Jeugdcriminaliteit en jeugdbescherming
Literatuur
Assink et al., 2015 - Risk factors for persistent delinquent behavior among
juveniles: A meta- analytic review
Een meta-analyse werd uitgevoerd om te kijken naar het effect van risicofactoren en
aanhoudend delinquent gedrag. Er zijn grote effecten gevonden voor:
- Criminele geschiedenis
- Agressief gedrag
- Alcohol/drugs
En er zijn kleine effecten gevonden voor:
- Familie
- Neurocognitief
- Gedragsdomeinen
Levenslooppersistentie criminaliteit = LCP
- Omvat een kleine groep individuen
- Vertonen antisociaal gedrag in kindertijd en blijven dit gedrag vertonen in
adolescentie en volwassenheid
- Oorsprong van dit gedrag bevindt zich in interactie tussen
neuropsychologische beperkingen en een achtergestelde omgeving
Adolescentie beperkte criminaliteit = AL
- Omvat een groep algemene individuen
- Antisociaal gedrag alleen beperkt tot adolescentiefase
- Dit beperkte antisociale gedrag is in eerste plaats niet agressief en heeft geen
oorsprong in neuropsychologische stoornissen, maar in het feit dat
adolescenten als volwassenen behandeld willen worden.
Dit is de ontwikkelingstaxonomische theorie van Moffitt (1993)
Maar onderzoek van Goozen, Calder, Goodyer en Fairchild tonnen verschillen met
de theorie van Moffitt.
- Een substantieel deel van individun vertoont ernstig antisociaal gedrag in
vroege kinderjaren, maar dit gedrag kan in adolescentie weg zijn
- Wanneer ernstig antisocial gedrag in adolescentie naar voren komt, blijft dit
zelden beperkt tot adolescentie
- Zowel de levenslooppersistentie als de adolescentiebeperkte profielen lijken
op elkaar in termen van risicofactoren in de kindertijd,
persoonlijkheidskenmerken, neuropsychologische kwetsbaarheden en
veranderingen in de structuur en functie van de hersenen.
De bevindingen van Fairchild
Delinquent gedrag in adolescentie niet noodzakelijkerwijs hoeft te stoppen in
de vroege volwassenheid
Welke risicofactoren hebben de grootste impact op levenslooppersistentie
delinquenten in vergelijking met daders die in de adolescentie beperkt blijven?
Groepen risicofactoren worden ook vaak domeinen genoemd. In het onderzoek van
Loeber, Slot en Stouthamer-Loeber worden 5 domeinen van risicofactoren
onderscheiden:
, 1. Individu
2. Gezin
3. Leeftijdsgenoten
4. School
5. Buurt
In een ander onderzoek van Andrews en Bonta worden de risicofactoren in 8
domeinen onderscheiden:
- De grote vier = sterke voorspellende kracht van crimineel gedrag
1. De geschiedenis van antisociaal gedrag
2. Antisociaal persoonlijkheidspatroon
3. Antisociale cognitie
4. Antisociale relaties met leeftijdsgenoten
- De gematigde vier = gematigde associatie met crimineel gedrag
5. Familie/huwelijkse omstandigheden
6. School/werk
7. Vrije tijd
8. Middelenmisbruik
Resultaten van deze studie:
Geen effect voor:
- Achtergronddomein
- Fysieke gezondheidsdomein
- Buurtdomein
We vonden dat de niveaus van risicofactoren in de meeste domeinen
significant hoger waren bij levenslooppersistente delinquenten dan bij
delinquenten die in de adolescentie beperkt waren.
Sterkste effecten voor:
- Alcohol/drugsmisbruik
- Seksueel gedrag
- Relaties
- Emotionele en gedragsproblemen
- School/werk
Relatief klein effect voor:
- Gezinsdomein
- Neurocognitieve en fysiologische risicofactoren
Laatste jaren meer bewijs voor verband tussen neuropsychologische
stoornissen en antisociale uitkomsten
Moderende effecten voor:
- Geslacht
- Leeftijd
- Etniciteit
In tegenstelling tot de ontwikkelingstaxonomie van Moffitt (1993) en in lijn met
Fairchild et al. (2013) concluderen we dat het verschil tussen levenslooppersistente
en adolescentiebeperkte delinquenten eerder kwantitatief dan kwalitatief kan zijn.
Farrington et al., 2023 - Interactions Between Child-Rearing and Other Risk
Factors in Predicting Delinquency, and Implications for Prevention
,Dit artikel heeft als doel om interacties te identificeren tussen harde discipline en
slecht toezicht en andere risicofactoren bij kinderen (8-10 jaar) bij het voorspellen
van delinquentie.
