Hoofdstuk 8 spijsverteringstelsel
8.1 het spijsverteringstelsel
8.1.1 inleiding
Het spijsverteringstelsel zijn een groep organen die samenwerkt om ons eten verwerken en
bruikbare stoffen op te nemen. Er zitten verschillende organen in het spijsverteringstelsel:
- Mond
- Slokdarm
- Maag
- Lever
- Galblaas
- Alvleesklier
- Dunne darm
- Dikke darm
Door te eten krijgt je lichaam energie, maar ook bouwstoffen.
Verschillende bouwstoffen zijn: eiwitten, vetten en vitaminen. Je
bouwstoffen gaan naar je spieren en andere bouwstoffen zorgen
voor je cellen. Wanneer je eten wordt klein gemaakt zodat het opgenomen kan worden
door het lichaam noemen we dit het spijsverteringsproces. Stoffen die je lichaam niet
gebruikt en dus het lichaam weer verlaten worden afvalstoffen genoemd.
(Bekijk de pp voor extra info en filmpjes)
8.1.2 de spijsvertering
Het lichaam heeft bouwstoffen nodig voor het aanmaken en herstellen van de cellen. Ook
heeft het lichaam brandstoffen nodig, deze zijn nodig om je lichaam energie te geven. In het
spijsverteringskanaal zitten stoffen die helpen bij de spijsvertering, zoals hormonen:
- Enzymen: dit zijn eiwitten die een bepaalde reactie opstarten of juist versnellen.
Als je eten eenmaal de maag bereikt zitten hier de maagsappen. Deze maagsappen zorgen
ervoor dat je eten nog kleiner wordt gemaakt. Vervolgens komt dit in je dunne darm te
recht. In de tijd dat het naar de dunne darm is gegaan hebben alvleeskliersappen en de
galblaassappen zich ook toegevoegd. Het bloed neemt de voedingstoffen op voordat het
naar de dikke darm gaat. Eenmaal in de dikke darm wordt er nog zout en vocht opgenomen.
Dit zijn de laatste stoffen die eruit worden gehaald. Het laatste wat overblijft is je ontlasting.
8.1.3 opbouw wanden
De maag en darmen lijken heel erg op elkaar. Ze hebben allebei een aantal lagen die op
elkaar lijken.
- Slijmvlieslaag: dit is de binnenste laag, ook wel mucosa genoemd.
Epitheelweefsel bedekt de open ruimte van de maag en de darm. Epitheelweefselcellen zijn
speciale cellen die heel dicht op elkaar liggen.
- Bindweefsel: word ook wel lamina propria genoemd. Weefsel geeft steun en bevat
bloedvaten.
- Spierweefsel: word ook wel muscularis mucosa. Loopt niet recht door en dit komt
door het spierweefsel.
- Middelste bindweefsellaag: word ook wel submucosa genoemd. In deze laag zitten
bloedvaten, lymfevaten en zenuwen.
Lymfevaten: lymfevaten vechten tegen bacteriën en virussen.
, - Spierlaag: word ook wel de muscularis propria genoemd. Deze laag zorgt ervoor dat
de darmen en maag samen worden geknepen en hierdoor kan het eten gekneed
worden en vervoerd worden.
Het naar beneden voeren van voedsel noemen we peristaltiek.
- Buitenste bindweefsellaag: word ook wel serosa genoemd. Deze wand bedekt de
darm en maag.
8.1.4 bloedvoorziening
Het lichaam heeft 2 soorten bloed:
- Arterieel bloed: dit is het zuurstofrijke bloed en loopt vaak door slagaders
- Veneus bloed: dit is zuurstofarm bloed en loopt vaak door de aderen.
In het lichaam hebben we ook de grote lichaamsslagader, deze wordt ook wel aorta
genoemd. Het deel van de aorta wat door de buik loopt heet: abdominale lichaamsslagader.
Deze slagader zit vol met zuurstof en brengt dit naar het verteringsstelsel doormiddel van
aftakkingen van bloedvaten van de aorta.
