Hoofdstuk 3
3.1 INLEIDING
Processen en weefsels die een rol spelen bij het leveren van arbeid, vallen onder
inspanningsfysiologie
Fysiologie = de wetenschap die zich bezig houdt met de activiteiten in het lichaam van levende
organen. Het houdt zich bezig met de werking (functie) van de organen.
3.2 LESDOELSTELLINGEN
Na het bestuderen van dit hoofdstuk ben je in staat om:
1. Aan te geven wat de inspanningsfysiologie bestudeert
2. De energiesystemen te benoemen en uit te leggen hoe elk systeem werkt
3. Uit te leggen welk aandeel de energiesystemen hebben voor bewegingsvormen met een
duur of kracht kenmerk
4. De spierdelen te beschrijven
5. De verschillende vormen van contractie te benoemen en te beschrijven
6. De verschillende soorten spiervezels en hun kenmerken te kunnen benoemen
3.3 TE BEHANDELEN ONDERWERPEN
In de tekst zal ingegaan worden op vragen als:
1. Waar bestaat een spier uit?
2. Hoe komt het dat een spier korter of langer kan worden?
3. Op welke verschillende manieren kan een spier samentrekken?
4. Op welke wijze wordt de spier aangestuurd door het zenuwstelsel en welke relatie is er met
(spier)kracht?
5. Welke processen liggen ten grondslag aan de energievoorziening?
6. Welke effecten hebben kracht- en duurtraining op spierweefsel?
3.4 STUDIETIP
Probeer de bestudeerde theorie direct toe te passen in de praktijd. Bedenk eens welke
brandstofsystemen wanneer actief zijn als je aan het sporten bent.
, 3.5 CELLEN EN WEEFSELS
_________________________________________________________________
3.5.1 Cellen
Cellen kunnen zich delen en bestaan o.a. uit:
Cel- of plasmamembraan
Een kern
Celplasma
Microstructuren zoals de mitochondriën
Al deze structuren heeft de cel nodig om zichzelf en het lichaam in stand te houden
Functies van een cel:
Energiestofwisseling (de mitochondriën)
Beweging (de spiercel)
Prikkelgeleiding (de zenuwcel
Bij meerdere organismen, hebben groepen cellen een bepaald specialisme. Deze gelijkvormige en
gelijk functionerende cellen vormen een weefsel. Bijvoorbeeld spierweefsel.
3.5.2 Weefsel
We onderscheiden 4 hoofdgroepen weefsels
Dekweefsel
Steunweefsel
Spierweefsel
Zenuwweefsel
Weefsels worden samengevoegd tot organen, bijvoorbeeld de botten. Verschillende organen worden
samengevoegd tot een orgaanstelsel, bijvoorbeeld het spijsverteringsstelsel.
Soorten orgaanstelsels:
3.1 INLEIDING
Processen en weefsels die een rol spelen bij het leveren van arbeid, vallen onder
inspanningsfysiologie
Fysiologie = de wetenschap die zich bezig houdt met de activiteiten in het lichaam van levende
organen. Het houdt zich bezig met de werking (functie) van de organen.
3.2 LESDOELSTELLINGEN
Na het bestuderen van dit hoofdstuk ben je in staat om:
1. Aan te geven wat de inspanningsfysiologie bestudeert
2. De energiesystemen te benoemen en uit te leggen hoe elk systeem werkt
3. Uit te leggen welk aandeel de energiesystemen hebben voor bewegingsvormen met een
duur of kracht kenmerk
4. De spierdelen te beschrijven
5. De verschillende vormen van contractie te benoemen en te beschrijven
6. De verschillende soorten spiervezels en hun kenmerken te kunnen benoemen
3.3 TE BEHANDELEN ONDERWERPEN
In de tekst zal ingegaan worden op vragen als:
1. Waar bestaat een spier uit?
2. Hoe komt het dat een spier korter of langer kan worden?
3. Op welke verschillende manieren kan een spier samentrekken?
4. Op welke wijze wordt de spier aangestuurd door het zenuwstelsel en welke relatie is er met
(spier)kracht?
5. Welke processen liggen ten grondslag aan de energievoorziening?
6. Welke effecten hebben kracht- en duurtraining op spierweefsel?
3.4 STUDIETIP
Probeer de bestudeerde theorie direct toe te passen in de praktijd. Bedenk eens welke
brandstofsystemen wanneer actief zijn als je aan het sporten bent.
, 3.5 CELLEN EN WEEFSELS
_________________________________________________________________
3.5.1 Cellen
Cellen kunnen zich delen en bestaan o.a. uit:
Cel- of plasmamembraan
Een kern
Celplasma
Microstructuren zoals de mitochondriën
Al deze structuren heeft de cel nodig om zichzelf en het lichaam in stand te houden
Functies van een cel:
Energiestofwisseling (de mitochondriën)
Beweging (de spiercel)
Prikkelgeleiding (de zenuwcel
Bij meerdere organismen, hebben groepen cellen een bepaald specialisme. Deze gelijkvormige en
gelijk functionerende cellen vormen een weefsel. Bijvoorbeeld spierweefsel.
3.5.2 Weefsel
We onderscheiden 4 hoofdgroepen weefsels
Dekweefsel
Steunweefsel
Spierweefsel
Zenuwweefsel
Weefsels worden samengevoegd tot organen, bijvoorbeeld de botten. Verschillende organen worden
samengevoegd tot een orgaanstelsel, bijvoorbeeld het spijsverteringsstelsel.
Soorten orgaanstelsels: