Cumulatieve groeitheorie
- Waardering: oogdynamiek/historisch benaderingsproces/verbinding leggen tussen gedrag en
macro-economische structuur
- Kritiek: zwakke regio kan sterker worden/contactgevoelige bedrijven niet in hoogst waardige regio.
Perroux 1950 – groeipad theorie: spin in het web. Groot bedrijf in een groeiende bedrijfstak die een
intensieve relatie onderhoudt met een ander bedrijf.
Polarisatie/multiplier effect ° sterke tegenstellingen ontwikkelen
- Technisch: clusteren/samenwerken
- Inkomen: extra inkomen door meer werk
- Psychologisch: positief imago
- Geografisch: comi omhoog: sterk product milieu geeft groei in de toekomst
Overheidsinstrumenten stimuleren zwakke regio’s tot bloei en groei:
- Direct: financieel gericht; subsidie (economisch) vervoersmanagement (niet-economisch)
- Indirect: beïnvloeden structuur lange termijn: innovatiebeleid (economisch) locatiebeleid (niet-
economisch)
Economisch: financieel
Niet-economisch: regelgeving/ruimtelijke ordening
Kondratieff: lange termijn economische golven = economische ontwikkelingen in tijd/periode
koppelen (+- 50 jrn).
Clustering = samenwerken (gerelateerde) bedrijven in bepaalde omgeving. Netwerken meer
communicatief, geen ruimte. Dit is een zelfversterkend proces tussen gerelateerde bedrijven.
3 processen:
- Directe contacten en samenwerkingen bedrijven
- Creeeren gunstige lokale condities voor bedrijven
- Stimuleren ondersteunende diensten. Uitdagen/helpen bedrijven bij innovatie.
Global pipeline = over de grenzen kijken
Stand alone = op eigen kracht opereren
Local buzz = informele kennis uitwisseling
Succesvolle clusters:
- Regio met veel innovatieve bedrijven meer kan sop sterkere groei
- Lokale aanwezigheid van technologische bedrijven
- Aanwezig het van een succesbol moederbedrijf
- Randvoorwaarden/-factoren vanuit de overheid
- Brodplaatsfunctie/kennisparken/etc
Stedenbouw = realisatie van stad(-sdeel): structuur/layout/plattegrond
Publieke ruimte = openbare ruimte (NU)
Private ruimte = beperkt/niet-toegankelijk voor publiek: prive ruimte (U)
Stadsplattegrond = indeling/functies/vormen
Architectuur = kunst van bouwen gebouw
Stedenbouwkundige = visie geven
Architectuur = vertalen van de visie naar (tekening van) gebouw
Relatie stedenbouw en vastgoed:
- Basis van stedenbouw en architectuur begrijpen voor gebieds-/vastgeod ontwikkeling
, - Vastgoed is product met waarde. Oog voor kwaliteit van de leefomgeving
- Kwaliteit van de gebouwde omgeving mede door stedenbouw-/architectonische kwaliteit
- Stedenbouw en architect communiceren in beeldtaal
- Bij nieuwbouw/verbouw/renovatie snel te maken met architect.
Waarde vastgoed
Economie: geld/winst
Publiek: uitstraling/architectuur
- Vastgoed altijd in connectie met stedenbouw (functioneren van de stad)
- Basiskennis architectuur tijdsperiode voor herkenning
- Inschatten van de waarde van locatie/gebouw/gebied
Stadsplattegrond wordt nog steeds gebruikt (digitaal): weg vinden/info over het
functioneren/herkennen van de structuren. Stadsbeelden veranderen, structuren niet zo zeer.
Geschiedenis
- Late middeleeuwen: planmatig aanleggen/ordenen van de stad.
Rationele ordening = droogleggen
‘Grote’ stadsuitbreiding = A’dam grachtengordel (1612)
Landmeetkunde (kadaster) en civiele techniek primaire instrumenen eerste stedenbouwkundige.
Basis proffesionalisering -> invulling van het land: dijken/molen/beschikbare grond.