3 aftakkingen van de abdominale lichaamsslagader:
1. Ingewandslagader truncus coeliacus
2. Bovenste darmslagader arteria mesenterica superior
3. Onderste darmslagader arteria mesenterica inferior
De truncus coeliacus wordt weer gesplitst 3 korte slagaders:
1. Maagslagader: arteria gastrica
2. Leverslagader: arteria hepatica
3. Miltslagader: arteria lienalis
De arteria mesenterica superior geeft zuurstofrijk bloed aan onder meer de:
- Alvleesklier
- Dunne en dikke darm
De arteria mesenterica inferior geeft bloed aan de dunne en dikke darm.
De aders lopen vanuit de spijsverteringsorganen allemaal naar de poortader de vena
portae. Het einde van de vena portae zit in de lever, waardoor alle voedingstoffen die in het
veneuze bloed zitten in de lever terecht komen.
8.1.5 het buikvlies
Grenzen van de buikholte zijn:
- De wervelkolom aan de achterkant
- Het middenrif aan de bovenkant. Ook wel diafragma genoemd. Dit is
een dikke spier tussen borstholte en buikholte.
- De buikspieren aan de voorkant
- De bekkenbodem aan de onderkant
In de buikholte hebben we ook een buikvlies, dit wordt ook wel het
peritoneum genoemd. Het buikvlies heeft 2 lagen:
1. De buitenste laag; pariëtale buikvlies
2. Binnenste laag; viscerale buikvlies
De buikvliesholte is een ruimte tussen 2 lagen van het buikvlies. Een andere naam voor
buikvliesholte intraperitoneale holte.
8.1.6 binnen en buiten de buikvliesholte
Er liggen organen in de buikvliesholte. Dit noemen we de intraperitoneale organen. Dat
betekent dat het buikvlies hier helemaal of voor een omheen zit. Kijk voor organen blz. 261.
Organen buiten de buikvliesholte noemen we extraperitoneale organen. Dit betekent dat
het buikvlies hier niet omheen zit. Kijk voor organen blz. 261 en 262.
8.1 het spijsverteringstelsel
8.1.1 inleiding
Het spijsverteringstelsel zijn een groep organen die samenwerkt om ons eten verwerken en
bruikbare stoffen op te nemen. Er zitten verschillende organen in het spijsverteringstelsel:
- Mond
- Slokdarm
- Maag
- Lever
- Galblaas
- Alvleesklier
- Dunne darm
- Dikke darm
Door te eten krijgt je lichaam energie, maar ook bouwstoffen.
Verschillende bouwstoffen zijn: eiwitten, vetten en vitaminen. Je
bouwstoffen gaan naar je spieren en andere bouwstoffen zorgen
voor je cellen. Wanneer je eten wordt klein gemaakt zodat het opgenomen kan worden
door het lichaam noemen we dit het spijsverteringsproces. Stoffen die je lichaam niet
gebruikt en dus het lichaam weer verlaten worden afvalstoffen genoemd.
(Bekijk de pp voor extra info en filmpjes)
8.1.2 de spijsvertering
Het lichaam heeft bouwstoffen nodig voor het aanmaken en herstellen van de cellen. Ook
heeft het lichaam brandstoffen nodig, deze zijn nodig om je lichaam energie te geven. In het
spijsverteringskanaal zitten stoffen die helpen bij de spijsvertering, zoals hormonen:
- Enzymen: dit zijn eiwitten die een bepaalde reactie opstarten of juist versnellen.
Als je eten eenmaal de maag bereikt zitten hier de maagsappen. Deze maagsappen zorgen
ervoor dat je eten nog kleiner wordt gemaakt. Vervolgens komt dit in je dunne darm te
recht. In de tijd dat het naar de dunne darm is gegaan hebben alvleeskliersappen en de
galblaassappen zich ook toegevoegd. Het bloed neemt de voedingstoffen op voordat het
naar de dikke darm gaat. Eenmaal in de dikke darm wordt er nog zout en vocht opgenomen.
