Verkoopspecialist (niveau 3) Kayleigh van den Braber
Verkoopcijfers
Hoofdstuk 1:
Handel is het inkopen van producten om deze met winst te verkopen. Om goederen met winst te
kunnen verkopen moet je waarde toevoegen. Alleen dan zijn consumenten bereid om een bepaalde
prijs te betalen.
De omzet, de afzet en de winst zijn verkoopcijfers. Een hoge omzet betekent nog geen hoge winst.
Allereerst kijk je naar de inkoopwaarde van de omzet en bereken je de brutowinst. Dat is het bedrag
om kosten te betalen en winst te maken.
De bedrijfskosten of exploitatiekosten zijn de kosten die je moet maken om je producten te kunnen
verkopen, zoals personeelskosten, huurkosten en administratiekosten.
Het nettoresultaat bereken je door van de brutowinst de exploitatiekosten af te halen. Is dat
resultaat positief, dan heb je winst gemaakt. Is het nettoresultaat negatief, dan zijn de inkoopwaarde
en de bedrijfskosten bij elkaar hoger dan de verkoopwaarde en heb je verlies gemaakt.
Consumenten betalen altijd de consumentenprijs, dat is de prijs inclusief btw. Voor de ondernemer is
die prijs vooral van belang voor de betalingsbereidheid van consumenten en om te voldoen aan de
eisen van de Belastingdienst.
De ondernemer rekent meestal met de verkoopprijs of de omzet om zijn winst te berekenen, hij gaat
uit van de bedragen exclusief btw. Hij gebruikt voor de winstberekening niet de consumentenomzet,
want dat is de omzet inclusief btw.
Hoofdstuk 2:
Bij het vaststellen van de verkoopprijs kijk je niet alleen naar de prijs die de consument bereid is te
betalen en de winst die je als verkoper wilt maken, Het is ook belangrijk bij het vaststellen van een
verkoopprijs dat een retailer de kosten kan dekken met de verkoop van producten of diensten. Naast
het terugverdienen van je kosten wil je ook nog winst maken, De bruto- winst bestaat uit de
bedrijfskosten en de winst. De brutowinst is een bedrag. De brutowinst is het verschil tussen de
verkoopprijs en de inkoopprijs.
In de praktijk kun je werken met een opslagpercentage voor de brutowinst. Soms is een
opslagpercentage voor de brutowinst bekend, bijvoorbeeld vanuit het hoofdkantoor. De
brutowinstopslag is een percentage op de inkoopprijs. Je stelt dan de inkoopprijs op 100%.
Het kan ook zijn dat je de brutowinst berekent met een percentage van de verkoopprijs. Dat
percentage noem je de brutowinstmarge. Je stelt dan de verkoopprijs op 100%.
Om de btw-aangifte te doen moet je goed bijhouden hoeveel btw je hebt betaald en ontvangen in
een bepaalde periode. De af te dragen btw is het bedrag dat je uiteindelijk aan de Belastingdienst
moet betalen.
De inkoopfactuurprijs is de inkoopprijs inclusief btw. Een factuur moet je opmaken volgens de regels
van de Belastingdienst. Alleen dan is het een geldig document waarmee je btw in rekening kunt
brengen. Een factuur noem je ook wel nota, rekening, kwitantie, betaalbewijs of bon.
1
Verkoopcijfers
Hoofdstuk 1:
Handel is het inkopen van producten om deze met winst te verkopen. Om goederen met winst te
kunnen verkopen moet je waarde toevoegen. Alleen dan zijn consumenten bereid om een bepaalde
prijs te betalen.
De omzet, de afzet en de winst zijn verkoopcijfers. Een hoge omzet betekent nog geen hoge winst.
Allereerst kijk je naar de inkoopwaarde van de omzet en bereken je de brutowinst. Dat is het bedrag
om kosten te betalen en winst te maken.
De bedrijfskosten of exploitatiekosten zijn de kosten die je moet maken om je producten te kunnen
verkopen, zoals personeelskosten, huurkosten en administratiekosten.
Het nettoresultaat bereken je door van de brutowinst de exploitatiekosten af te halen. Is dat
resultaat positief, dan heb je winst gemaakt. Is het nettoresultaat negatief, dan zijn de inkoopwaarde
en de bedrijfskosten bij elkaar hoger dan de verkoopwaarde en heb je verlies gemaakt.
Consumenten betalen altijd de consumentenprijs, dat is de prijs inclusief btw. Voor de ondernemer is
die prijs vooral van belang voor de betalingsbereidheid van consumenten en om te voldoen aan de
eisen van de Belastingdienst.
De ondernemer rekent meestal met de verkoopprijs of de omzet om zijn winst te berekenen, hij gaat
uit van de bedragen exclusief btw. Hij gebruikt voor de winstberekening niet de consumentenomzet,
want dat is de omzet inclusief btw.
Hoofdstuk 2:
Bij het vaststellen van de verkoopprijs kijk je niet alleen naar de prijs die de consument bereid is te
betalen en de winst die je als verkoper wilt maken, Het is ook belangrijk bij het vaststellen van een
verkoopprijs dat een retailer de kosten kan dekken met de verkoop van producten of diensten. Naast
het terugverdienen van je kosten wil je ook nog winst maken, De bruto- winst bestaat uit de
bedrijfskosten en de winst. De brutowinst is een bedrag. De brutowinst is het verschil tussen de
verkoopprijs en de inkoopprijs.
In de praktijk kun je werken met een opslagpercentage voor de brutowinst. Soms is een
opslagpercentage voor de brutowinst bekend, bijvoorbeeld vanuit het hoofdkantoor. De
brutowinstopslag is een percentage op de inkoopprijs. Je stelt dan de inkoopprijs op 100%.
Het kan ook zijn dat je de brutowinst berekent met een percentage van de verkoopprijs. Dat
percentage noem je de brutowinstmarge. Je stelt dan de verkoopprijs op 100%.
Om de btw-aangifte te doen moet je goed bijhouden hoeveel btw je hebt betaald en ontvangen in
een bepaalde periode. De af te dragen btw is het bedrag dat je uiteindelijk aan de Belastingdienst
moet betalen.
De inkoopfactuurprijs is de inkoopprijs inclusief btw. Een factuur moet je opmaken volgens de regels
van de Belastingdienst. Alleen dan is het een geldig document waarmee je btw in rekening kunt
brengen. Een factuur noem je ook wel nota, rekening, kwitantie, betaalbewijs of bon.
1
