Hoofdstuk 1: achtergrondinformatie over motivatie
Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en gemotiveerd om de wereld te ontdekken, maar
naarmate ze ouder worden, neemt de motivatie af.
Er zijn verschillende theorieën
waarin een onderscheid wordt
gemaakt tussen verschillende
typen motivatie. De eerste is de
zelfdeterminatie theorie (ZDT).
Hierin wordt onderscheid
gemaakt tussen intrinsieke
motivatie (motivatie vanuit de leerling zelf, omdat het als leuk, plezierig of interessant wordt
ervaren) en extrinsieke motivatie (motivatie door beloning, zoals goed cijfer of compliment). Als
leerlingen het belang of nut ervan inzien, maar er geen plezier bij ervaren is het dus geen
intrinsieke motivatie, maar ook geen extrinsieke motivatie. Daarom valt dit ertussen. Dit is ook
het geval bij interne verplichting, als leerlingen zichzelf die druk opleggen. Belang en intrinsieke
motivatie zorgen ervoor dat kinderen willen leren en extrinsieke motivatie en interne verplichting
geven kinderen het gevoel dat ze moeten leren en wordt daarom ook wel moetivatie genoemd.
Leerlingen die moetivatie ervaren, presteren over het algemeen slechter en leren minder
diepgaand.
De andere theorie heet de prestatiedoelentheorie (PDT) en houdt zich bezig met waarom
leerlingen zich inzetten en leren. Er wordt onderscheid gemaak tussen leerdoelen (gericht op
leerdoelen zelf, verbeteren competenties, nauw verwant met intrinsieke motivatie) en
prestatiedoelen (presteren in vergelijking met anderen). Prestatiedoelen kan je weer indelen in
prestatie-toenaderingsdoelen (competenties aan anderen willen laten zien) en prestatie-
vermijdingsdoelen (vermijden dat je minder slim lijkt dan anderen)
Motivatie wordt ook gevormd door het cognitief zelfvertrouwen. Dit is de controle die een
leerling denkt te hebben over het goed doen van opdrachten of toetsen. Leerdoelen werken
bijvoorbeeld goed, maar als de leerling denkt dat hij ze niet kan halen, werken ze juist minder
motiverend.
Hoofdstuk 2: autonomie-ondersteunend lesgeven
Autonomie-ondersteunend lesgeven is een effectieve methode om leerlingen zich intrinsiek
gemotiveerd te voelen. Leerlingen hebben de behoefte om zelf hun gedrag te sturen en dus hun
autonomie. Als je als docent hierin meegaat en dus rekening houdt met gevoelens en
opvattingen, nuttige informatie en keuzes geeft en weinig controle en druk uitoefent, zullen
leerlingen zich meer inzetten. Betekenisvolle uitleg is ook van belang. Gebruik maken van de
actualiteit of aansluiten op het dagelijks leven van de kinderen kan hierbij helpen. Om te
voorkomen dat je druk uitoefent, is het van belang om niet-dwingende, informatieve taal te
gebruiken. Hierbij leg je uit waarom je bepaald gedrag verwacht of waarom een bepaalde aanpak
handig is. Ook gebruik je geen gebiedende wijs. De keuzes moeten betekenisvol zijn voor de
leerling. Er wordt onderscheid gemaakt tussen optiekeuzes (kiezen tussen vooraf bepaalde