Dit zijn de laatste stoffen die eruit worden gehaald. Het laatste wat overblijft is je ontlasting.
8.1.3 opbouw wanden
De maag en darmen lijken heel erg op elkaar. Ze hebben allebei een aantal lagen die op
elkaar lijken.
- Slijmvlieslaag: dit is de binnenste laag, ook wel mucosa genoemd.
Epitheelweefsel bedekt de open ruimte van de maag en de darm. Epitheelweefselcellen zijn
speciale cellen die heel dicht op elkaar liggen.
- Bindweefsel: word ook wel lamina propria genoemd. Weefsel geeft steun en bevat
bloedvaten.
- Spierweefsel: word ook wel muscularis mucosa. Loopt niet recht door en dit komt
door het spierweefsel.
- Middelste bindweefsellaag: word ook wel submucosa genoemd. In deze laag zitten
bloedvaten, lymfevaten en zenuwen.
Lymfevaten: lymfevaten vechten tegen bacteriën en virussen.
, - Spierlaag: word ook wel de muscularis propria genoemd. Deze laag zorgt ervoor dat
de darmen en maag samen worden geknepen en hierdoor kan het eten gekneed
worden en vervoerd worden.
Het naar beneden voeren van voedsel noemen we peristaltiek.
- Buitenste bindweefsellaag: word ook wel serosa genoemd. Deze wand bedekt de
darm en maag.
8.1.4 bloedvoorziening
Het lichaam heeft 2 soorten bloed:
- Arterieel bloed: dit is het zuurstofrijke bloed en loopt vaak door slagaders
- Veneus bloed: dit is zuurstofarm bloed en loopt vaak door de aderen.
In het lichaam hebben we ook de grote lichaamsslagader, deze wordt ook wel aorta
genoemd. Het deel van de aorta wat door de buik loopt heet: abdominale lichaamsslagader.
Deze slagader zit vol met zuurstof en brengt dit naar het verteringsstelsel doormiddel van
aftakkingen van bloedvaten van de aorta.
3 aftakkingen van de abdominale lichaamsslagader:
1. Ingewandslagader truncus coeliacus
2. Bovenste darmslagader arteria mesenterica superior
3. Onderste darmslagader arteria mesenterica inferior
De truncus coeliacus wordt weer gesplitst 3 korte slagaders:
1. Maagslagader: arteria gastrica
2. Leverslagader: arteria hepatica
3. Miltslagader: arteria lienalis
De arteria mesenterica superior geeft zuurstofrijk bloed aan onder meer de:
- Alvleesklier
- Dunne en dikke darm
De arteria mesenterica inferior geeft bloed aan de dunne en dikke darm.
De aders lopen vanuit de spijsverteringsorganen allemaal naar de poortader de vena
portae. Het einde van de vena portae zit in de lever, waardoor alle voedingstoffen die in het
veneuze bloed zitten in de lever terecht komen.
8.1.5 het buikvlies
Grenzen van de buikholte zijn:
- De wervelkolom aan de achterkant
- Het middenrif aan de bovenkant. Ook wel diafragma genoemd. Dit is
een dikke spier tussen borstholte en buikholte.
- De buikspieren aan de voorkant
- De bekkenbodem aan de onderkant
In de buikholte hebben we ook een buikvlies, dit wordt ook wel het
peritoneum genoemd. Het buikvlies heeft 2 lagen:
1. De buitenste laag; pariëtale buikvlies
2. Binnenste laag; viscerale buikvlies
De buikvliesholte is een ruimte tussen 2 lagen van het buikvlies. Een andere naam voor
buikvliesholte intraperitoneale holte.
8.1.6 binnen en buiten de buikvliesholte
Er liggen organen in de buikvliesholte. Dit noemen we de intraperitoneale organen. Dat
betekent dat het buikvlies hier helemaal of voor een omheen zit. Kijk voor organen blz. 261.
Organen buiten de buikvliesholte noemen we extraperitoneale organen. Dit betekent dat
het buikvlies hier niet omheen zit. Kijk voor organen blz. 261 en 262.