Hoofdstuk 1
Paragraaf 1: Atoombouw en periodiek systeem
elektronenconfiguratie elektronenwolk elektronenschillen
schil elektronen
K 2 periode 1 (k-schil), periode 2 (k en l schil), periode 3..
L 8
M 18 (tabel 99)
proton (p+) atoomkern 1+ 1,0073 u
neutron (n) atoomkern 0 1,0087 u
elektron (e-) elektronenschillen 1- 0,00055 u
De massa van een elektron is zo klein dat we deze verwaarlozen.
De lading van de proton en elektron is de kleinst mogelijke lading. Ofwel het elementair
ladingskwantum e = 1,60 x 10⁻¹⁹C.
massagetal: aantal protonen en
massagetal massagetal neutronen.
4 4
He 2 He Atoomnummer: Aantal protonen.
atoomnummer (p) Aantal protonen = elektronen.
(25A)
Elektronen zorgen voor isotopen.
1u is de elementaire massa-eenheid van 1,66 x 10⁻²⁷ kg
De atoommassa is niet helemaal gelijk aan het massagetal (maar wel bijna).
De relatieve atoommassa is het gemiddelde van de atoommassa van de isotopen.
Het periodiek systeem: gerangschikt van oplopende atoommassa en naar eigenschappen.
Perioden: Van links naar rechts. → elektronen
Groepen: Van boven naar beneden. → vergelijkbare eigenschappen, de valentie-
elektronen (elektronen in de buitenste schil) zorgen voor de eigenschappen.
Edelgassen (18) hebben een edelgasconfiguratie, dit betekend dat ze stabiel zijn.
Halogenen (17) reageren makkelijk met metalen.
Alkalimetalen (1) reageren heftig met water en halogenen.
Aardalkalimetalen (2) relatief reactief, vervormbaar.
Clara Fietst Naar Haar Oma In Breda.
Synthetische elementen: Elementen met een groter atoomnummer dan 92. Niet natuurlijk.
Elementen met een atoomnummer groter dan 99, hebben een korte levensduur.
, Paragraaf 2: Hoeveelheid stof
De molaire massa of relatieve molecuulmassa M, bereken je door de relatieve
atoommassa’s bij elkaar op te tellen.
Chemische hoeveelheid - het aantal moleculen/atomen, hoeveelheid stof in n.
1 mol stof bestaat uit 6,02x10²³ moleculen/deeltjes.
Volum aantal aantal
p M aantal mol Na
e gram deeltjes
(n)
(V) (m) (N)
Om een stof om te rekenen naar de dichtheid kun je binas tabel 7a gebruiken. Het volume
van een stof is 2,24 x 10⁻² m³/mol.
Neem de temperatuur toe, dan neemt het volume ook toe.
N - Aantal deeltjes (moleculen)
Na - getal van avogadro 6,02x10²³
n - aantal mol
m - Massa in gram * dichtheid in tabel 11
M - molaire massa in g/mol * kg/m³ = g/mL
V - volume in l * 1 g/L = 1 km/m³
p - Dichtheid in kg/m³
Paragraaf 3: Rekenen aan gehaltes
m% of V% = deel : geheel x 100
massa ppm = deel : geheel x 1 miljoen
massa ppb = deel : geheel x 1 miljard
significantie:
Bij vermenigvuldigen en delen: Nullen ervoor horen er niet bij. Minst aantal cijfers in de som,
moet je antwoord ook zijn.
Bij optellen en aftrekken: Minst aantal decimalen in de som, moet je antwoord ook zijn.
Paragraaf 4: Rekenen aan reacties
Bij de een volledige verbranding ontstaan er verbrandingsproducten als: CO2, H2O, SO2 en
NO2.
De molverhouding slaat op de coëfficiënt in een reactievergelijking.
Stappenplan:
- geef de reactievergelijking
- Reken de GEGEVEN grootheid om naar mol
- Gebruik de molverhouding om naar de GEVRAAGDE stof te gaan.
- Reken het aantal mol om naar gram (en juiste grootheid).
- Controleer significantie
Ondermaat: De stof die voor de pijl het eerst uitgereageerd is.
Overmaat: De stof die voor de pijl die teveel is.
