College 1: Introduction to developmental psychology
Er is geen duidelijke consensus over hoe je de term ‘’abnormaal’’ of ‘’atypisch’’ definieert. Er zijn wel
3 criteria:
1. Statistische deviatie: definitie van abnormaal gedrag gebaseerd op de relatieve frequentie in
de algemene populatie. Bijv. suïcidale gedachtes in kinderen en adolescenten kunnen een
indicatie zijn van een stemmingsstoornis.
Probleem: er wordt geen rekening gehouden met de context v/h gedrag (bijv. depressie
vs. rouwen).
2. Beperking: definitie van abnormaal gedrag gebaseerd op gedachtes, gevoelens en acties die
interfereren met sociaal en/of academisch functioneren. Bijv. somberheid van een tiener
nadat het uit is met diens relatie wordt niet gediagnosticeerd als depressie omdat ze nog
steeds sociale relaties kunnen behouden met vrienden, succes kunnen hebben op school,
etc.
Probleem: veel psychologische stoornissen laten geen duidelijke beperkingen zien (bijv.
eetstoornissen).
3. Distress: definitie van abnormaal gedrag gebaseerd op de mate van emotionele distress. Bijv.
angstig of overweldigd voelen, fysieke tekenen van stress.
Probleem: het is een subjectief criterium. Het kind moet in staat zijn om de gevoelens te
verbaliseren en te differentiëren tussen verschillende gevoelens om de situatie goed te
kunnen beschrijven. Sommige stoornissen leiden niet per sé tot emotionele distress (bijv.
deviant gedrag).
Harmful dysfunction (Wakefield): combinatie van criteria. Abnormaal gedrag;
Reflecteert een onderliggende dysfunctie in een biologisch of psychologisch systeem
Veroorzaakt beperkingen en stress
Mentale stoornis (DSM-5): een syndroom gekenmerkt door klinisch significante verstoringen in
iemands cognitie, emotieregulatie, of gedrag. Dit reflecteert een dysfunctie in psychologische,
biologische en ontwikkelingsprocessen onderliggend aan mentaal functioneren. Vaak geassocieerd
met significante distress of beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren of functioneren op
andere belangrijke gebieden.
Deze definitie focust op de medische aspecten en ziet de onderliggende dysfunctie als
oorzaak.
Een verwachte of cultureel gepaste respons op een algemene stressor zoals verlies/rouw is
geen mentale stoornis.
Sociaal deviant gedrag (bijv, politiek, religieus, seksueel) en conflicten tussen een individu en
de maatschappij zijn geen mentale stoornissen, tenzij het gedrag of conflict resulteert uit een
dysfunctie in het individu zoals hierboven beschreven.
Limitaties bij de toepassing op kinderen:
Onderliggende oorzaken kunnen niet altijd geïdentificeerd worden in kinderen
Veel stoornissen in de kindertijd zijn relationeel en worden beter begrepen in een
interpersoonlijke context dan alleen binnen het kind zelf
Het gedrag van kinderen kan beter worden begrepen binnen hun sociaal-culturele omgeving
Diagnoses in de DSM-5 zijn gebaseerd op signs en symptomen.
Sign: openlijk kenmerk van een stoornis
Symptoom: subjectieve ervaring geassocieerd met een stoornis
, Een diagnose combineert categorische, prototypische en dimensionale classificatie.
Categorisch: mentale stoornissen zijn verdeeld in exclusieve groepen gebaseerd op bepaalde
criteria. Deze classificaties worden gebruikt in biologie of geneeskunde.
Prototypisch: de mate waarin de signs en symptomen die aanwezig zijn het ideale plaatje
(prototype) v/d stoornis matchen.
Dimensionaal: stoornissen representeren een continuüm van ernst van mild tot ernstig. Deze
benadering is nieuw in de DSM-5. De DSM-5 cross-cutting symptom measure wordt gebruikt
als beoordelingsschaal.
Termen:
Prevalentie: frequentie van individuen binnen een populatie die een medische of
psychologische conditie hebben.
- Point prevalence: een gegeven punt in tijd
- Lifetime prevalence: op elk gegeven moment in het leven
Incidentie: frequentie van nieuwe cases binnen een tijdsperiode, bijv. 1 jaar.
Comorbiditeit: 2 of meer stoornissen zijn aanwezig in dezelfde persoon.
- Ong. 4% in kinderen en adolescenten
- Depressie heeft 75% comorbiditeit met angst
- ADHD heeft 50% comorbiditeit met gedragsproblemen
Factoren van invloed:
Leeftijd sommige stoornissen komen eerder voor dan anderen
Geslacht in de jeugd ligt de prevalentie vaak hoger in jongens, in de adolescentie hoger in
meisjes
SES mentale stoornissen komen vaker voor bij kinderen met ouders met een lage SES,
bijv. door beschikbaarheid/toegankelijkheid van gezondheidszorg
Etniciteit ook gerelateerd aan SES, cultuur heeft een impact op de ontwikkeling en
definities van (ab)normaal gedrag
Er is geen duidelijke consensus over hoe je de term ‘’abnormaal’’ of ‘’atypisch’’ definieert. Er zijn wel
3 criteria:
1. Statistische deviatie: definitie van abnormaal gedrag gebaseerd op de relatieve frequentie in
de algemene populatie. Bijv. suïcidale gedachtes in kinderen en adolescenten kunnen een
indicatie zijn van een stemmingsstoornis.
