Macionis, J., Peper, B., & Van Der Leun, J. (2019). De samenleving: kennismaking met de sociologie
(14de editie). Pearson Benelux.
Hoorcollege 1
Sociologie = het systematisch onderzoeken van de samenleving
• Algemene patronen in gedrag
• Invloed van samenleving op gedrag- en andersom
Sociologisch perspectief:
- Loslaten van het individualisme → gericht op de invloed van de samenleving op het leven
- We zijn allemaal maatschappelijk gevormd
- Bijv. het nemen van kinderen lijkt een individualistisch besluit, iets persoonlijks, maar toch
heeft de samenleving hier invloed op. In Afrika baren vrouwen gewoonlijk 6 kinderen. In onze
wereld gemiddeld 2.
Sociologische functies voor pedagogen:
• Kritische (pedagogische) reflectie
o Kritische blik op alledaags denken
o Sociale activatie
• ‘Spelinzicht’
o Weten hoe dingen ontstaan
o Weten hoe dingen veranderen
Ontstaan sociologie (deze gebeurtenissen zorgde ervoor dat men na ging denken over de
maatschappij en hun positie daarin):
- Franse revolutie (1789):
o Standenmaatschappij verdween
- Industriële revolutie (19e eeuw) zorgde voor:
o Mensen werkten niet meer klein voor zichzelf maar in grote anonieme groepen voor
onbekende bazen. Er ontstond een scheiding tussen werk en privé.
- Verstedelijking:
o Iedereen als een kluitje op elkaar in de stad, dus nieuwe problemen,
maatschappelijke ideeën zijn genoodzaakt.
- Politieke verandering:
o Aandacht van nastreven regels van God verschuift naar nastreven eigenbelang
o ‘de vrijheid en de rechten van het individu’ als moraal
o Denken met verstand i.p.v. god blind volgen.
Klassieke sociologen & kernbegrippen:
• Ferdinand Tönnies:
o ‘Van gemeinschaft naar gesellschaft’ = het verdwijnen van kleine gemeenschappen,
het ontstaan van het wereldtoneel als gevolg van modernisering.
o Fysiek bij elkaar zijn maar sociale cohesie (= de binding tussen mensen) is minder
geworden.
o Voorbeeld: Instagram, heel veel volgers (online vrienden) maar zijn niet allemaal echt
vrienden.
o Kritische kanttekening: ook in de moderne wereld vinden we gemeinschaft. Hechte
en langdurige vriendschappen of oude tradities zijn bijvoorbeeld nog steeds mogelijk.
• Emile Durkheim:
, o Deelde Tönnies opvattingen over de sociale veranderingen n.a.v. de modernisering
o Vond dat de modernisering gekenmerkt werd door arbeidsverdeling = mensen
hebben allemaal zeer verschillende en gespecialiseerde banen.
o Mechanische solidariteit = pre-industriële samenleving waar de mensen elkaar als
gelijken zien, bij elkaar horen en dezelfde werkzaamheden verrichten. (Tönnies
noemde dit gemeinschaft)
o Organische solidariteit = pro-industriële samenleving (als gevolg van de
modernisering) waarin mensen verschillend werk verrichten en afhankelijk van elkaar
zijn omdat iedereen wat anders doet.
o Gevolg organische solidariteit → versterking sociale cohesie = samenhang in de
maatschappij
o Moderne samenlevingen worden niet bij een gehouden door overeenkomsten maar
door verschillen
o Kritische kanttekening: Durkheim was bang dat de nieuwe maatschappij tot anomie
zou vervallen. Anomie = een situatie waarin een samenleving het individu weinig
morele richtlijnen te bieden heeft.