De focus van dit onderzoek ligt op een beter begrip van de invloed van twee factoren
- Harde of grillige ouderlijke discipline
- Slecht ouderlijk toezicht
In een onderzoek van Farrington & Malvaso werd ontdekt dat strenge ouderlijke
discipline de sterkste voorspeller was van veroordelingen wegens geweld. Slecht
ouderlijk toezicht was ook een significante voorspeller, maar niet onafhankelijk.
Beschermende factoren:
- Hoge hartslag
- Goede opvoeding – combinatie van discipline en ouderlijk conflict
- Hoog non-verbale intelligentie
Lage opleiding van ouders, hoge werkloosheid onder ouders en criminaliteit van de
ouders > vergroten kans op kindermisbruik
- Mishandelde kinderen + hoger cijfergemiddelde + school afgerond = minder
snel gearresteerd
- Mishandelde kinderen + laag cognitief functioneren + slechte sociale
aanpassing + slecht gedrag = verhoogd risico op delinquentie
- Mishandelde kinderen + sociale acceptatie door klasgenoten = groter risico
delinquent gedrag
- Effect kindermishandeling op delinquentie is sterker onder lage SES
bevolkingsgroepen
Resultaten
- Harde discipline voorspelt delinquentie vooral in aanwezigheid van andere
risicofactoren zoals:
Veroordeelde ouder
Laag gezinsinkomen
Lage non-verbale intelligentie
Veel durf
Veel hyperactiviteit
Veel problemen
- Slecht toezicht voorspelde delinquentie minder sterk bij aanwezigheid van
andere risicofactoren dan bij afwezigheid van andere risicofactoren.
Alink et al. (2014) – gehechtheid en kindermishandeling
Bij kindermishandeling gaat het om kinderen van 0 tot 18 jaar. Vooral van belang is
de relatie van afhankelijkheid van het kind ten opzichte van de diegenen door wie het
, wordt mishandeld. Er zit een belangrijk onderscheid tussen verwaarlozing en
mishandeling.
- Verwaarlozing = nalatigheid van de dader, zoals structureel geen emotionele
steun bieden
- Mishandeling = actieve handeling van de dader, zoals slaan of uitschelden
De prevalentie van kindermishandeling in Nederland
Risicofactoren
- Zeer laag opgeleide ouders – 9,3 keer zo hoog
- Alleenstaand ouderschap – 7,3 keer zo hoog
- Beide ouders werkloos – 6,4 keer zo hoog
- Traditioneel allochtone achtergrond van de ouders – 3,3 keer zo hoog
Literatuur
Assink et al., 2015 - Risk factors for persistent delinquent behavior among
juveniles: A meta- analytic review
Een meta-analyse werd uitgevoerd om te kijken naar het effect van risicofactoren en
aanhoudend delinquent gedrag. Er zijn grote effecten gevonden voor:
- Criminele geschiedenis
- Agressief gedrag
- Alcohol/drugs
En er zijn kleine effecten gevonden voor:
- Familie
- Neurocognitief
- Gedragsdomeinen
Levenslooppersistentie criminaliteit = LCP
- Omvat een kleine groep individuen
- Vertonen antisociaal gedrag in kindertijd en blijven dit gedrag vertonen in
adolescentie en volwassenheid
- Oorsprong van dit gedrag bevindt zich in interactie tussen
neuropsychologische beperkingen en een achtergestelde omgeving
Adolescentie beperkte criminaliteit = AL
- Omvat een groep algemene individuen
- Antisociaal gedrag alleen beperkt tot adolescentiefase
- Dit beperkte antisociale gedrag is in eerste plaats niet agressief en heeft geen
oorsprong in neuropsychologische stoornissen, maar in het feit dat
adolescenten als volwassenen behandeld willen worden.
Dit is de ontwikkelingstaxonomische theorie van Moffitt (1993)
Maar onderzoek van Goozen, Calder, Goodyer en Fairchild tonnen verschillen met
de theorie van Moffitt.
- Een substantieel deel van individun vertoont ernstig antisociaal gedrag in
vroege kinderjaren, maar dit gedrag kan in adolescentie weg zijn
- Wanneer ernstig antisocial gedrag in adolescentie naar voren komt, blijft dit
zelden beperkt tot adolescentie
- Zowel de levenslooppersistentie als de adolescentiebeperkte profielen lijken
op elkaar in termen van risicofactoren in de kindertijd,
persoonlijkheidskenmerken, neuropsychologische kwetsbaarheden en
veranderingen in de structuur en functie van de hersenen.
De bevindingen van Fairchild
Delinquent gedrag in adolescentie niet noodzakelijkerwijs hoeft te stoppen in
de vroege volwassenheid
Welke risicofactoren hebben de grootste impact op levenslooppersistentie
delinquenten in vergelijking met daders die in de adolescentie beperkt blijven?