Probleem: er wordt geen rekening gehouden met de context v/h gedrag (bijv. depressie
vs. rouwen).
2. Beperking: definitie van abnormaal gedrag gebaseerd op gedachtes, gevoelens en acties die
interfereren met sociaal en/of academisch functioneren. Bijv. somberheid van een tiener
nadat het uit is met diens relatie wordt niet gediagnosticeerd als depressie omdat ze nog
steeds sociale relaties kunnen behouden met vrienden, succes kunnen hebben op school,
etc.
Probleem: veel psychologische stoornissen laten geen duidelijke beperkingen zien (bijv.
eetstoornissen).
3. Distress: definitie van abnormaal gedrag gebaseerd op de mate van emotionele distress. Bijv.
angstig of overweldigd voelen, fysieke tekenen van stress.
Probleem: het is een subjectief criterium. Het kind moet in staat zijn om de gevoelens te
verbaliseren en te differentiëren tussen verschillende gevoelens om de situatie goed te
kunnen beschrijven. Sommige stoornissen leiden niet per sé tot emotionele distress (bijv.
deviant gedrag).
Harmful dysfunction (Wakefield): combinatie van criteria. Abnormaal gedrag;
Reflecteert een onderliggende dysfunctie in een biologisch of psychologisch systeem
Veroorzaakt beperkingen en stress
Mentale stoornis (DSM-5): een syndroom gekenmerkt door klinisch significante verstoringen in
iemands cognitie, emotieregulatie, of gedrag. Dit reflecteert een dysfunctie in psychologische,
biologische en ontwikkelingsprocessen onderliggend aan mentaal functioneren. Vaak geassocieerd
met significante distress of beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren of functioneren op
andere belangrijke gebieden.
Deze definitie focust op de medische aspecten en ziet de onderliggende dysfunctie als
oorzaak.
Een verwachte of cultureel gepaste respons op een algemene stressor zoals verlies/rouw is
geen mentale stoornis.
Sociaal deviant gedrag (bijv, politiek, religieus, seksueel) en conflicten tussen een individu en
de maatschappij zijn geen mentale stoornissen, tenzij het gedrag of conflict resulteert uit een
dysfunctie in het individu zoals hierboven beschreven.
Limitaties bij de toepassing op kinderen:
Onderliggende oorzaken kunnen niet altijd geïdentificeerd worden in kinderen
Veel stoornissen in de kindertijd zijn relationeel en worden beter begrepen in een
interpersoonlijke context dan alleen binnen het kind zelf
Het gedrag van kinderen kan beter worden begrepen binnen hun sociaal-culturele omgeving
Diagnoses in de DSM-5 zijn gebaseerd op signs en symptomen.
Sign: openlijk kenmerk van een stoornis
Symptoom: subjectieve ervaring geassocieerd met een stoornis
, Een diagnose combineert categorische, prototypische en dimensionale classificatie.
Categorisch: mentale stoornissen zijn verdeeld in exclusieve groepen gebaseerd op bepaalde
criteria. Deze classificaties worden gebruikt in biologie of geneeskunde.
Prototypisch: de mate waarin de signs en symptomen die aanwezig zijn het ideale plaatje
(prototype) v/d stoornis matchen.
Dimensionaal: stoornissen representeren een continuüm van ernst van mild tot ernstig. Deze
benadering is nieuw in de DSM-5. De DSM-5 cross-cutting symptom measure wordt gebruikt
als beoordelingsschaal.
Termen:
Prevalentie: frequentie van individuen binnen een populatie die een medische of
psychologische conditie hebben.
- Point prevalence: een gegeven punt in tijd
- Lifetime prevalence: op elk gegeven moment in het leven
Incidentie: frequentie van nieuwe cases binnen een tijdsperiode, bijv. 1 jaar.
Comorbiditeit: 2 of meer stoornissen zijn aanwezig in dezelfde persoon.
- Ong. 4% in kinderen en adolescenten
- Depressie heeft 75% comorbiditeit met angst
- ADHD heeft 50% comorbiditeit met gedragsproblemen
Factoren van invloed:
Leeftijd sommige stoornissen komen eerder voor dan anderen
Geslacht in de jeugd ligt de prevalentie vaak hoger in jongens, in de adolescentie hoger in
meisjes
SES mentale stoornissen komen vaker voor bij kinderen met ouders met een lage SES,
bijv. door beschikbaarheid/toegankelijkheid van gezondheidszorg
Etniciteit ook gerelateerd aan SES, cultuur heeft een impact op de ontwikkeling en
definities van (ab)normaal gedrag