TBK
Statistiek in stijl
Literatuur ter voorbereiding op tentamenperiode 1.3
Literatuur van Vince Penders
E. Boots
1-2-2022
, 1 Gegevens in kaart
In de literatuur wordt in dit hoofdstuk een ijssalon als voorbeeld gebruikt.
Variabele: grootheden waarvan de waarde varieert, in het geval van een ijssalon is dit
afhankelijk van de deelnemer.
Variabelen zijn niet van dezelfde aard, maar hebben/kunnen een eigen meetniveau:
I Nominaal
Behoort tot het algemene type van categorische (of kwalitatieve) variabelen en staat voor
‘benoeming’.
Welke smaak heeft het ijs? Hierbij zijn verschillende antwoorden mogelijk en in deze
antwoorden zit geen rangorde; het zijn gelijkwaardige categorieën.
Wel kan er een nummer aan worden toegekend, dit nummer zegt echter op zichzelf niets.
Nominale variabele die je tegenkomt in sociaalwetenschappelijk onderzoek zijn binair:
geslacht (man of vrouw), nationaliteit (Nederlands, Duits etc.) en bv. religie (geen christelijk,
islamitisch etc.).
Ze kunnen worden aangeduid op basis van het aantal categorieën dat ze hebben: dichotoom
(2; ‘tweewaardig’), trichotoom (3; ‘driewaardig’) of polytoom (>3; ‘veelwaardig’).
II Ordinaal
Ook dit meetniveau is nog categorisch en staat voor ‘ordening’.
In wat voor horentje wordt het ijs geserveerd? Hierbij kennen de categorieën wel een
duidelijke rangorde (horentjes die steeds groter worden).
Hieraan kan een nummer worden gekoppeld; hoe groter het nummer, hoe groter het horentje.
De ∆ tussen 1 en 2 hoeft niet gelijk te zijn als de ∆ tussen 2 en 3 (nummers betekenen dus nog
steeds niets op zichzelf).
Ordinale variabelen in sociaalwetenschappelijk onderzoek zijn vaak de hoogst genoten
opleiding (vaak gegroepeerd als laagst, midden en hoog), in komensgroep (lagere, midden- en
hogere klasse), en werknemersstatus (junior, manager, director).
III Interval
Dit meetniveau is een kwantitatieve variabele.
Bij welke temperatuur wordt het ijs geserveerd? Hierbij is de ∆ tussen 0 en 1 graden Celsius
even groot als de ∆ van 1 en 2 graden Celsius.
Deze constante verschillen/afstanden voorzien de getallen van een ware kwantitatieve
betekenis: je kunt er mee rekenen (interval; de afstand tussen twee punten).
Sociale wetenschappers meten veel persoonlijkheidskenmerken die je niet direct kunt
zien, zoals intelligentie en religiositeit; ze gebruiken daarvoor testen en vragenlijsten.
De abstracte testscore is vaak een intervalschaal (IQ 50-150).
IV Ratio
Ook kwantitatief.
Hoeveel ijsbolletjes koopt een klant? Dit is een intervalvariabele met een absoluut
nulpunt: 0 bolletjes is mogelijk, maar <0 niet.
Statistiek in stijl
Literatuur ter voorbereiding op tentamenperiode 1.3
Literatuur van Vince Penders
E. Boots
1-2-2022
, 1 Gegevens in kaart
In de literatuur wordt in dit hoofdstuk een ijssalon als voorbeeld gebruikt.
Variabele: grootheden waarvan de waarde varieert, in het geval van een ijssalon is dit
afhankelijk van de deelnemer.
Variabelen zijn niet van dezelfde aard, maar hebben/kunnen een eigen meetniveau:
I Nominaal
Behoort tot het algemene type van categorische (of kwalitatieve) variabelen en staat voor
‘benoeming’.
Welke smaak heeft het ijs? Hierbij zijn verschillende antwoorden mogelijk en in deze
antwoorden zit geen rangorde; het zijn gelijkwaardige categorieën.
Wel kan er een nummer aan worden toegekend, dit nummer zegt echter op zichzelf niets.
Nominale variabele die je tegenkomt in sociaalwetenschappelijk onderzoek zijn binair:
geslacht (man of vrouw), nationaliteit (Nederlands, Duits etc.) en bv. religie (geen christelijk,
islamitisch etc.).
Ze kunnen worden aangeduid op basis van het aantal categorieën dat ze hebben: dichotoom
(2; ‘tweewaardig’), trichotoom (3; ‘driewaardig’) of polytoom (>3; ‘veelwaardig’).
II Ordinaal
Ook dit meetniveau is nog categorisch en staat voor ‘ordening’.
In wat voor horentje wordt het ijs geserveerd? Hierbij kennen de categorieën wel een
duidelijke rangorde (horentjes die steeds groter worden).
Hieraan kan een nummer worden gekoppeld; hoe groter het nummer, hoe groter het horentje.
De ∆ tussen 1 en 2 hoeft niet gelijk te zijn als de ∆ tussen 2 en 3 (nummers betekenen dus nog
steeds niets op zichzelf).
Ordinale variabelen in sociaalwetenschappelijk onderzoek zijn vaak de hoogst genoten
opleiding (vaak gegroepeerd als laagst, midden en hoog), in komensgroep (lagere, midden- en
hogere klasse), en werknemersstatus (junior, manager, director).
III Interval
Dit meetniveau is een kwantitatieve variabele.
Bij welke temperatuur wordt het ijs geserveerd? Hierbij is de ∆ tussen 0 en 1 graden Celsius
even groot als de ∆ van 1 en 2 graden Celsius.
Deze constante verschillen/afstanden voorzien de getallen van een ware kwantitatieve
betekenis: je kunt er mee rekenen (interval; de afstand tussen twee punten).
Sociale wetenschappers meten veel persoonlijkheidskenmerken die je niet direct kunt
zien, zoals intelligentie en religiositeit; ze gebruiken daarvoor testen en vragenlijsten.
De abstracte testscore is vaak een intervalschaal (IQ 50-150).
IV Ratio
Ook kwantitatief.
Hoeveel ijsbolletjes koopt een klant? Dit is een intervalvariabele met een absoluut
nulpunt: 0 bolletjes is mogelijk, maar <0 niet.