Hoofdstuk 2 (1,3,5)
Procenten:
Bij het rekenen met procenten maken we gebruik van de 100% stelling
Algemeen;
Inkoopprijs
+ Brutowinst
------------------------
Verkoopprijs 100%
Omzet
-inkoopwaarde van omzet
------------------------------------
brutowinst 100%
en
Procentueel gestegen=Nieuw-oud/oud x 100%
Omzet= Totale verkopen tegen de verkoopprijs
Omzet-inkoopwaarde van de omzet=Brutowinst
Gemiddelde;
- Ongewogen; gedeeld door aantal producten
- Gewogen; eerst x de wegingsfactor en dan door aantal producten x wegingsfactoren
Indexcijfers
Verhouding tussen het lopend jaar en basisjaar
Basisjaar=100
Lopend jaar/basisjaar x 100 (prijs)
Hoofdstuk 3 (1,2,3)
Balans= overzicht van de bezittingen,de schulden en het eigen vermogen van een
onderneming op een bepaald moment(datum)
Moet in evenwicht blijven
Debet (datum) Credit
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bezittingen Eigen vermogen
- Vaste activa (bezittingen langer dan 1 jaar)
(meer dan 1 productieproces)
- Vlottende activa (korter in onderneming)
- Liquide middelen (Kas,Bank)
Schulden
, - Vreemd vermogen lang (>1 jaar) (Alle
leningen)
- Vreemd vermogen kort(< 1 jaar) (Nog te
betalen)
(Bank als rood )
Debiteuren:Bedrijven waaraan je goederen hebt geleverd maar het geld nog van
moet ontvangen. (Je hebt het dus nog tegoed=bezit) Vlottende activa
Crediteuren : Bedrijven waarvan je goederen hebt ontvangen maar het
geld nog moet betalen. (Je hebt dus een schuld.) VVK
Eigen vermogen= Wat je zelf in de onderneming brengt voor het evenwicht.
EV=bezittingen-schulden
- Winsten worden altijd bij het eigen vermogen opgeteld.
- Verliezen(kosten) worden altijd van het Eigen Vermogen afgetrokken
Winst en verliesrekening/resultatenrekening
- Is over een bepaalde periode
- Alle kosten (verliezen)
- Alle opbrengsten (winsten)
- Pagina en scontro vorm
- Pagina vorm= winsten boven en verliezen onder
- Breng je in evenwicht met nettowinst
Hoofdstuk 5(1,2,5)
Verzekeren
- schadeverzekering(afhankelijk van het schadebedrag)
- sommenverzekering(niet afhankelijk van schade)
Polis
- Hierin staan alle voorwaarden vermeld vd verzekering
- (Over de premie en de bijkomende kosten moet 21%
assurantiebelasting wordt betaald.)
Verschillende schadeverzekeringen
- brandverzekering (schade door brand)
- transportverzekering (schade dmv transport)
- bedrijfsschadeverzekering (schade van een bedrijf)
- kredietverzekering (debiteur betaald niet)
- productaansprakelijkheidsverzekering (als een bedrijf een kapot of gevaarlijk product
heeft geleverd , voor bedrijf)
- aansprakelijkheidsverzekering ( schade die je tot een ander persoon brengt) (WA
verzekering)
- rechtsbijstand verzekering (juridische kosten van een bedrijf)
Schaderegeling
Verzekering Breuk= verzekerde som/gezonde waarde
Verzekerde som=voor hoeveel is het object op het moment van schade verzekerd
,Gezonde waarde= De waarde van het object
Schade Uitkering= verzekering breuk x schade
Oververzekerd= Verzekering Breuk > 1
Onderverzekerd= Verzekering Breuk < 1
Sparen en lenen
Consumptief krediet
- Mensen nemen een krediet (voor de korte termijn) voor de aanschaf van
consumptiegoederen
Bijvoorbeeld: een auto, een boot een vakantie
Consumptief krediet is duur en de rente die je betaalt is hoog is niet aftrekbaar
voor de belasting.
4 soorten
1. doorlopend krediet
2. persoonlijke lening
3. koop op afbetaling
4. huurkoop
1. doorlopend krediet
- Vaste looptijd
- Je mag tussentijds bijlenen tot aan het maximum afgesproken bedrag.
- Je mag tussentijds aflossen
2. persoonlijke lening
- Vaste looptijd
- Je leent een vast bedrag.
- Vaste aflossing per jaar
3. Koop op afbetaling
- Aanbetaling
- De rest betaal je in termijnen.
- Je wordt eigenaar bij betaling van de aanbetaling.
4. huurkoop
- Aanbetaling
- De rest betaal je in termijnen.
- Je wordt pas eigenaar nabetaling van de laatste termijn.
Hoofdstuk 6
Interest (rente)
Enkelvoudig interest
- er wordt interest vergoed over beginkapitaal (1 meetpunt)
Samengesteld interest
- er wordt interest vergoed over beginkapitaal en gekregen interest (elk jaar meten)
Tip-> teken een tijdlijn
Tel de blokjes!
, Eindwaarde bij SI
Constante waarde bij SI
Berekening van de Eindwaarde van een rente
n= aantal perioden
a= storting
r=reden (1+i)- 1,......