- Middeleeuwen: ‘Gouden eeuw’; de opkomst van de handelcentra.
- Renaissance: grachtengordel A’dam. Dam = centrale plein. Veel pakhuizen ivm goede im- en export.
Grachtengordel gemaakt voor meer vastgoed. Dit is makkelijk te bereiken met boten. Voorhuis =
gevel laat rijkdom zien. Achterhuis = pakhuis.
Grondpolitiek = nieuwe grond. Verdeling invloed op structuur/vorm/functioneren stad.
Samenleving veranderd voortdurend. Nu steeds sneller ivm technologische ontwikkeling. Heden:
station steeds belangrijker.
Verleden: snappen historie verbeterd aansluiting/uitbreiding. Inspelen op ontstaan en kwaliteit.
- Ontwerp heden beter bij snappen tall en beeld verleden.
- Discussies eenvoudiger bij snappen vormgeving gebouwde omgeving.
- Begrijpen beeldtaal architect/stedenbouwkundige voor beter kwaliteit vastgoed.
Stedenbouw; eiland = U = prive grond om sloten door openbaar gebied.
Voor 1900: Stedenbouw; BRM/inpolderen/bewoonbaar maken/infrastructuur aanleggen.
Basis stedenbouw: BRM en indeling grond/aanleggen openbare werken
+- vanaf 1900: aanvulling stedenbouw; architectuur/verdeling functies stad.
Berlage A’dam: architectuur en stedenbouw; uitbreiding grachtenstructuur
Van Eesteren: functies; uitbreidingsplan A’dam AUP.
! Opdrachtgever en de publieke sector moeten het eens zijn met elkaar.
Stadplattegrond: weergave van de maatschappelijke verhouding. Basis in de primaire
maatschappelijke behoefte. Regels voor gebruik van de grond: wat, waar en hoe?
Helder onderscheid privaat en publiek: wat en hoe?
Zonder regels/afspraken moeilijk voor samenleving functioneren en voor individuele leden om zich te
handhaven.
Essentie: waar wel en waar niet bouwen.
- Waardering: oogdynamiek/historisch benaderingsproces/verbinding leggen tussen gedrag en
macro-economische structuur
- Kritiek: zwakke regio kan sterker worden/contactgevoelige bedrijven niet in hoogst waardige regio.
Perroux 1950 – groeipad theorie: spin in het web. Groot bedrijf in een groeiende bedrijfstak die een
intensieve relatie onderhoudt met een ander bedrijf.
Polarisatie/multiplier effect ° sterke tegenstellingen ontwikkelen
- Technisch: clusteren/samenwerken
- Inkomen: extra inkomen door meer werk
- Psychologisch: positief imago
- Geografisch: comi omhoog: sterk product milieu geeft groei in de toekomst
Overheidsinstrumenten stimuleren zwakke regio’s tot bloei en groei:
- Direct: financieel gericht; subsidie (economisch) vervoersmanagement (niet-economisch)
- Indirect: beïnvloeden structuur lange termijn: innovatiebeleid (economisch) locatiebeleid (niet-
economisch)
Economisch: financieel
Niet-economisch: regelgeving/ruimtelijke ordening
Kondratieff: lange termijn economische golven = economische ontwikkelingen in tijd/periode
koppelen (+- 50 jrn).
Clustering = samenwerken (gerelateerde) bedrijven in bepaalde omgeving. Netwerken meer
communicatief, geen ruimte. Dit is een zelfversterkend proces tussen gerelateerde bedrijven.
3 processen:
- Directe contacten en samenwerkingen bedrijven
- Creeeren gunstige lokale condities voor bedrijven
- Stimuleren ondersteunende diensten. Uitdagen/helpen bedrijven bij innovatie.
