Inleiding forensische sporenleer
Bron niveau: bepalen wie de donor is van het spoor (identificatiewaarde)
Activiteiten niveau: hoe of wanneer het spoor daar terecht is gekomen (reconstructiewaarde)
Individualisering: gevonden spoor is uniek en kan ontegensprekelijk in verband gebracht
worden met één specifieke en individuele oorsprong.
Identificatie: het spoor kan teruggebracht worden als onderdeel van een groep, waarvan de
gemeenschappelijke kenmerken vastliggen.
Chain of Custody: beschrijft alle personen die op enig moment gedurende het
onderzoekstraject in aanraking zijn geweest met het materiaal of bewijsmiddel.
Chain of Evidence: vertelt waar het materiaal is geweest en wat er met het materiaal is
gebeurd.
Plaats Delict
1. Standaard PD (inbraken, diefstal uit auto)
2. Maatwerk PD (overval, zeden)
3. Maatwerk+ PD (moord, doodslag)
4. Calamiteiten PD (rampen)
4 Fasen Model
1. Oriëntatie: eerste rondgang, informatie inwinnen
2. Voorbereiding: werkplan opstellen, hypothesen / scenario’s opstellen
3. Uitvoering: sporen veiligstellen
4. Afronding: laatste rondgang
Waarde van bewijsmateriaal
- Reconstructiewaarde: spoor zegt iets over de wijze waarop en wanneer
- Identificatiewaarde: spoor terugleiden naar de bron of oorzaak
- Coördinatiewaarde: spoor teruggevonden op meerdere PD’s en PD’s koppelen
Fotografie
Spiegelreflexcamera
Brandpuntsafstand: afstand in mm tussen het optisch midden van de lens en het focuspunt
(de beeldsensor) waar alle lichtstralen samenkomen.
Bij forensische fotografie is het een eis dat het waarheidsgetrouw is daarom altijd normale
lens (35-70 mm)
Sluitertijd
- In body van camera
- Een gordijn van lamellen dat voor de sensor hangt en zo voorkomt dat de sensor
wordt belicht
- Resultaat afhankelijk van sluitertijd: bewegingsonscherpte of bevriezing
- Resultaat kan ook overbelichting (te lange sluitertijd) of onderbelichting (te korte
sluitertijd)
Diafragma
, - Grootte van de opening die de hoeveelheid licht bepaalt dat binnenkomt
- Deel van het objectief
- F-getal
- Scherptediepte regelen
- Klein getal = grote opening, laag is vaag
Scherptediepte wordt minder bij:
- Kleiner diafragma getal (grote opening)
- Groter brandpuntsafstand (inzoomen)
- Afstand tot het scherp te stellen voorwerp kleiner
Scherptediepte wordt meer bij:
- Groter diafragma getal (kleine opening)
- Kleiner brandpuntsafstand (uitzoomen)
- Afstand tot het te scherp te stellen voorwerp groter
ISO waarde
- Lichtgevoeligheid van de sensor
- Hogere ISO waarde = snellere reactie van sensor van invallend licht = sensor
gevoeliger voor licht
- Te hoge ISO = ruis oftewel pixelvorming
Licht meten = Lichtmeter in camera, goede foto afhankelijk van juiste belichting
- Camera meet het verschil tussen het lichtste en het donkerste deel (moet niet te
groot zijn)
- Overzichtsfoto gebruik maken van matrixmeting
- Nadruk op het midden gebruik maken van centrum meting
- Detailfoto’s gebruik maken van spot meting
Grijskaartmeting: in de manuele stand, bepalen van licht op het voorwerp, normaal altijd
18% grijs
Belichtingscompensatie
- Als je niet in de manuele stand fotografeert
- Ook wel correctiefactor +/-
- Na meten van licht en foto maken van een voorwerp dus handmatig meer of minder
licht op de sensor laten vallen als het voorwerp te licht of te donker is
Bloedsporen
Tetrabase Bariumperoxidetest (TB)
- Bevestigt de aanwezigheid van bloed
- Hemoglobine specifiek
- Niet humaan specifiek
- Kan vals positief zijn
- Voor gebruik altijd positieve controle doen
Luminol
- Zichtbaar maken van latent bloed
Bron niveau: bepalen wie de donor is van het spoor (identificatiewaarde)
Activiteiten niveau: hoe of wanneer het spoor daar terecht is gekomen (reconstructiewaarde)
Individualisering: gevonden spoor is uniek en kan ontegensprekelijk in verband gebracht
worden met één specifieke en individuele oorsprong.