• Verschillen tussen theorie van Tönnies en Durkheim:
o Tönnies vond dat de gesellschaft een einde maakte aan de betrokkenheid en
saamhorigheid van de samenleving door de moderniteit.
o Durkheim vond de moderniteit geen ondergang maar juist een overgang naar een
nieuwe natuurlijke maatschappij
• Max Weber:
o De moderniteit zorgde ervoor dat het traditionele wereldbeeld vervangen werd door
een rationelere denkwijze.
o De samenleving is onttoverd = het rationeel denken heeft mensen aan het twijfelen
gebracht over vaststaande waarheden
o Met de traditionele wereld bedoelde hij:
▪ Een samenleving waar tradities een remmend effect hebben op sociale
veranderingen
▪ Voor mensen was de waarheid gebaseerd op ‘hoe het altijd al zo was’
o Met de moderne wereld waarin rationeel gedacht werd bedoelde hij:
▪ Voor mensen was de waarheid gebaseerd op rationele processen
▪ De mens hecht waarde aan efficiëntie
▪ De mens heeft geen angst voor patronen uit het verleden
▪ De mens zal sociale patronen overnemen die helpen doelen te bereiken
▪ Een samenleving met afstand van god
o Kritische kanttekening: Weber was bang dat door al dat rationele denken
levensvragen zouden vervagen. Door alle regels en regelementen het nadenken over
het leven vervagen.
• Karl Marx
o Moderne samenleving vond hij een kapitalistische samenleving
o Kapitalisme = zoveel mogelijk winst
o Industriële revolutie vond hij een kapitalistische revolutie
o Zag de theorieën van Tönnies, Durkheim en Weber als condities die het kapitalisme
mogelijk maakte
o Ging er van uit dat sociale conflicten in de samenleving zou zorgen voor gelijkheid in
de samenleving; socialisme
Analyse niveaus:
, • Microniveau = direct persoonlijk contact met andere mensen ‘face to face’
• Mesoniveau = concrete organisaties en instellingen
• Macroniveau = samenleving en haar instituties
Theorie = een toetsbare verklaring van iets, gebaseerd op een geheel van samenhangende
waarnemingen.
Theoretische benadering = een beeld van de samenleving dat als richtsnoer dient voor een theorie of
onderzoek.
Vier sociologische benaderingen:
1. Structureel functionalisme = de maatschappij wordt gezien als een complex systeem, waarin
sprake is van onderlinge samenwerking tussen de verschillende onderdelen van het systeem.
Een soort lichaam.
o Gericht op sociale structuur = stabiele sociale gedragspatronen. Bijv. op de werkvloer.
o Gericht op sociale functies = de gevolgen van een sociaal patroon voor het
functioneren van de totale samenleving
o Alle sociale patronen zorgen ervoor dat de samenleving kan blijven functioneren.
o Het systeem kent:
▪ Manifeste functies = bekende en bedoelde gevolgen van een sociaalpatroon.
Bijv. schoolfunctie is manifesteren van geleerdheid.
▪ Latente functies = onbekende en onbedoelde gevolgen van een
sociaalpatroon. Bijv. hoge scholen beperken de werkeloosheid.
o Sociale disfunctie in de samenleving = een sociaalpatroon wat de samenleving kan
verstoren. Verkeerde uitwerking van een bedachte functie.
o Op macroniveau
o Kritische kanttekening: blind voor ongelijkheid?
2. Conflictsociologie = gedachte waarin de samenleving voor conflicten en verandering zorgt.
o Gericht op de ongelijkheid in een samenleving
o Gericht op hoe een sociaalpatroon voor sommige mensen positieve gevolgen heeft
en voor sommige mensen negatieve gevolgen heeft
o De theorie wordt gebruikt om zicht te krijgen op lopende conflicten tussen
dominante en achtergestelde groepen.
o Op macroniveau
o Bijv. voor onderwijs. D.m.v. deze theorie werd duidelijk hoe sociale afkomst de keuze
beïnvloed tussen beroeps- of hoger onderwijs.
o Soorten conflictbenaderingen zijn bijv. sekseconflictbenadering en feminisme of
rassenconflictbenadering
o Kritische kanttekening: De theorie richt zich niet op de mogelijkheden die de
ongelijkheid biedt om tot een eenheid te komen.
3. Symbolische interactionisme = gedachte waarin de samenleving wordt opgevat als het
resultaat van interacties tussen individuen.
o Gericht op concrete situaties (microniveau)
o Kritische kanttekening: Geen zicht op culturele of meso/macro factoren.
4. Rationele keuze benadering = gedachte dat alle sociale handelingen uitgevoerd worden op
basis van de rationele keuze van individuen over wat het best voor ze is.
o Handelen wordt verklaard vanuit kosten-batenanalyse
o Maatschappij is een grote onderhandeling
o Gaat over de verbinding tussen het micro- en macroniveau