Trainingsleer
Hoofdstuk 2 t/m 7 + 9, 10, 13, 14
Vragen:
⁃ Wat is nou een voorbeeld van negatieve krachttraining en wat positief
Concentrisch is positief tegen zwaartekracht in. Spier verkorten
Negatieve fase is excentrisch en gaat met zwaartekracht mee, je bent hier
sterker. Door in de positieve fase geholpen te worden, ben je een negatieve
krachtmethode aan het toe passen. Spieren verlengen.
⁃ Voorbeeldvragen over SCC en Rate of Force Development
SCC gaat over het elastische vermogen van de spier pees combinatie. Als je
iets gooit of sprint. Als je landt zet je je benen schrap en worden de spieren
en pezen even kort opgerekt. Als een elastiek neem je dan tijdelijk energie
op. Als je je vervolgens weer afzet wordt deze energie gebruikt. Het is steeds
absorberen en afzet. Bij plyocentrische oefeningen ben je aan het trainen dat
deze cyclus door blijft gaan, dus impact (excentrisch absorberen naar
concentrisch)
Rate of Force development gaat puur om het vermogen van de spier om in
zo’n kort mogelijke tijd kracht te genereren. Hoe sneller je een spier op zijn
topkracht krijgt, hoe krachtiger en explosiever je bent. Dit kun je dus trainen
om van 3 sec. Naar 2 sec. Te gaan dat de spier op zijn piek is.
⁃ Voorbeeldvraag over die maximale kracht type I en type II
Laagdrempelige spiervezels, type 1 gaan als eerste meewerken. Vervolgens
als je m niet omhoog krijgt, gaan er meer motorunits aan. Als dit niet lukt
gaan de type 2 vezels aan (luie vezels)
1 spiervezel bestaat uit verschillende sarcomeren. Ook wel de bouwsteen van
een spier. Spiervezel zit in een spierbundel en meerdere spierbundel vormen
en spier. Actine filamenten schuiven over de myosine filamenten en dan
verkort de spier zich.
spier-->spierbundel-->spiervezel-->myofibril-->sarcomeer
Motor neuron stuurt de spieren aan
Sprinters hebben snelle vezels, type 2
Duurlopers hebben langzame vezels, type 1
Snelle vezels type 2
⁃ Minder goed doorbloed
⁃ Wit
,⁃ anAerobe capaciteit groot
Langzame vezels type 1
⁃ Meer doorbloeding
⁃ Rood
⁃ Veel efficiënter
⁃ aërobe capaciteit groot
Verhouding van de snelle en langzame vezels zijn vrij genetisch bepaald.
Vooral de snelle vezels zijn genetisch bepaald. Langzame vezels kun je
trainen, snel ben je of niet.
Energielevering
⁃ Het vermogen —> hoeveel energie kan je per tijdseenheid leveren
⁃ Capaciteit —> hoelang hou je het vol
Bolt heeft een groter vermogen, maar lagere capaciteit dan een duurloper.
Voetballers hebben een combi nodig van beide. Handbal weer meer
vermogen en minder capaciteit.
Energiebron is ATP
⁃ ATP wordt gesplitst in ADP + P + energie. Die energie wordt gebruikt
om samen te trekken. De hoeveelheid ATP in spier is goed voor 2 a 3
seconden. We nemen energie op om ATP om te zetten in ADP + P + energie.
De energie die vrij komt wordt weer gebruik om de ADP + P om te zetten in
ATP. Op deze manier is dit een oneindige cirkel.
⁃ Aanvullen ATP —> Anaeroob a-lactisch, Anearoob lactisch en Aeroob
,De eerste fase om ATP aan te vullen is Anearoob a-lactisch. Pas hierna
komen de andere systemen op gang. Zonder zuurstof en tussen de 0 tot 10
seconden.
Dit systeem (tweede fase) is anaerobe lactische systeem. Deze treedt dus na
10 seconden in werking. Bij dit systeem ontstaat er een bijproduct, namelijk
melkzuur.
, Het laatste systeem dat in werking treed is de aerobe energielevering. Levert
ontzettend veel ATP op. Hierbij kan zowel glycogeen als vetzuren gebruikt
worden.