Global pipeline = over de grenzen kijken
Stand alone = op eigen kracht opereren
Local buzz = informele kennis uitwisseling
Succesvolle clusters:
- Regio met veel innovatieve bedrijven meer kan sop sterkere groei
- Lokale aanwezigheid van technologische bedrijven
- Aanwezig het van een succesbol moederbedrijf
- Randvoorwaarden/-factoren vanuit de overheid
- Brodplaatsfunctie/kennisparken/etc
Stedenbouw = realisatie van stad(-sdeel): structuur/layout/plattegrond
Publieke ruimte = openbare ruimte (NU)
Private ruimte = beperkt/niet-toegankelijk voor publiek: prive ruimte (U)
Stadsplattegrond = indeling/functies/vormen
Architectuur = kunst van bouwen gebouw
Stedenbouwkundige = visie geven
Architectuur = vertalen van de visie naar (tekening van) gebouw
Relatie stedenbouw en vastgoed:
- Basis van stedenbouw en architectuur begrijpen voor gebieds-/vastgeod ontwikkeling
, - Vastgoed is product met waarde. Oog voor kwaliteit van de leefomgeving
- Kwaliteit van de gebouwde omgeving mede door stedenbouw-/architectonische kwaliteit
- Stedenbouw en architect communiceren in beeldtaal
- Bij nieuwbouw/verbouw/renovatie snel te maken met architect.
Waarde vastgoed
Economie: geld/winst
Publiek: uitstraling/architectuur
- Vastgoed altijd in connectie met stedenbouw (functioneren van de stad)
- Basiskennis architectuur tijdsperiode voor herkenning
- Inschatten van de waarde van locatie/gebouw/gebied
Stadsplattegrond wordt nog steeds gebruikt (digitaal): weg vinden/info over het
functioneren/herkennen van de structuren. Stadsbeelden veranderen, structuren niet zo zeer.
Geschiedenis
- Late middeleeuwen: planmatig aanleggen/ordenen van de stad.
Rationele ordening = droogleggen
‘Grote’ stadsuitbreiding = A’dam grachtengordel (1612)
Landmeetkunde (kadaster) en civiele techniek primaire instrumenen eerste stedenbouwkundige.
Basis proffesionalisering -> invulling van het land: dijken/molen/beschikbare grond.
- Middeleeuwen: ‘Gouden eeuw’; de opkomst van de handelcentra.
- Renaissance: grachtengordel A’dam. Dam = centrale plein. Veel pakhuizen ivm goede im- en export.
Grachtengordel gemaakt voor meer vastgoed. Dit is makkelijk te bereiken met boten. Voorhuis =
gevel laat rijkdom zien. Achterhuis = pakhuis.
Grondpolitiek = nieuwe grond. Verdeling invloed op structuur/vorm/functioneren stad.
Samenleving veranderd voortdurend. Nu steeds sneller ivm technologische ontwikkeling. Heden:
station steeds belangrijker.
Verleden: snappen historie verbeterd aansluiting/uitbreiding. Inspelen op ontstaan en kwaliteit.
- Ontwerp heden beter bij snappen tall en beeld verleden.
- Discussies eenvoudiger bij snappen vormgeving gebouwde omgeving.
- Begrijpen beeldtaal architect/stedenbouwkundige voor beter kwaliteit vastgoed.
Stedenbouw; eiland = U = prive grond om sloten door openbaar gebied.
Voor 1900: Stedenbouw; BRM/inpolderen/bewoonbaar maken/infrastructuur aanleggen.
Basis stedenbouw: BRM en indeling grond/aanleggen openbare werken
+- vanaf 1900: aanvulling stedenbouw; architectuur/verdeling functies stad.
Berlage A’dam: architectuur en stedenbouw; uitbreiding grachtenstructuur
Van Eesteren: functies; uitbreidingsplan A’dam AUP.
! Opdrachtgever en de publieke sector moeten het eens zijn met elkaar.
Stadplattegrond: weergave van de maatschappelijke verhouding. Basis in de primaire
maatschappelijke behoefte. Regels voor gebruik van de grond: wat, waar en hoe?
Helder onderscheid privaat en publiek: wat en hoe?
Zonder regels/afspraken moeilijk voor samenleving functioneren en voor individuele leden om zich te
handhaven.
Essentie: waar wel en waar niet bouwen.