communicatie. De 6 levensvragen:
1. Wie is de mens? Wie ben ik?
2. Wat is goed en kwaad? Goed en fout
3. Hoe leven mensen met elkaar samen? Samenleving
4. Wat is de betekenis van lijden en dood? Pijn en verdriet
5. Wat is ruimte? Verhouding mens en natuur
6. Wat is tijd? Toekomst
Deze levensvragen kun je terugvinden in verhalen. Elke vraag heeft een
herkenningsthema om de levensvragen van elkaar te kunnen onderscheiden.
Daarnaast kun je in een verhaal niet alleen levensvragen terugvinden maar ook
levensbeschouwelijke thema’s. Enkele voorbeelden van levensbeschouwelijke
thema’s: trouw, dood, liefde, racisme, respect, vriendschap, haat, God, jaloezie,
Armoede, verschil rijk en arm, scheiding, kerst, eerlijkheid, samen delen
etc.
Toetsdoel 2 De kern van godsdienst
levensbeschouwing is
communicatie en dialoog.
Door communicatie en dialoog
komen we bij het doel van GL:
uiteindelijke zingeving (= de
zin van het leven). De
uiteindelijke zingeving verschilt
per persoon en is
tijdsgebonden (vroeger
hadden mensen andere doelen
voor ogen). Met communicatie
en dialoog kun je levensvragen
bespreken. Die levensvragen komen voort uit contrastervaringen, die de manier
waarop je in het dagelijks leven handelt beïnvloed. Levensvragen zijn te koppelen
aan en worden deels gevormd door: verhalen, rituelen en symbolen. Het deel
godsdienst in GL gaat over de Christelijke traditie en wat hieruit voortkomt. Ook
komt dit voor uit verhalen, rituelen en symbolen. Verder gaat GL over de andere
levensbeschouwingen en religies en de tradities die daarbij horen. GL gaat over je
eigen levensvisie, hoe zie jij het leven? Hoe sta jij in het leven? Dit verschilt per
persoon en is tijdgebonden.
Toetsdoel 3 Bij een levensbeschouwelijke les heb je het proces en het product. Het proces is het
levensbeschouwelijk gesprek. Bij het product kun je denken aan: Eigen standpunt
bepaling in fase 4. Een afsluitende werkvorm. Of kinderen geven hun eigen
antwoord op de levensvraag. Voor de les bedenk je een lesdoel deze formuleer je zo
dat hij past bij het thema en het product. Daarnaast kun je ook een procesdoel
stellen, waar wil je dat de kinderen zich mee bezig houden tijdens het gesprek
(levensbeschouwelijke communicatie). Voor het productdoel/lesdoel kijk je naar
drie dingen.
- Wat is de doelstelling van het vak (vakdidactisch model)?
- Ligt het accent op vaardigheden, kennis of vorming?
- Hoe beoordeel je of de doelstelling van een les GL behaald is?
Dit doel ontstaat door de afsluitende werkvorm/fase 4 van het levensbeschouwelijk
gesprek.