MTV 3
College 1: bacteriën
Infectieuze carditis: bacteriën in bloedbaan -> overlijden
Prokaryoten: geen celkern 1cellig
- Arcaea: oerbacteriën. Produceren methaan in darmen
- Bacteria
Eukaryoten: met celkern voor genetische eigenschappen
- Eucarya, planten
- Protozoa: 1 cellige eukaryoten
Virussen zijn officieel geen organismen. Kunnen zonder gastheer niet vermenigvuldigen.
Bacteriën:
Vorm bepaald door stugge celwand.
- Coccen: bolvormig
- Bacillen: staafvormig
- Spiroheten: spiraalvormig
- Pleomorf: variabel van vorm, bijv. vorm van coccen of bacillen of hiertussenin.
Rangschikking:
- Paren: Diplo- (bijv. diplococcen)
- Ketens: strepto- (bijv. streptococcen)
- Druiventrossen: stafylo- (bijv. stafylococcen)
Grootte: ca. 0,2-5 micrometer
Structuur:
Celwand omringt protoplast, bepaalt de vorm van cel
- Dierlijke cel heeft geen celwand dus geen protoplast
Flagel: zweepvormig organel
- Flagellin eiwit
- Propeller voor beweging
- Bij bacillen, zelden bij coccen
Fimbrium/fimbria en pilus/pili
- Haarachtige structuren
- Korter dan flagel
- Pilus:
o Pilin eiwit
o Adhesie (hechting bacteriën) en uitwisseling DNA tussen bacteriën
(conjugeren)
, MTV 3
Glycocalyx:
- Slijmlaag over celwand
- Polysaccharide laag
- Hecting bacteriën aan orale structuren, vorming biofilm: streptococcens mutans
Capsule:
- Gel-achtig
- Polysaccharide laag en soms eiwit
- Adhesie
- Remming fagocytose
- Identificatie
- Als antigeen in vaccin
Bacteriën hebben:
- Slijmlaag en capsule
- Slijmlaag of capsule
- Geen van beide
Verschil slijmlaag en capsule:
Slijmlaag is dun, los aan de cel, minder scherp begrensd
Capsule is dikker, vlak aan de cel, scherp begrensd
Celwand:
- Geeft stevigheid
- Permeabel voor kleine stoffen
- Periplasmatische ruimte: tussen 2 membranen, kunnen enzymen in voorkomen
Gram positieve wand: Gram negatieve wand:
- Dikke peptidoglycaanlaag dunne peptidoglycaanlaag
Buitenmembraan met o.a.:
Lipopolysaccharide (LPS), endotoxine
Porinen: eiwit dat zorgt voor transport
hydrofiel molecuul
, MTV 3
Gram kleuring: positief of negatief bepalen
1. Bacteriën m.b.v. hitte op microscoop glaasje geplaatst
2. Bacteriën gekleurd met kristal violet (paars)
3. Te veel aan kristal violet wordt weggewassen
4. Lugol (jodium en kaliumjodide) oplossing aangebracht, jodium vormt aan violet
5. Te veel aan lugol wordt weggewassen
6. Ontkleuring met aceton of alcohol: gram negatief wordt meer poreus, waardoor
kristal violet met jodium weglekt, waardoor paarse kleur verdwijnt. Gram positieve
celwand is niet doordringbaar voor aceton of alcohol
7. Aceton of alcohol wordt weggewassen waardoor de gram negatieve cellen kleurloos
zijn.
8. Fuchsineoplossing wordt gebruikt om gram negatieve cellen roze kleur te geven
9. Glaasje wordt gedroogd.
Uitkomst:
- Gram positieve bacteriën: paars/ blauw-zwart
- Gram negatieve bacteriën: roze
Celmembraan:
- Fosfolipide bilaag met receptoren en andere eiwitten
- Actief transport en selectieve diffusie moleculen
- Synthese celwand precursors
- Secretie enzymen en toxinen
Cytoplasma:
- Genetisch materiaal
- Ribosomen -> eiwit synthese
- Inclusies -> opslag energie
Bacteriële sporen:
- Vormen bij tekort aan voedingsstoffen
- Kan uitgroeien tot normale baterie
, MTV 3
Taxonomie: systematische classificatie van organismen
- Genotypische classificatie
o DNA homologie
- Fenotypische classificatie
o Waarneembare eigenschappen: morfologie, antigeen structuur, biochemische
reacties, kweekcondities en kleuringseigenschappen
Voedingseisen:
- Zuurstof:
o Aerobe bacteriën: zuurstof essentieel
o Anaerobe bacteriën: zuurstof remmende factor
- Koolstof:
o Autotrofe bacteriën: produceren zelf organische stoffen, door CO2 (planten)
o Heterotrofe bacteriën: parasitaire bacteriën
- Anorganische ionen
o Kalium, stikstof
- Organische voedingsstoffen:
o Koolhydraten, aminozuren, vitaminen, purinen en pyrimidinen
Organische stoffen: met C & H
Anorganische stoffen: zonder C & H
Reproductie: vermenigvuldiging door deling
- 1e Lag-fase: aanpassing
- 2e Logaritmische fase: snelle celdeling
- 3e Stationaire fase: balans tussen nieuwe bacteriën + stervende bacteriën
- 4e Afstervingsfase: afname aantal levende bacteriën
Groei gereguleerd door aanwezigheid van voedingsstoffen, snelheid door andere factoren:
- Intracellulaire factoren
- Extracellulaire factoren:
o Tempratuur
Psychofiele bacteriën: groei < 20 ºC
Mesofiele bacteriën: groei tussen 25-40 ºC (in lichaam mens (±37 ºC))
Thermofiele bacteriën: groei tussen 55-90 ºC
o pH
o Zuurstof
College 1: bacteriën
Infectieuze carditis: bacteriën in bloedbaan -> overlijden
Prokaryoten: geen celkern 1cellig
- Arcaea: oerbacteriën. Produceren methaan in darmen
- Bacteria
Eukaryoten: met celkern voor genetische eigenschappen
- Eucarya, planten
- Protozoa: 1 cellige eukaryoten
Virussen zijn officieel geen organismen. Kunnen zonder gastheer niet vermenigvuldigen.
