Portaal
Hoofdstuk 4 woordenschatonderwijs
Zonder woordkennis is er geen gesprek mogelijk, geen tekst leesbaar. Hoe meer woorden je
kent, des te beter je je kunt verstaan met de mensen in je omgeving
Omgeving de directe thuissituatie en gebruik je woorden die daar nodig zijn omgangstaal
of thuistaal (DagelijksAlgemeemTaalgebruik DAT)
Op school gebruiken leerlingen ook omgangstaal. Om de leerstof te begrijpen moeten ze ook
beschikken over meer abstracte taal = Cognitief Academisch Taalgebruik CAT
Woordenschat:
- Alle worden van een bepaalde taal
- Al die woorden die een persoon van een bepaalde taal kent
- Actieve woordenschat: de woorden die iemand zelf sprekend of schrijvend kan
gebruiken
- Passieve woordenschat: al de woorden die iemand begrijpt
- Lijst van alle woorden die in een bepaalde tekst voorkomen
- Boek met een verzameling van woorden en spreekwijzen
Woordenschat van een mens: het geheel van woorden en woordbetekenissen waarover
iemand mondeling en schriftelijk kan beschikken
Passieve of receptieve woordenschat bij woorden die we begrijpen
Actieve of productieve woordenschat bij woorden die we zelf gebruiken
Een woord bestaat uit een combinatie van verschillende klanken of letters die samen het
label vormen voor een betekenis (concept)
Enkelvoudige woorden vrije morfemen, die een eigen basisvorm hebben (brood, geluk)
Samenstellingen woorden die bestaan uit delen die ook zelf als woord kunnen voorkomen
(brood-rooster, tafel-poot)
Afleidingen die bestaan uit een woord met een affix (toevoeging), pracht-ig on-juist
Uitgangen volgens een vervoegingssysteem bij werkwoorden (werk-t, ge-wandel-d)
Uitgangen volgens een verbuigingssysteem zoals bij bijvoeglijke naamwoorden als mooi-
e, leuk-st en voornaamwoorden als ons-onze
In elke taal komen vaste combinaties van woorden voor verliefd zijn op deze
woordgroepen hebben een eigen betekenis die meer of anders is dan de som van de
betekenissen van de losse elementen
Idioom vaste uitdrukkingen en gezegdes (uitdrukkingen: af en toe, hekel hebben aan.
Spreekwoorden en gezegden: de hond in de pot vinden)
In de meest simpele vorm is een woord een label (etiket) voor een betekenis. Vaak is er niet
zo’n eenvoudige een-op-eenrelatie tussen vorm en betekenis
In 1 woord (label) liggen vaak vele aspecten besloten die lk weer verbonden kunnen zijn met
andere worden
Van veel woorden is de betekenis daardoor niet eenduidig en enkelvoudig maar veel ruimer:
het verwijst naar een concept
Concept een geheel van betekenissen, associaties, ideeën en beelden dat aan een woord
of begrip verbonden is
Indelen woorden:
- Concreet versus abstract bij concrete woorden is de inhoud te koppelen aan een
(visueel) beeld (stoel, lopen). Abstracte woorden moeten omschreven worden
(verdriet)
Hoofdstuk 4 woordenschatonderwijs
Zonder woordkennis is er geen gesprek mogelijk, geen tekst leesbaar. Hoe meer woorden je
kent, des te beter je je kunt verstaan met de mensen in je omgeving
Omgeving de directe thuissituatie en gebruik je woorden die daar nodig zijn omgangstaal
of thuistaal (DagelijksAlgemeemTaalgebruik DAT)
Op school gebruiken leerlingen ook omgangstaal. Om de leerstof te begrijpen moeten ze ook
beschikken over meer abstracte taal = Cognitief Academisch Taalgebruik CAT
Woordenschat:
- Alle worden van een bepaalde taal
- Al die woorden die een persoon van een bepaalde taal kent
- Actieve woordenschat: de woorden die iemand zelf sprekend of schrijvend kan
gebruiken
- Passieve woordenschat: al de woorden die iemand begrijpt
- Lijst van alle woorden die in een bepaalde tekst voorkomen
- Boek met een verzameling van woorden en spreekwijzen
Woordenschat van een mens: het geheel van woorden en woordbetekenissen waarover
iemand mondeling en schriftelijk kan beschikken
Passieve of receptieve woordenschat bij woorden die we begrijpen
Actieve of productieve woordenschat bij woorden die we zelf gebruiken
Een woord bestaat uit een combinatie van verschillende klanken of letters die samen het
label vormen voor een betekenis (concept)
Enkelvoudige woorden vrije morfemen, die een eigen basisvorm hebben (brood, geluk)
Samenstellingen woorden die bestaan uit delen die ook zelf als woord kunnen voorkomen
(brood-rooster, tafel-poot)
Afleidingen die bestaan uit een woord met een affix (toevoeging), pracht-ig on-juist
Uitgangen volgens een vervoegingssysteem bij werkwoorden (werk-t, ge-wandel-d)
Uitgangen volgens een verbuigingssysteem zoals bij bijvoeglijke naamwoorden als mooi-
e, leuk-st en voornaamwoorden als ons-onze
In elke taal komen vaste combinaties van woorden voor verliefd zijn op deze
woordgroepen hebben een eigen betekenis die meer of anders is dan de som van de
betekenissen van de losse elementen
Idioom vaste uitdrukkingen en gezegdes (uitdrukkingen: af en toe, hekel hebben aan.
Spreekwoorden en gezegden: de hond in de pot vinden)
In de meest simpele vorm is een woord een label (etiket) voor een betekenis. Vaak is er niet
zo’n eenvoudige een-op-eenrelatie tussen vorm en betekenis
In 1 woord (label) liggen vaak vele aspecten besloten die lk weer verbonden kunnen zijn met
andere worden
Van veel woorden is de betekenis daardoor niet eenduidig en enkelvoudig maar veel ruimer:
het verwijst naar een concept
Concept een geheel van betekenissen, associaties, ideeën en beelden dat aan een woord
of begrip verbonden is
Indelen woorden:
- Concreet versus abstract bij concrete woorden is de inhoud te koppelen aan een
(visueel) beeld (stoel, lopen). Abstracte woorden moeten omschreven worden
(verdriet)