getoetst of het verbod in de APV in strijd is met artikel 7
lid 3 Grondwet.
→ Een wet in formele zin mag je niet toetsen aan de Grondwet (art.
120 GW), maar er is hier geen sprake van een wet in formele zin want het gaat
hier om een lagere wetgeving, namelijk een AVV.
Uitkomst van de zaak in de casus: het is een onverbindende APV, want het verbod
in de APV is in strijd met artikel 7 lid 3 GW.
● Onverbindend maken is een grote ingreep; je zegt dat de regeling zo niet
in orde is, dat deze op geen enkele manier meer kan worden toegepast
en dat deze daardoor niet meer geldig is.
● Tijdelijk buiten toepassing laten is lichter; je schuift de bepaling tijdelijk
even opzij maar in een andere zaak zou de bepaling weer kunnen
worden toegepast.
Taak 3
In 2024 treedt de Bierwet (een wet in formele zin) in werking die bierbrouwers onder verscherpt
toezicht plaatst en een heffing introduceert op het brouwen van bier. Het doel van de wet is om de
scherpe concurrentie op de biermarkt tegen te gaan, en om de Nederlandse traditionele biercultuur in
ere te herstellen, waarbij smaak gaat boven prijs en volume. Eenieder die met een commercieel
oogmerk bier brouwt valt onder de nieuwe wet. Zogenaamde thuisbrouwers, die minder dan 100 liter
bier per jaar brouwen en verkopen, vallen niet onder de werking van de wet omdat zij weinig invloed
hebben op de biermarkt.
Er is een kleine groep bierbrouwers die vindt dat zij onredelijk hard getroffen wordt door de nieuwe
wet. Dit zijn de restaurantbrouwers, die alleen voor consumptie in eigen restaurant bier brouwen. Zij
verkopen hun bier niet aan derden, en zouden daarom ook uitgezonderd moeten worden. Dat zij wel
onder het toepassingsbereik van de wet vallen en thuisbrouwers niet, achten zij in strijd met het
willekeursverbod. In de wetgevingsprocedure zijn de restaurantbrouwers niet ter sprake gekomen.
,Wel heeft de minister in het debat over de Bierwet aangegeven dat het trekken van een grens bij het
maken van een uitzondering altijd een zekere willekeurigheid met zich brengt.
De restaurantbrouwers stappen naar de rechter. Kan de rechter in deze zaak de Bierwet wegens
strijd met het discriminatieverbod uit artikel 1 Gw, danwel het willekeursverbod buiten toepassing
laten of onverbindend verklaren, en welke overwegingen spelen hierbij een rol?
Het gaat hier om de vraag of een wet in formele zin mag worden getoetst aan
de algemene rechtsbeginselen, specifiek in deze situatie aan het
gelijkheidsbeginsel van artikel 1 GW.
Deze fundamentele rechtsbeginselen zijn:
1. Vertrouwensbeginsel -> wat de overheid zegt moet worden nagekomen,
het vertrouwen dat een bestuursorgaan zich aan een bepaald beleid
houdt. Ongeschreven recht.
2. Rechtszekerheidsbeginsel -> de overheid moet zo haar regels
formuleren zodat de burgers precies weten waar ze aan toe zijn.
Ongeschreven recht.
3. Gelijkheidsbeginsel -> alle burgers hebben dezelfde rechten en moeten
in gelijke gevallen hetzelfde behandeld worden. Art. 1 Grondwet.
4. Fair play beginsel -> beslissingen moeten onpartijdig en eerlijk worden
genomen. Art. 2:4 Awb.
5. Zorgvuldigheidsbeginsel -> een bestuursorgaan is verplicht om nodige
kennis te krijgen van relevante feiten door onderzoek en door belangen af
te wegen. Art. 3:2 Awb.
6. Détournement de Pouvoir -> een verbod voor bestuursorganen om
bestuursbevoegdheden te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor ze
gegeven zijn. Art 3:3 Awb.
7. Specialiteitsbeginsel -> de overheid moet binnen het kader van de
wettelijke bevoegdheid handelen, en mogen alleen volgens de bedoelde
doelen handelen. Deze regelt wat wel meegenomen mag worden; met
welke bevoegdheid je met een bepaald doel mag handelen. Art. 3:4 lid 1
Awb.
8. Evenredigheidsbeginsel -> de negatieve gevolgen van een besluit
mogen niet buiten proportie zijn in vergelijking van het algemeen belang.
Art 3:4 lid 2 Awb.
9. Motiveringsbeginsel -> een bestuursorgaan moet duidelijk kunnen
formuleren waarom ze een besluit gemaakt hebben. Art. 3:46 Awb.
De vraag is hier dus of de bierwet (wet in formele zin) getoetst mag worden aan het
gelijkheidsbeginsel (fundamenteel rechtsbeginsel). Er is namelijk een verbod uit
artikel 120 GW dat een wet in formele zin niet getoetst mag worden aan de
Grondwet.
, → In het Harmonisatiewet-arrest is er besloten dat dit toetsingsverbod ook
geldt voor het Statuut van het Koninkrijk.
→ Verder is in dit Harmonisatiewet-arrest besloten dat dit toetsingsverbod
óók geldt voor de fundamentele rechtsbeginselen, behalve bij een
uitzondering, voorwaarden:
● Er is strijd met fundamentele rechtsbeginselen
● Er is sprake van niet-verdisconteerde omstandigheden. Dit zijn
omstandigheden waar eigenlijk niet over na is gedacht in een concrete
zaak, denk aan niet opgenomen in het debat of de wetgevingsprocedure
= Kamerstukken etc.
● Als de rechter dan zou zeggen dat er strijd is met een fundamenteel
rechtsbeginsel en sprake is van een niet-verdisconteerde omstandigheid →
dan kan de rechter 1 bepaling buiten toepassing laten niet
een hele wet.
In de casus is er geen sprake van een niet-verdisconteerde omstandigheid. In de
casus staat namelijk dat de wetgever rekening heeft gehouden met uitzonderingen
aangezien er volgens de wetgever ook bierbrouwers zijn die er tussenin zitten.
Hoewel de uitzondering dus niet specifiek is vastgelegd, is er wel
gesproken van mogelijke uitzonderingen, daarom gaat het niet
om een niet-verdisconteerde omstandigheid. → de Bierwet zal dus
niet buiten toepassing worden verklaard.
Taak 4
In juni gaf de Eerste Kamer haar goedkeuring aan een voorstel voor een nieuwe pensioenwet.
Onderdeel van deze wet is een wijziging van de wet die ook de pensioenen van Kamerleden regelt.
Volgens sommige politici en academici wijzigt de nieuwe pensioenwet daarmee de geldelijke
voorzieningen (het salaris) van Kamerleden, en moest de wet met tweederdemeerderheid in beide
Kamers worden aangenomen (artikel 63 Gw). Dat was in de Tweede Kamer niet gebeurd, en ook in
de Eerste Kamer was slechts een gewone meerderheid bijeen te brengen voor het wetsvoorstel.
De vraag die hier gesteld wordt is of de rechter kan toetsen aan de
totstandkoming van deze Wet in Formele zin. Het gaat hier wederom over het
toetsingsverbod uit art. 120 GW.
Hiervoor moet gekeken worden naar het Van den Berg/Staat-arrest. Uit dit arrest
komt dat het toetsingsverbod ook gaat over de procedure van de
totstandkoming van de wet. Formele wetten zijn onschendbaar en er geldt
zowel een materieel als formeel toetsingsverbod.
→ Concluderend mag de rechter dus niet toetsen of de
totstandkoming van de pensioenwet in strijd is met artikel 63 GW.