Contante waarde (beginwaarde) van een rente
Zelfde als eindwaarde formule maar dan ^-(getal) boven en onder en erna
(1 + i) ^-n -1
C= E x ------------------
(1 + i) ^-1 -1
C=E x (1+i) ^-n
Bij een lening betaal je 2 dingen
- aflossing
- interest
Aflossen per jaar= schuld/aantal jaar
Procenten:
Bij het rekenen met procenten maken we gebruik van de 100% stelling
Algemeen;
Inkoopprijs
+ Brutowinst
------------------------
Verkoopprijs 100%
Omzet
-inkoopwaarde van omzet
------------------------------------
brutowinst 100%
en
Procentueel gestegen=Nieuw-oud/oud x 100%
Omzet= Totale verkopen tegen de verkoopprijs
Omzet-inkoopwaarde van de omzet=Brutowinst
Gemiddelde;
- Ongewogen; gedeeld door aantal producten
- Gewogen; eerst x de wegingsfactor en dan door aantal producten x wegingsfactoren
Indexcijfers
Verhouding tussen het lopend jaar en basisjaar
Basisjaar=100
Lopend jaar/basisjaar x 100 (prijs)
Hoofdstuk 3 (1,2,3)
Balans= overzicht van de bezittingen,de schulden en het eigen vermogen van een
onderneming op een bepaald moment(datum)
Moet in evenwicht blijven
Debet (datum) Credit
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bezittingen Eigen vermogen
- Vaste activa (bezittingen langer dan 1 jaar)
(meer dan 1 productieproces)
- Vlottende activa (korter in onderneming)
- Liquide middelen (Kas,Bank)
Schulden
, - Vreemd vermogen lang (>1 jaar) (Alle
leningen)
- Vreemd vermogen kort(< 1 jaar) (Nog te
betalen)
(Bank als rood )
Debiteuren:Bedrijven waaraan je goederen hebt geleverd maar het geld nog van
moet ontvangen. (Je hebt het dus nog tegoed=bezit) Vlottende activa
Crediteuren : Bedrijven waarvan je goederen hebt ontvangen maar het
geld nog moet betalen. (Je hebt dus een schuld.) VVK
Eigen vermogen= Wat je zelf in de onderneming brengt voor het evenwicht.
EV=bezittingen-schulden
- Winsten worden altijd bij het eigen vermogen opgeteld.
- Verliezen(kosten) worden altijd van het Eigen Vermogen afgetrokken
Winst en verliesrekening/resultatenrekening
- Is over een bepaalde periode
- Alle kosten (verliezen)
- Alle opbrengsten (winsten)
- Pagina en scontro vorm
- Pagina vorm= winsten boven en verliezen onder
- Breng je in evenwicht met nettowinst
Hoofdstuk 5(1,2,5)
Verzekeren
- schadeverzekering(afhankelijk van het schadebedrag)
- sommenverzekering(niet afhankelijk van schade)
Polis
- Hierin staan alle voorwaarden vermeld vd verzekering
- (Over de premie en de bijkomende kosten moet 21%
assurantiebelasting wordt betaald.)
Verschillende schadeverzekeringen
- brandverzekering (schade door brand)
- transportverzekering (schade dmv transport)
- bedrijfsschadeverzekering (schade van een bedrijf)
- kredietverzekering (debiteur betaald niet)
- productaansprakelijkheidsverzekering (als een bedrijf een kapot of gevaarlijk product
heeft geleverd , voor bedrijf)
- aansprakelijkheidsverzekering ( schade die je tot een ander persoon brengt) (WA
verzekering)
- rechtsbijstand verzekering (juridische kosten van een bedrijf)
Schaderegeling
Verzekering Breuk= verzekerde som/gezonde waarde
Verzekerde som=voor hoeveel is het object op het moment van schade verzekerd
,Gezonde waarde= De waarde van het object
Schade Uitkering= verzekering breuk x schade
Oververzekerd= Verzekering Breuk > 1
Onderverzekerd= Verzekering Breuk < 1
Sparen en lenen
Consumptief krediet
- Mensen nemen een krediet (voor de korte termijn) voor de aanschaf van
consumptiegoederen
Bijvoorbeeld: een auto, een boot een vakantie
Consumptief krediet is duur en de rente die je betaalt is hoog is niet aftrekbaar
voor de belasting.
4 soorten
1. doorlopend krediet
2. persoonlijke lening
3. koop op afbetaling
4. huurkoop
1. doorlopend krediet
- Vaste looptijd
- Je mag tussentijds bijlenen tot aan het maximum afgesproken bedrag.
- Je mag tussentijds aflossen
2. persoonlijke lening
- Vaste looptijd
- Je leent een vast bedrag.
- Vaste aflossing per jaar
3. Koop op afbetaling
- Aanbetaling
- De rest betaal je in termijnen.
- Je wordt eigenaar bij betaling van de aanbetaling.
4. huurkoop
- Aanbetaling
- De rest betaal je in termijnen.
- Je wordt pas eigenaar nabetaling van de laatste termijn.
Hoofdstuk 6
Interest (rente)
Enkelvoudig interest
- er wordt interest vergoed over beginkapitaal (1 meetpunt)
Samengesteld interest
- er wordt interest vergoed over beginkapitaal en gekregen interest (elk jaar meten)
Tip-> teken een tijdlijn
Tel de blokjes!
, Eindwaarde bij SI
Constante waarde bij SI
Berekening van de Eindwaarde van een rente
n= aantal perioden
a= storting
r=reden (1+i)- 1,......
Contante waarde (beginwaarde) van een rente
Zelfde als eindwaarde formule maar dan ^-(getal) boven en onder en erna
(1 + i) ^-n -1
C= E x ------------------
(1 + i) ^-1 -1
C=E x (1+i) ^-n
Bij een lening betaal je 2 dingen
- aflossing
- interest
Aflossen per jaar= schuld/aantal jaar