Bacteriën:
Vorm bepaald door stugge celwand.
- Coccen: bolvormig
- Bacillen: staafvormig
- Spiroheten: spiraalvormig
- Pleomorf: variabel van vorm, bijv. vorm van coccen of bacillen of hiertussenin.
Rangschikking:
- Paren: Diplo- (bijv. diplococcen)
- Ketens: strepto- (bijv. streptococcen)
- Druiventrossen: stafylo- (bijv. stafylococcen)
Grootte: ca. 0,2-5 micrometer
Structuur:
Celwand omringt protoplast, bepaalt de vorm van cel
- Dierlijke cel heeft geen celwand dus geen protoplast
Flagel: zweepvormig organel
- Flagellin eiwit
- Propeller voor beweging
- Bij bacillen, zelden bij coccen
Fimbrium/fimbria en pilus/pili
- Haarachtige structuren
- Korter dan flagel
- Pilus:
o Pilin eiwit
o Adhesie (hechting bacteriën) en uitwisseling DNA tussen bacteriën
(conjugeren)
, MTV 3
Glycocalyx:
- Slijmlaag over celwand
- Polysaccharide laag
- Hecting bacteriën aan orale structuren, vorming biofilm: streptococcens mutans
Capsule:
- Gel-achtig
- Polysaccharide laag en soms eiwit
- Adhesie
- Remming fagocytose
- Identificatie
- Als antigeen in vaccin
Bacteriën hebben:
- Slijmlaag en capsule
- Slijmlaag of capsule
- Geen van beide
Verschil slijmlaag en capsule:
Slijmlaag is dun, los aan de cel, minder scherp begrensd
Capsule is dikker, vlak aan de cel, scherp begrensd
Celwand:
- Geeft stevigheid
- Permeabel voor kleine stoffen
- Periplasmatische ruimte: tussen 2 membranen, kunnen enzymen in voorkomen
Gram positieve wand: Gram negatieve wand:
- Dikke peptidoglycaanlaag dunne peptidoglycaanlaag
Buitenmembraan met o.a.:
Lipopolysaccharide (LPS), endotoxine
Porinen: eiwit dat zorgt voor transport
hydrofiel molecuul
, MTV 3
Gram kleuring: positief of negatief bepalen
1. Bacteriën m.b.v. hitte op microscoop glaasje geplaatst
2. Bacteriën gekleurd met kristal violet (paars)
3. Te veel aan kristal violet wordt weggewassen
4. Lugol (jodium en kaliumjodide) oplossing aangebracht, jodium vormt aan violet
5. Te veel aan lugol wordt weggewassen
6. Ontkleuring met aceton of alcohol: gram negatief wordt meer poreus, waardoor
kristal violet met jodium weglekt, waardoor paarse kleur verdwijnt. Gram positieve
celwand is niet doordringbaar voor aceton of alcohol
7. Aceton of alcohol wordt weggewassen waardoor de gram negatieve cellen kleurloos
zijn.
8. Fuchsineoplossing wordt gebruikt om gram negatieve cellen roze kleur te geven
9. Glaasje wordt gedroogd.
Uitkomst:
- Gram positieve bacteriën: paars/ blauw-zwart
- Gram negatieve bacteriën: roze
Celmembraan:
- Fosfolipide bilaag met receptoren en andere eiwitten
- Actief transport en selectieve diffusie moleculen
- Synthese celwand precursors
- Secretie enzymen en toxinen
Cytoplasma:
- Genetisch materiaal
- Ribosomen -> eiwit synthese
- Inclusies -> opslag energie
Bacteriële sporen:
- Vormen bij tekort aan voedingsstoffen
- Kan uitgroeien tot normale baterie
, MTV 3
Taxonomie: systematische classificatie van organismen
- Genotypische classificatie
o DNA homologie
- Fenotypische classificatie
o Waarneembare eigenschappen: morfologie, antigeen structuur, biochemische
reacties, kweekcondities en kleuringseigenschappen
Voedingseisen:
- Zuurstof:
o Aerobe bacteriën: zuurstof essentieel
o Anaerobe bacteriën: zuurstof remmende factor
- Koolstof:
o Autotrofe bacteriën: produceren zelf organische stoffen, door CO2 (planten)
o Heterotrofe bacteriën: parasitaire bacteriën
- Anorganische ionen
o Kalium, stikstof
- Organische voedingsstoffen:
o Koolhydraten, aminozuren, vitaminen, purinen en pyrimidinen
Organische stoffen: met C & H
Anorganische stoffen: zonder C & H
Reproductie: vermenigvuldiging door deling
- 1e Lag-fase: aanpassing
- 2e Logaritmische fase: snelle celdeling
- 3e Stationaire fase: balans tussen nieuwe bacteriën + stervende bacteriën
- 4e Afstervingsfase: afname aantal levende bacteriën
Groei gereguleerd door aanwezigheid van voedingsstoffen, snelheid door andere factoren:
- Intracellulaire factoren
- Extracellulaire factoren:
o Tempratuur
Psychofiele bacteriën: groei < 20 ºC
Mesofiele bacteriën: groei tussen 25-40 ºC (in lichaam mens (±37 ºC))
Thermofiele bacteriën: groei tussen 55-90 ºC
o pH
o Zuurstof