Psychologie van het leren
,Les 2 algemeen beeld van leren
De studenten kan onderscheid maken tussen aangeleerde reacties, rijping en reflexen
Leren gaat om het verwerven van kennis, vaardigheden en inzicht. wanneer het
waarneembare gedrag door buiten het individu gelegen factoren was gewijzigd.
Reacties manier van aangeleerd reageren op anderen.
Rijping het gaat om lichamelijke groei, wanneer een gedragsverandering kon worden
toegeschreven aan biologische factoren
Reflexen ongecontroleerde reactie op een impuls/prikkel om de overlevingskans te
vergroten.
De student kan onderscheid maken tussen formeel, informeel en non-formeel leren
Formeel leren georganiseerd leren, dat geïnitieerd wordt door en plaatsvindt binnen
reguliere onderwijs-, trainings- of opleidingsinstituten. Het is gestructureerd door expliciete
leerdoelen, beschikbare leertijd, didactische ondersteuning en dat voldoet aan bepaalde
kwaliteitseisen. Dit leren leidt tot een officieel erkend certificaat of diploma met civiel effect.
Informeel leren deze vorm van leren is niet doelgericht of georganiseerd en kan altijd en
overal plaatsvinden. Bijvoorbeeld op school tijdens het samenwerken met collega’s of tijdens
een gezellig avondje met vrienden. Het treedt spontaan op als bijproduct van een niet op
leren gerichte activiteit. Deze vorm van leren leidt niet tot een certificaat of diploma.
Non-formeel leren deze vorm van leren is net als bij formeel leren doelgericht en
georganiseerd. Alleen krijg je er geen certificaat of diploma voor.
Vb. cursus, training of congres.
, Les 3
De student kan de drie stadia van het geheugen onderscheiden
Geheugen informatiesysteem dat constructief werkt om informatie te coderen, op te slaan
en terug te halen. Het geheugen maakt leren mogelijk.
Coderen het omzetten van informatie in een vorm die het beste in het geheugensysteem
past.
Opslaan het langdurig bewaren van gecodeerd materiaal.
Terughalen het lokaliseren en weer in het bewustzijn brengen van informatie uit het
geheugen.
Stadia 1 sensorisch geheugen sensorische indrukken van stimuli worden korte tijd
bewaard of geregistreerd. (zie experiment van George Sperling)
Stadia 2 het werkgeheugen het werk geheugen is een tijdelijke opslagplaats (buffer) in
de hersenen. Alle informatie komt binnen in het werkgeheugen. Gemiddeld kunnen we zo
een 7 items kwijt in het werkgeheugen (+- 2 items). Het is een handige buffer voor items die
je maar even hoeft te onthouden.
- Chunking een manier om ruimte te creëren in je werkgeheugen. Stukjes informatie
worden georganiseerd tot kleinere stukjes.
Stadia 3 het lange termijn geheugen hier wordt informatie voor lange tijd in de
hersenen opgeslagen.
Het lange termijn geheugen is onder te verdelen in het procedureel geheugen (weten hoe)
en het declaratief geheugen (weten wat).
Schema een algemeen conceptueel raamwerk dat verwachtingen genereert van thema’s,
gebeurtenissen, voorwerpen, mensen en situaties in iemands leven. Het nadeel is dat het
vaak misleidend is als het aankomt op details.
,Les 2 algemeen beeld van leren
De studenten kan onderscheid maken tussen aangeleerde reacties, rijping en reflexen
Leren gaat om het verwerven van kennis, vaardigheden en inzicht. wanneer het
waarneembare gedrag door buiten het individu gelegen factoren was gewijzigd.
Reacties manier van aangeleerd reageren op anderen.
Rijping het gaat om lichamelijke groei, wanneer een gedragsverandering kon worden
toegeschreven aan biologische factoren
Reflexen ongecontroleerde reactie op een impuls/prikkel om de overlevingskans te
vergroten.
De student kan onderscheid maken tussen formeel, informeel en non-formeel leren
Formeel leren georganiseerd leren, dat geïnitieerd wordt door en plaatsvindt binnen
reguliere onderwijs-, trainings- of opleidingsinstituten. Het is gestructureerd door expliciete
leerdoelen, beschikbare leertijd, didactische ondersteuning en dat voldoet aan bepaalde
kwaliteitseisen. Dit leren leidt tot een officieel erkend certificaat of diploma met civiel effect.
Informeel leren deze vorm van leren is niet doelgericht of georganiseerd en kan altijd en
overal plaatsvinden. Bijvoorbeeld op school tijdens het samenwerken met collega’s of tijdens
een gezellig avondje met vrienden. Het treedt spontaan op als bijproduct van een niet op
leren gerichte activiteit. Deze vorm van leren leidt niet tot een certificaat of diploma.
Non-formeel leren deze vorm van leren is net als bij formeel leren doelgericht en
georganiseerd. Alleen krijg je er geen certificaat of diploma voor.
Vb. cursus, training of congres.
, Les 3
De student kan de drie stadia van het geheugen onderscheiden
Geheugen informatiesysteem dat constructief werkt om informatie te coderen, op te slaan
en terug te halen. Het geheugen maakt leren mogelijk.
Coderen het omzetten van informatie in een vorm die het beste in het geheugensysteem
past.
Opslaan het langdurig bewaren van gecodeerd materiaal.
Terughalen het lokaliseren en weer in het bewustzijn brengen van informatie uit het
geheugen.
Stadia 1 sensorisch geheugen sensorische indrukken van stimuli worden korte tijd
bewaard of geregistreerd. (zie experiment van George Sperling)
Stadia 2 het werkgeheugen het werk geheugen is een tijdelijke opslagplaats (buffer) in
de hersenen. Alle informatie komt binnen in het werkgeheugen. Gemiddeld kunnen we zo
een 7 items kwijt in het werkgeheugen (+- 2 items). Het is een handige buffer voor items die
je maar even hoeft te onthouden.
- Chunking een manier om ruimte te creëren in je werkgeheugen. Stukjes informatie
worden georganiseerd tot kleinere stukjes.
Stadia 3 het lange termijn geheugen hier wordt informatie voor lange tijd in de
hersenen opgeslagen.
Het lange termijn geheugen is onder te verdelen in het procedureel geheugen (weten hoe)
en het declaratief geheugen (weten wat).
Schema een algemeen conceptueel raamwerk dat verwachtingen genereert van thema’s,
gebeurtenissen, voorwerpen, mensen en situaties in iemands leven. Het nadeel is dat het
vaak misleidend is als het aankomt op details.