Groepen risicofactoren worden ook vaak domeinen genoemd. In het onderzoek van
Loeber, Slot en Stouthamer-Loeber worden 5 domeinen van risicofactoren
onderscheiden:
, 1. Individu
2. Gezin
3. Leeftijdsgenoten
4. School
5. Buurt
In een ander onderzoek van Andrews en Bonta worden de risicofactoren in 8
domeinen onderscheiden:
- De grote vier = sterke voorspellende kracht van crimineel gedrag
1. De geschiedenis van antisociaal gedrag
2. Antisociaal persoonlijkheidspatroon
3. Antisociale cognitie
4. Antisociale relaties met leeftijdsgenoten
- De gematigde vier = gematigde associatie met crimineel gedrag
5. Familie/huwelijkse omstandigheden
6. School/werk
7. Vrije tijd
8. Middelenmisbruik
Resultaten van deze studie:
Geen effect voor:
- Achtergronddomein
- Fysieke gezondheidsdomein
- Buurtdomein
We vonden dat de niveaus van risicofactoren in de meeste domeinen
significant hoger waren bij levenslooppersistente delinquenten dan bij
delinquenten die in de adolescentie beperkt waren.
Sterkste effecten voor:
- Alcohol/drugsmisbruik
- Seksueel gedrag
- Relaties
- Emotionele en gedragsproblemen
- School/werk
Relatief klein effect voor:
- Gezinsdomein
- Neurocognitieve en fysiologische risicofactoren
Laatste jaren meer bewijs voor verband tussen neuropsychologische
stoornissen en antisociale uitkomsten
Moderende effecten voor:
- Geslacht
- Leeftijd
- Etniciteit
In tegenstelling tot de ontwikkelingstaxonomie van Moffitt (1993) en in lijn met
Fairchild et al. (2013) concluderen we dat het verschil tussen levenslooppersistente
en adolescentiebeperkte delinquenten eerder kwantitatief dan kwalitatief kan zijn.
Farrington et al., 2023 - Interactions Between Child-Rearing and Other Risk
Factors in Predicting Delinquency, and Implications for Prevention
,Dit artikel heeft als doel om interacties te identificeren tussen harde discipline en
slecht toezicht en andere risicofactoren bij kinderen (8-10 jaar) bij het voorspellen
van delinquentie.
De focus van dit onderzoek ligt op een beter begrip van de invloed van twee factoren
- Harde of grillige ouderlijke discipline
- Slecht ouderlijk toezicht
In een onderzoek van Farrington & Malvaso werd ontdekt dat strenge ouderlijke
discipline de sterkste voorspeller was van veroordelingen wegens geweld. Slecht
ouderlijk toezicht was ook een significante voorspeller, maar niet onafhankelijk.
Beschermende factoren:
- Hoge hartslag
- Goede opvoeding – combinatie van discipline en ouderlijk conflict
- Hoog non-verbale intelligentie
Lage opleiding van ouders, hoge werkloosheid onder ouders en criminaliteit van de
ouders > vergroten kans op kindermisbruik
- Mishandelde kinderen + hoger cijfergemiddelde + school afgerond = minder
snel gearresteerd
- Mishandelde kinderen + laag cognitief functioneren + slechte sociale
aanpassing + slecht gedrag = verhoogd risico op delinquentie
- Mishandelde kinderen + sociale acceptatie door klasgenoten = groter risico
delinquent gedrag
- Effect kindermishandeling op delinquentie is sterker onder lage SES
bevolkingsgroepen
Resultaten
- Harde discipline voorspelt delinquentie vooral in aanwezigheid van andere
risicofactoren zoals:
Veroordeelde ouder
Laag gezinsinkomen
Lage non-verbale intelligentie
Veel durf
Veel hyperactiviteit
Veel problemen
- Slecht toezicht voorspelde delinquentie minder sterk bij aanwezigheid van
andere risicofactoren dan bij afwezigheid van andere risicofactoren.
Alink et al. (2014) – gehechtheid en kindermishandeling
Bij kindermishandeling gaat het om kinderen van 0 tot 18 jaar. Vooral van belang is
de relatie van afhankelijkheid van het kind ten opzichte van de diegenen door wie het
, wordt mishandeld. Er zit een belangrijk onderscheid tussen verwaarlozing en
mishandeling.
- Verwaarlozing = nalatigheid van de dader, zoals structureel geen emotionele
steun bieden
- Mishandeling = actieve handeling van de dader, zoals slaan of uitschelden
De prevalentie van kindermishandeling in Nederland
Risicofactoren
- Zeer laag opgeleide ouders – 9,3 keer zo hoog
- Alleenstaand ouderschap – 7,3 keer zo hoog
- Beide ouders werkloos – 6,4 keer zo hoog
- Traditioneel allochtone achtergrond van de ouders – 3,3 keer zo hoog