Hoofdstuk 2: Bindingstypen
Paragraaf 1: Atoombouw en periodiek systeem
elektronenconfiguratie elektronenwolk elektronenschillen
schil elektronen
K 2 periode 1 (k-schil), periode 2 (k en l schil), periode 3..
L 8
M 18 (tabel 99)
proton (p+) atoomkern 1+ 1,0073 u
neutron (n) atoomkern 0 1,0087 u
elektron (e-) elektronenschillen 1- 0,00055 u
De massa van een elektron is zo klein dat we deze verwaarlozen.
De lading van de proton en elektron is de kleinst mogelijke lading. Ofwel het elementair
ladingskwantum e = 1,60 x 10⁻¹⁹C.
massagetal: aantal protonen en
massagetal massagetal neutronen.
4 4
He 2 He Atoomnummer: Aantal protonen.
atoomnummer (p) Aantal protonen = elektronen.
(25A)
Elektronen zorgen voor isotopen.
1u is de elementaire massa-eenheid van 1,66 x 10⁻²⁷ kg
De atoommassa is niet helemaal gelijk aan het massagetal (maar wel bijna).
De relatieve atoommassa is het gemiddelde van de atoommassa van de isotopen.
Het periodiek systeem: gerangschikt van oplopende atoommassa en naar eigenschappen.
Perioden: Van links naar rechts. → elektronen
Groepen: Van boven naar beneden. → vergelijkbare eigenschappen, de valentie-
elektronen (elektronen in de buitenste schil) zorgen voor de eigenschappen.
Edelgassen (18) hebben een edelgasconfiguratie, dit betekend dat ze stabiel zijn.
Halogenen (17) reageren makkelijk met metalen.
Alkalimetalen (1) reageren heftig met water en halogenen.
Aardalkalimetalen (2) relatief reactief, vervormbaar.
Clara Fietst Naar Haar Oma In Breda.
Synthetische elementen: Elementen met een groter atoomnummer dan 92. Niet natuurlijk.
Elementen met een atoomnummer groter dan 99, hebben een korte levensduur.
, Paragraaf 2: Hoeveelheid stof
De molaire massa of relatieve molecuulmassa M, bereken je door de relatieve
atoommassa’s bij elkaar op te tellen.
Chemische hoeveelheid - het aantal moleculen/atomen, hoeveelheid stof in n.
1 mol stof bestaat uit 6,02x10²³ moleculen/deeltjes.
Volum aantal aantal
p M aantal mol Na
e gram deeltjes
(n)
(V) (m) (N)
Om een stof om te rekenen naar de dichtheid kun je binas tabel 7a gebruiken. Het volume
van een stof is 2,24 x 10⁻² m³/mol.
Neem de temperatuur toe, dan neemt het volume ook toe.
N - Aantal deeltjes (moleculen)
Na - getal van avogadro 6,02x10²³
n - aantal mol
m - Massa in gram * dichtheid in tabel 11
M - molaire massa in g/mol * kg/m³ = g/mL
V - volume in l * 1 g/L = 1 km/m³
p - Dichtheid in kg/m³
Paragraaf 3: Rekenen aan gehaltes
m% of V% = deel : geheel x 100
massa ppm = deel : geheel x 1 miljoen
massa ppb = deel : geheel x 1 miljard
significantie:
Bij vermenigvuldigen en delen: Nullen ervoor horen er niet bij. Minst aantal cijfers in de som,
moet je antwoord ook zijn.
Bij optellen en aftrekken: Minst aantal decimalen in de som, moet je antwoord ook zijn.
Paragraaf 4: Rekenen aan reacties
Bij de een volledige verbranding ontstaan er verbrandingsproducten als: CO2, H2O, SO2 en
NO2.
De molverhouding slaat op de coëfficiënt in een reactievergelijking.
Stappenplan:
- geef de reactievergelijking
- Reken de GEGEVEN grootheid om naar mol
- Gebruik de molverhouding om naar de GEVRAAGDE stof te gaan.
- Reken het aantal mol om naar gram (en juiste grootheid).
- Controleer significantie
Ondermaat: De stof die voor de pijl het eerst uitgereageerd is.
Overmaat: De stof die voor de pijl die teveel is.
Hoofdstuk 2: Bindingstypen