Samenvatting persoonlijke financiële zelfredzaamheid

Financiële zelfredzaamheid

‘Studeren is investeren’

Investeren
= het opofferen van tijd, geld en/of energie ten behoeve van een doel dat pas op langere termijn
wordt behaald
 een opleiding is een investeringsvraagstuk
 een opleiding heeft een belang voor het individu en voor de samenleving

Voor- en nadelen van verzekeren:

 Bepaalde activiteiten zouden anders niet ondernomen worden
 Sommige risico’s zijn te groot om zelf (alleen) te dragen
 Spreiding van risico’s over veel verzekerden zorgt voor betaalbare premies
 Solidariteit; verzekeren zonder schade ‘helpen’ verzekerden met schade
- Verzekerd zijn kan tot moreel wangedrag leiden
- Onterecht gevoel van veiligheid waardoor risico-beperkende maatregelen niet genomen
worden
- Verzekeren leidt tot veel kosten
- Veel juridische strijd omtrent schuldvraag of hoogte van schade

Soorten verzekeringen

1. Schadeverzekering = uitkering bij schade, een schadeverzekering stelt de verzekerde
schadeloos bij het optreden van een verzekerd risico
2. Levensverzekering (sommenverzekering) = uitkering is verbonden aan een bepaald moment
tijdens (of na) het leven. Deze verzekeringen hebben te maken met het leven en het
overlijden van een persoon

Schadeverzekeringen (particulieren)

- Zorgverzekering (ziektekosten)
 basisverzekering (verplicht vanaf 18 jaar); premie ± €1.000,- per jaar!
 aanvullende verzekering (vrijwillig)
- Opstalverzekering (woning, verplicht bij een hypothecaire lening)
- Inboedelverzekering (spullen in de woning)
- Aansprakelijkheidsverzekering (AVP) (aansprakelijk voor schade)
- Autoverzekering
 WA (verplicht); schade aan de andere auto/bestuurder
 casco (vrijwillig); schade aan de eigen auto
 Bonus-Malus-systeem

Factoren die de premie (kunnen) bepalen

- Verzekerd bedrag
- Eigen risico (hoger eigen risico = lagere premie)
- Woonplaats/regio (autoverzekering in stad is duurder dan in dorp)
- Leeftijd, geslacht, opleiding, …
- Aantal schades in het verleden (bonus-malus-systeem bij autoverzekeringen)
- Gedragskenmerken (vb. rokers betalen hogere premie voor overlijdensrisicoverzekering)

, Levensverzekeringen

- Overlijdensrisicoverzekering; geeft bij overlijden een uitkering aan nabestaanden (soms
verplicht bij het afsluiten van een hypothecaire lening)
- Uitvaartverzekering; dekt de kosten van uitvaart (begrafenis of crematie)
- Lijfrenteverzekering; geeft (bijv. vanaf je 65 e) periodieke (vb. maandelijkse) aanvullingen op
AOW en/of pensioen)

Lenen

Consumptief krediet

- Lenen
 lenen om te studeren: de aanvullende beurs
 persoonlijke lening
 doorlopend krediet
 huurkoop en koop op afbetaling
- Enkelvoudig interest (= sparen)

Studeren toen en nu

- Vroeger:
 basisbeurs
 lening een gift ( als je binnen 10 jaar diploma haalt)
 mogelijkheid tot een aanvullende beurs, die wel terugbetaald moet worden
- Nu:
 basisbeurs afgeschaft (komt weer terug)
 aanvullende beurs
 als het inkomen van je ouders niet zo hoog is, kun je een prestatiebeurs aanvragen

Consumptief krediet

- Bestemd voor particulieren voor consumptieve doeleinden
- Geldnemer/kredietnemer ontvangt het geld
- Geldgever/kredietverschaffer = uitlener/geldgever
- Kredietkosten = het totaal terug te betalen bedrag – het geleende bedrag
 rente
 afsluitkosten
 verzekeringskosten
 administratiekosten
 etc.
- Doorlopend krediet
 geen verplichte aflossing, afgeloste bedragen mag je weer opnemen (opm. gevaarlijk
vanwege lang doorlopende (hoge) rente)
- Persoonlijke lening
 lening die je binnen een afgesproken tijd aflost
- Koop en verkoop of afbetaling
- Huurkoop