Identificatie: het spoor kan teruggebracht worden als onderdeel van een groep, waarvan de
gemeenschappelijke kenmerken vastliggen.
Chain of Custody: beschrijft alle personen die op enig moment gedurende het
onderzoekstraject in aanraking zijn geweest met het materiaal of bewijsmiddel.
Chain of Evidence: vertelt waar het materiaal is geweest en wat er met het materiaal is
gebeurd.
Plaats Delict
1. Standaard PD (inbraken, diefstal uit auto)
2. Maatwerk PD (overval, zeden)
3. Maatwerk+ PD (moord, doodslag)
4. Calamiteiten PD (rampen)
4 Fasen Model
1. Oriëntatie: eerste rondgang, informatie inwinnen
2. Voorbereiding: werkplan opstellen, hypothesen / scenario’s opstellen
3. Uitvoering: sporen veiligstellen
4. Afronding: laatste rondgang
Waarde van bewijsmateriaal
- Reconstructiewaarde: spoor zegt iets over de wijze waarop en wanneer
- Identificatiewaarde: spoor terugleiden naar de bron of oorzaak
- Coördinatiewaarde: spoor teruggevonden op meerdere PD’s en PD’s koppelen
Fotografie
Spiegelreflexcamera
Brandpuntsafstand: afstand in mm tussen het optisch midden van de lens en het focuspunt
(de beeldsensor) waar alle lichtstralen samenkomen.
Bij forensische fotografie is het een eis dat het waarheidsgetrouw is daarom altijd normale
lens (35-70 mm)
Sluitertijd
- In body van camera
- Een gordijn van lamellen dat voor de sensor hangt en zo voorkomt dat de sensor
wordt belicht
- Resultaat afhankelijk van sluitertijd: bewegingsonscherpte of bevriezing
- Resultaat kan ook overbelichting (te lange sluitertijd) of onderbelichting (te korte
sluitertijd)
Diafragma
, - Grootte van de opening die de hoeveelheid licht bepaalt dat binnenkomt
- Deel van het objectief
- F-getal
- Scherptediepte regelen
- Klein getal = grote opening, laag is vaag
Scherptediepte wordt minder bij:
- Kleiner diafragma getal (grote opening)
- Groter brandpuntsafstand (inzoomen)
- Afstand tot het scherp te stellen voorwerp kleiner
Scherptediepte wordt meer bij:
- Groter diafragma getal (kleine opening)
- Kleiner brandpuntsafstand (uitzoomen)
- Afstand tot het te scherp te stellen voorwerp groter
ISO waarde
- Lichtgevoeligheid van de sensor
- Hogere ISO waarde = snellere reactie van sensor van invallend licht = sensor
gevoeliger voor licht
- Te hoge ISO = ruis oftewel pixelvorming
Licht meten = Lichtmeter in camera, goede foto afhankelijk van juiste belichting
- Camera meet het verschil tussen het lichtste en het donkerste deel (moet niet te
groot zijn)
- Overzichtsfoto gebruik maken van matrixmeting
- Nadruk op het midden gebruik maken van centrum meting
- Detailfoto’s gebruik maken van spot meting
Grijskaartmeting: in de manuele stand, bepalen van licht op het voorwerp, normaal altijd
18% grijs
Belichtingscompensatie
- Als je niet in de manuele stand fotografeert
- Ook wel correctiefactor +/-
- Na meten van licht en foto maken van een voorwerp dus handmatig meer of minder
licht op de sensor laten vallen als het voorwerp te licht of te donker is
Bloedsporen
Tetrabase Bariumperoxidetest (TB)
- Bevestigt de aanwezigheid van bloed
- Hemoglobine specifiek
- Niet humaan specifiek
- Kan vals positief zijn
- Voor gebruik altijd positieve controle doen
Luminol
- Zichtbaar maken van latent bloed
