De belangrijkste structurele kenmerken van de epidermis beschrijven, met hun functionele
betekenis:
1. Bescherming. De huid overdekt en beschermt de weefsels en organen tegen schokken,
chemische stoffen en infecties. Ook beperkt de huid het verlies van lichaamsvloeistoffen.
2. Temperatuur regeling
3. Vorming en opslag van voedingsstoffen: vorming vitamine D die calciumopname bevordert,
ook worden vetten opgeslagen in de huid
4. Zintuigelijke gewaarwording
5. Uitscheiding en afscheiding: van voedings- en afvalstoffen
Het epidermis bestaat uit een plaveiselepitheel met verschillende lagen. Dikke huid, in de
handpalmen en voetzolen, bevat wel 5 lagen. Dunne huid, op de rest van het lichaam, bevat 4 lagen.
- Stratum basale: diepste laag. Dit is de scheiding tussen het los bindweefsel en de huid. Hierin
delen cellen zich om zich te specialiseren om uiteindelijk de buitenste, beschermende huid te
gaan vormen.
- Stratum spinosum: telkens als een stamcel zich deelt, gaat de dochtercel hier naar binnen.
Hier kunnen cellen zich verder delen, waardoor de huid dikker wordt.
- Stratum granulosum: een korrelige laag van cellen die uit de stratum spinosum komen. Nu
delen de cellen zich niet langer maar beginnen met het maken van het eiwit keratine.
Keratine is slijtvast en waterbestendig.
- In de dikke huid in de hand- en voetpalmen is de stratum granulosem bedekt met nog een
extra laag: stratum lucium. Dit is een doorzichtig, glazig achtige laag met platte cellen die zijn
gevuld met keratine.
- Stratum corneum: hoornlaag. Bestaat uit 15-30 lagen van dode epitheelcellen met veel
keratine. Dit heten verhoornde cellen.
Verklaren hoe individuele verschillen in huidkleur ontstaan en de reactie van melanocyten op de
blootstelling aan zonlicht bespreken.
De epidermis bevat verschillende hoeveelheden van 2 pigmenten:
- Caroteen: een oranje/gele kleurstof. Als je veel wortels eet, kan je huid een oranje kleur
krijgen. Bij donkere mensen valt dit minder op.
- Melanine: een bruin, geel of zwart pigment dat door melanocyten wordt gevormd. Helpt de
huid tegen uv-straling te beschermen
Door het vervoer van deze kleurstoffen kan de huid verkleuren. De activiteit van melanocyten neemt
toe wanneer de huid aan zonlicht wordt blootgesteld.
Het verband tussen zonlicht en de vorming van vitamine D3 beschrijven.
Tijdens blootstelling aan uv-straling zetten epidermiscellen in het basale stratum en stratum
sponsium een aan cholesterol verwante steroïde om in vitamine D3. Dit product wordt opgenomen,
omgezet en door de lever afgegeven. Vervolgens zetten de nieren het op in calcitriol, een hormoon
dat noodzakelijk is voor opname van calcium en fosfaat in de dunne darm. Wanneer er onvoldoende
calcitriol is (te weinig vitamine D3), kunnen beenderen buigzamer en zwakker worden.
betekenis:
1. Bescherming. De huid overdekt en beschermt de weefsels en organen tegen schokken,
chemische stoffen en infecties. Ook beperkt de huid het verlies van lichaamsvloeistoffen.
2. Temperatuur regeling
3. Vorming en opslag van voedingsstoffen: vorming vitamine D die calciumopname bevordert,
ook worden vetten opgeslagen in de huid
4. Zintuigelijke gewaarwording
5. Uitscheiding en afscheiding: van voedings- en afvalstoffen
Het epidermis bestaat uit een plaveiselepitheel met verschillende lagen. Dikke huid, in de
handpalmen en voetzolen, bevat wel 5 lagen. Dunne huid, op de rest van het lichaam, bevat 4 lagen.
- Stratum basale: diepste laag. Dit is de scheiding tussen het los bindweefsel en de huid. Hierin
delen cellen zich om zich te specialiseren om uiteindelijk de buitenste, beschermende huid te
gaan vormen.
- Stratum spinosum: telkens als een stamcel zich deelt, gaat de dochtercel hier naar binnen.
Hier kunnen cellen zich verder delen, waardoor de huid dikker wordt.
- Stratum granulosum: een korrelige laag van cellen die uit de stratum spinosum komen. Nu
delen de cellen zich niet langer maar beginnen met het maken van het eiwit keratine.
Keratine is slijtvast en waterbestendig.
- In de dikke huid in de hand- en voetpalmen is de stratum granulosem bedekt met nog een
extra laag: stratum lucium. Dit is een doorzichtig, glazig achtige laag met platte cellen die zijn
gevuld met keratine.
- Stratum corneum: hoornlaag. Bestaat uit 15-30 lagen van dode epitheelcellen met veel
keratine. Dit heten verhoornde cellen.
Verklaren hoe individuele verschillen in huidkleur ontstaan en de reactie van melanocyten op de
blootstelling aan zonlicht bespreken.
De epidermis bevat verschillende hoeveelheden van 2 pigmenten:
- Caroteen: een oranje/gele kleurstof. Als je veel wortels eet, kan je huid een oranje kleur
krijgen. Bij donkere mensen valt dit minder op.
- Melanine: een bruin, geel of zwart pigment dat door melanocyten wordt gevormd. Helpt de
huid tegen uv-straling te beschermen
Door het vervoer van deze kleurstoffen kan de huid verkleuren. De activiteit van melanocyten neemt
toe wanneer de huid aan zonlicht wordt blootgesteld.
Het verband tussen zonlicht en de vorming van vitamine D3 beschrijven.
Tijdens blootstelling aan uv-straling zetten epidermiscellen in het basale stratum en stratum
sponsium een aan cholesterol verwante steroïde om in vitamine D3. Dit product wordt opgenomen,
omgezet en door de lever afgegeven. Vervolgens zetten de nieren het op in calcitriol, een hormoon
dat noodzakelijk is voor opname van calcium en fosfaat in de dunne darm. Wanneer er onvoldoende
calcitriol is (te weinig vitamine D3), kunnen beenderen buigzamer en zwakker worden.