Hoofdstuk 2 t/m 7 + 9, 10, 13, 14
Vragen:
⁃ Wat is nou een voorbeeld van negatieve krachttraining en wat positief
Concentrisch is positief tegen zwaartekracht in. Spier verkorten
Negatieve fase is excentrisch en gaat met zwaartekracht mee, je bent hier
sterker. Door in de positieve fase geholpen te worden, ben je een negatieve
krachtmethode aan het toe passen. Spieren verlengen.
⁃ Voorbeeldvragen over SCC en Rate of Force Development
SCC gaat over het elastische vermogen van de spier pees combinatie. Als je
iets gooit of sprint. Als je landt zet je je benen schrap en worden de spieren
en pezen even kort opgerekt. Als een elastiek neem je dan tijdelijk energie
op. Als je je vervolgens weer afzet wordt deze energie gebruikt. Het is steeds
absorberen en afzet. Bij plyocentrische oefeningen ben je aan het trainen dat
deze cyclus door blijft gaan, dus impact (excentrisch absorberen naar
concentrisch)
Rate of Force development gaat puur om het vermogen van de spier om in
zo’n kort mogelijke tijd kracht te genereren. Hoe sneller je een spier op zijn
topkracht krijgt, hoe krachtiger en explosiever je bent. Dit kun je dus trainen
om van 3 sec. Naar 2 sec. Te gaan dat de spier op zijn piek is.
⁃ Voorbeeldvraag over die maximale kracht type I en type II
Laagdrempelige spiervezels, type 1 gaan als eerste meewerken. Vervolgens
als je m niet omhoog krijgt, gaan er meer motorunits aan. Als dit niet lukt
gaan de type 2 vezels aan (luie vezels)
1 spiervezel bestaat uit verschillende sarcomeren. Ook wel de bouwsteen van
een spier. Spiervezel zit in een spierbundel en meerdere spierbundel vormen
en spier. Actine filamenten schuiven over de myosine filamenten en dan
verkort de spier zich.
spier-->spierbundel-->spiervezel-->myofibril-->sarcomeer
Motor neuron stuurt de spieren aan
Sprinters hebben snelle vezels, type 2
Duurlopers hebben langzame vezels, type 1
Snelle vezels type 2
⁃ Minder goed doorbloed
⁃ Wit
,⁃ anAerobe capaciteit groot
Langzame vezels type 1
⁃ Meer doorbloeding
⁃ Rood
⁃ Veel efficiënter
⁃ aërobe capaciteit groot
Verhouding van de snelle en langzame vezels zijn vrij genetisch bepaald.
Vooral de snelle vezels zijn genetisch bepaald. Langzame vezels kun je
trainen, snel ben je of niet.
Energielevering
⁃ Het vermogen —> hoeveel energie kan je per tijdseenheid leveren
⁃ Capaciteit —> hoelang hou je het vol
Bolt heeft een groter vermogen, maar lagere capaciteit dan een duurloper.
Voetballers hebben een combi nodig van beide. Handbal weer meer
vermogen en minder capaciteit.
Energiebron is ATP
⁃ ATP wordt gesplitst in ADP + P + energie. Die energie wordt gebruikt
om samen te trekken. De hoeveelheid ATP in spier is goed voor 2 a 3
seconden. We nemen energie op om ATP om te zetten in ADP + P + energie.
De energie die vrij komt wordt weer gebruik om de ADP + P om te zetten in
ATP. Op deze manier is dit een oneindige cirkel.
⁃ Aanvullen ATP —> Anaeroob a-lactisch, Anearoob lactisch en Aeroob
,De eerste fase om ATP aan te vullen is Anearoob a-lactisch. Pas hierna
komen de andere systemen op gang. Zonder zuurstof en tussen de 0 tot 10
seconden.
Dit systeem (tweede fase) is anaerobe lactische systeem. Deze treedt dus na
10 seconden in werking. Bij dit systeem ontstaat er een bijproduct, namelijk
melkzuur.
, Het laatste systeem dat in werking treed is de aerobe energielevering. Levert
ontzettend veel ATP op. Hierbij kan zowel glycogeen als vetzuren gebruikt
worden.